'Het is me niet mogelik een mening juist te vinden, omdat ze aangenaam is'
(2000)–Marcellus Emants– Auteursrechtelijk beschermdBrieven van Marcellus Emants aan Gonne Loman-van Uildriks, 1904-1909
[pagina 61]
| |
13
| |
[pagina 62]
| |
len ontsnappen aan ons egoïsme zou het toch veel verstandiger zijn, dat wij besloten allebei niet meer te willen leven. Op die manier zou de ontsnapping veel deugdeliker zijn. Buddha heeft nog altijd gelijk zo min mogelik voor je zelf begeren, dat is het beste. Begeren voor een ander is ten slotte toch ook een begeren voor je zelf. Begeer dus hier in 't geheel niet. Evenwel... doe 't maar eens. De natuur houdt je vast met allerlei instinktieve neigingen. Voortdurend worden je droombeelden voorgespiegeld. Voortdurend wordt [sic] je misleid. U noemt het kinderachtig en dom verbitterd te zijn jegens een almacht, die ons niet zegt naar welk doel we moeten streven. Ik neem geen almacht aan. Mij komt die hypothese zinledig voor. Maar zeker zou ik de almacht idioot moeten noemen, die verlangde dat wij naar een onbekend [doel] zouden streven. Zo iets is gewoon onzin. Als ik op reis ga zonder te weten waarheen ik moet of wil gaan, voor welke spoorlijn moet ik dan mijn biljet nemen? Ik kan alleen in zo verre een doel aannemen als misschien het leven in zijn geheel zich min of meer (zeer min) duidelik bewust is van naar een zeker punt te evolueren. Dit doel kan dan evenwel geen individueel doel zijn, maar is m.i. juist het algemeen-niet-meer-willen-leven = de ondergang van het instinkt of van de levenswil. U zegt: wie mildelik geeft enz.Ga naar eind77 Daar merk ik in de praktijk niets van. In de Bijbel staat echter: van wie niet heeft zal genomen worden.Ga naar eind78 Die dwaasheid wordt inderdaad zoveel mogelik tot werkelikheid gemaakt.Ga naar voetnoot* U zegt: de zelf-arbeidende bezit op zijn gebied over een ervaring, die anderen missen. Dat zal wel waar zijn, maar... als hij nu met die ervaring ook maar... op zijn gebied blijft, U vindt het dus niet mooi, maar eenvoudig prakties je groot te houden in ellende of smart. Nu ja, daar kan ik in komen, maar de mensen vinden 't mooi. Dat noem ik dwaas. U benijdt het geluk van Dr Vitus BruinsmaGa naar eind79 niet. Och, niemand benijdt het geluk van een ander. Op de keper | |
[pagina 63]
| |
Omslag van Edwin A. Abbott, Platland. Een roman van
vele afmetingen. Door een vierkant. 4e
druk, J. Emmering, Amsterdam 1920.
beschouwd willen de mensen wel altijd iets van anderen hebben (geld, schoonheid, jeugd, gezondheid) maar nooit wil iemand met pak en zak oversteken. Dit bewijst wel, dat alleen het domme instinkt ons betrekkelik tevreden met ons zelf doet zijn. De strijd van sommige mensen voor aanstellerige eenvoud | |
[pagina 64]
| |
vind ik al even zot als de strijd voor het tegendeel. De werkelik eenvoudige is, dunkt mij, van zelf... natuurlik en valt dan noch door iets opzichtigs, noch door iets gedwongen eenvoudigs in het oog. Waarom niet leven en laten leven? zegt u. Ja, dat ben ik geheel met u eens. Gesteld eens, dat zo'n drijver voor zijn eigen mening volkomen zijn zin kreeg, wat zou de wereld er aan verveling door vooruitgaan! Mijn enige broerGa naar eind80 is aan tuberculose gestorven, evenals mijn enige zuster.Ga naar eind81 Toch was er geen tuberculose in de famielie. Ik ben de enige van al zijn kleinkinderen die mijn grootvaders jicht erfde. Op de wetten van de natuur valt ook al niet te rekenen. Ondertussen krijg ik voor mijn jicht de tegenstrijdigste raadgevingen. Koud en warm water, geen eieren, juist alleen eieren, veel zweten, niet zweten enz. enz. Gelukkig kan ik behalve mosterd, rode kool en suikerijlofGa naar eind82 zowat alles eten. Ik heb dus in 't geheel [geen] moeite mij van enkele dingen te onthouden. Evenwel - op reis zal de zaak lastiger worden. Natuurlik niet op de grote plaatsen, waarheen de Heer Lohman [sic] uitsluitend schijnt te reizen, maar in de bergen of in Tunis, Algiers en dergelike landen. En dan is het nog hard de vraag of al die maatregelen iets zullen baten. Tegen erfelike kwalen baat meestal niets. Dank voor uw belangstelling in de toestand van mijn vrouw. Zij kan nu - met omzwachtelde benen - wel weer lopen, maar in orde zijn die benen nog in 't geheel niet. Zij moet nog gemasseerd en geëlektrieseerd worden. Bovendien moet de tijd haar te hulp komen. Die helpt altijd, al helpt ie ten slotte je verder dan je verlangt. Intussen teken ik hoogachtend: Marc. Emants |
|