'Het is me niet mogelik een mening juist te vinden, omdat ze aangenaam is'
(2000)–Marcellus Emants– Auteursrechtelijk beschermdBrieven van Marcellus Emants aan Gonne Loman-van Uildriks, 1904-1909
[pagina 38]
| |
6
| |
[pagina 39]
| |
Ik heb niet gezegd, altans niet bedoeld, dat men aan een gebouw zijn bestemming moet kunnen zien, maar wel, dat een gevel de uitspraak van het inwendige moet wezen. Zie de Griekse en Gothiese gevels. Het Centraal stasionGa naar eind30 vind ik een duister, konventioneel, niets zeggend lor. De goedige Gijsbrecht van de Beurs lijkt me minder gestylizeerd dan wel aanstellerig kinderachtig houterig gemaakt (vergelijk boven het gezegde over kinderachtig doen). Gebouwen, die ik mooi vind zijn in 't algemeen de Griekse tempels en de echt Gothiese kerken. Daarin zie ik het duidelikst het geheel zich ontwikkelen uit één beginsel en de uitwendige vorm worden tot de uitspraak van het inwendige. Van andere gebouwen bewonder ik meer de onderdelen dan het geheel. Uw zoon kan niet meer aan koude voeten lijden dan ik. Een afdoend middel heb ik nooit kunnen vinden. Veel beweging en veel rondplassen in koud water met beweging of verwarming in bed daarna, komt me nog het best voor. U kan aardig versjes maken. Waarom heeft u dat talent niet verder ontwikkeld en er een gebruik van gemaakt voor het openbare leven? U denkt over het pessimisme gelijk veel mensen en m.i. onjuist. Pessimisme is geen gemoeds- maar een verstandszaak. Het is de op waarneming en zelfs berekening gevestigde overtuiging, dat het leed in de levens van verreweg de meeste mensen het genot moet overheersen. Hierbij komt dan nog het inzicht, dat dit erger moet worden naarmate het verstand er meer toe komt, de balans van het leven eens op te maken en dat in deze het instinkt het leven in stand houdt terwijl het verstand de domheid van dit streven doet inzien. Deze overtuiging dempt het verdriet, omdat zij er op voorbereidt en het als noodzakelik leert beschouwen, maar dempt ook de vreugde, omdat zij belet zonder bijgedachten te genieten. In mijn ogen is een optimist een blinde. Wie het leven liefheeft moet vreselik opzien tegen de dood; wie het niet liefheeft lijdt door het leven zelf. Nodig is een zekere | |
[pagina 40]
| |
dosis van onverschilligheid. Pessimisme is echter nooit mopperij ofschoon men dit gelooft. U noemt dofheid doods en vreselik. Ik ben niet dof; maar 't is de vraag of dofheid voor de patiënt zelf onaangenaam is. Idioten zijn meestal niet ongelukkig. Schopenhauers Wille vergaat niet, maar keert zich om tot niet-meer-willen-zich-objektiveren.Ga naar eind31 Houden van...? Mevrouw, ik ben juist onverschillig genoeg geworden om nog de dwaasheid te kunnen hebben van één mens te houden. Vindt u 't vreemd dat mijn vrouw die persoon is? Maar uw opmerkingen zijn merkwaardig genoeg om me belang in te boezemen. Hoogachtend: Marc. Emants |
|