'Het is me niet mogelik een mening juist te vinden, omdat ze aangenaam is'
(2000)–Marcellus Emants– Auteursrechtelijk beschermdBrieven van Marcellus Emants aan Gonne Loman-van Uildriks, 1904-1909
10
| |
[pagina 52]
| |
ontdekt, dat ik jicht heb, een erfenis van mijn grootvader, die mij nog meer familiezwak geeft dan ik toch al had. Ik drink water, ik baad en ik word gemasseerd oftewel gefolterd. Of ik van reizen houd? O, ik kan 't niet laten, hoewel ik niets doe dan me ergeren en gebrek lijden. Ik ben al eens de wereld om geweestGa naar eind58 en ik zou 't wel weer willen doen. Maar wat een ellende, wat een ellende! Daar ziet u nu uit welk verschil er is tussen de inblazingen van het instinkt (ook wel gevoel genoemd) en de raadgevingen, de inzichten van het verstand. Ook uw brief is gevuld met dit verschil. U is goed, u wil goed zijn, u voelt altruïsties, ja wel; maar... u schuwt de nabijheid van anderen. Uw gevoel verzet zich tegen uw verstand en nu poogt u het verstand afbreuk te doen door te zeggen, dat het toch niet doorgrondt... het mysterie. Maar het gevoel doorgrondt in 't geheel niets en het verstand doorgrondt hoe langer hoe meer de wereld der verschijnselen, de enige waarmede wij hebben te maken. En dan hoe onbetrouwbaar is het gevoel. Welke liefde blijft... blijft gelijk ze was? Mijn moeder wil geen termometer in haar kamer hebben, omdat... ze instinktief beseft, dat haar gevoel voortdurend verandert. Waarom wij niet als de blommekens kunnen zijn? Och, 't lijkt me zo duidelik. De menselike evolutie is de ontwikkeling van zijn verstand en van niets anders. Met dat verstand moeten we leren inzien, dat het leven een onzinnigheid is. En hebben we dat eenmaal ingezien, dan zal de dwaze tragi-komedie wel van zelf ophouden. Voor het ogenblik overheerst het instinkt nog veel te veel. U vraagt of 't me troost gaf na de dood van mijn vrouw te denken: es ist nichts. Neen, maar 't gaf me wel troost dit vroeger gedacht te hebben. Ik was nu op het ergste veel beter voorbereid. Nur Mut, die Sache wird schon schief gehen. U zegt: geluk verstompt en verhardt, dus... moeten we | |
[pagina 53]
| |
smart zoeken. Ik zou zeggen: dus... moeten we geluk zoeken. Ik geloof evenwel, dat we voorlopig alleen kunnen trachten met ons verstand te begrijpen wat ons instinkt onweerstaanbaar zoekt. En dan blijkt die zaak lang niet zo eenvoudig te zijn als u met uw... ja, waarmee?... denkt. Ik vind volstrekt niet, dat u zo vreemd is. De meeste mensen zijn vreemd; maar ze missen doorgaans èn de moed èn de lust èn het talent om zich zelf te doorgronden. Jan Veth, ca. 1915. (Collectie Letterkundig Museum.)
| |
[pagina 54]
| |
Het vers van VethGa naar eind59 vind ik zeer mooi. Het doet beter begrijpen dan een ellenlange omschrijving. Ik kende 't niet. Amelioration of human life zoeken we allemaal. We vinden wat geluk betreft... het tegendeel. En zo moet het ook zijn, willen wij eens het einddoel bereiken. U denkt anders. Ik weet 't; maar kan u de Kristelike hemel u anders voorstellen dan als een eeuwigdurende verveling? Ik niet. Hoogachtend teken ik: Marc. Emants |
|