| |
| |
| |
Ontgocheling.
‘Waarom,’ vroeg eindelik de oude heer, ‘wil je me nu wijsmaken, dat tussen jou en Leida alles nog net zo is als voor je reis?’
‘Waarom wil u me 't tegendeel opdringen?’
‘Ik zou kunnen antwoorden, omdat op dit ondermaanse niets blijvend is. Alles verandert en dus...
‘Nu ja.... in die zin....’
‘Schijn jij toch de verandering, die er gekomen is in je verhouding tot je vrouw, niet te willen erkennen.’
‘Omdat u zo hardnekkig vasthoudt aan uw vermoeden... uw onjuist vermoeden.... ik herhaal 't.... dat Leida in mijn afwezigheid iets verkeerds.... wat dan ook.... heeft uitgehaald. Hoe kan u zo iets van haar aannemen.... u, die haar kent.... die zelf altijd zo vriendschappelik... zo aardig met haar omgaat?’
‘Maar m'en jongen, dat 'en vrouw eens iets verkeerds... iets, wat nu eenmaal verkeerd heet.... uithaalt, is toch geen reden om van dat ogenblik niet meer vriendschappelik.... niet aardig met haar om te gaan.’
‘Maar Leida heeft niets uitgehaald.... helemaal niets!’
‘Dus volgens jou zijn jullie voor elkaar en denken jullie over elkaar nog altijd als vóór je reis 'et geval was.’
‘We leven in de beste verstandhouding.’
‘Dat wil ik aannemen; maar verstandhouding.... verstandhouding.... Juist dat woord zou je niet gebruiken, als er in die zogenaamde verstandhouding geen verandering was gekomen. Probeer toch niet voortdurend me zand in de ogen te strooien! Mijn hemel, wie de vijf kruisjes achter de rug heeft, tweemaal in 't huweliksbootje plaats heeft genomen en als advokaat de nodige echtscheidingen te
| |
| |
behandelen kreeg; die weet wel hoe getrouwde lui spreken en doen, wanneer ze beginnen wakker te woorden uit hun roes of droom; sommigen zeggen: wanneer ze beginnen te genezen van hun tijdelike krankzinnigheid. Leida heeft jou bij je terugkomst 'en teleurstelling bereid. Dat praat je mij niet uit 'et hoofd. Zeg me nu alleen nog maar waarin die teleurstelling bestond. Heeft ze dan misschien te veel geld uitgegeven.... nodeloze inkopen gedaan.... 'en goeie meid weggezonden?’
‘Ach, wel meen! Wat zou dat me ook kunnen schelen? Was er werkelik iets gebeurd.... iets verkeerds gebeurd, dan.... ja, dan zou de schuld uitsluitend bij mij liggen; want... .maar er is niets gebeurd, niets.... en toch....’
‘Want.... en toch.... Als je die zinnen eens afmaakte, eer je verder ging.’
‘Nu ja. Eigenlik is 't ook beter, dat ik u alles haarfijn uitleg. Wie weet wat u anders nog gaat denken. Maar.... wees nu niet verwonderd, als ik u geen enkel feit van enige betekenis heb mee te delen. De hele zaak komt neer óp 'en.... hoe zal ik 'et noemen.... 'en.... ja....’
‘Verdiep je maar niet in 't zoeken naar 'en naam. Die komt later wel van zelf. Wat is er dus voorgevallen?’
‘Voorgevallen is er.... niets! Hoe dikwels moet ik u dat zeggen?’
‘Wat beduidt dan je “en toch”?’
‘Heel de tijd, die ik in Indië door moest brengen, heb ik maar één verlangen gehad: Leida.... Leida!.... De interessante reis, die zo menigeen me benijd heeft.... al was 't dan ook 'en gedwongen reis voor zaken.... ik heb er weinig of niets van genoten. Ja, als ik 'em met Leida had kunnen doen! Maar zo alleen.... Ik zag al de mooie, vreemde, merkwaardige dingen wel.... ik prentte ze ook wel in m'en geheugen; maar ach, ze lieten me zo onverschillig, zo koud. M'en hart was bij Leida. Voor al wat ik te zien kreeg, drong haar gezichtje zich in. 'et Was ook waarlik niet te verwonderen; we waren immers pas even drie maanden getrouwd. Genoten.... neen, genoten heb ik niet. Misschien ga ik nu genieten.... van de herinnering. Op reis verlangde ik steeds naar 't einde....
| |
| |
m'en terugkomst bij haar in de gezelligheid van ons pasbetrokken huis. Toen ik dan ook eindelik en ten laatste weer op de boot stond, die me naar Europa terug zou voeren, begon ik terstond de dagen, ja de uren af te tellen, die me scheidden van.... haar. - Nu was op die boot toevallig ook Suze Damberts.’
‘A; daar hebben we 't.’
‘Neen; daar hebben we 't niet.... juist niet!’
‘Met Suze heb je toch vroeger zo'n beetje geflirt.’
‘Ach, wel neen! Aan flirten heb ik altijd 'en hekel gehad. Dat ik er ernstig over gedacht heb Suze te trouwen, is waar en.... heb ik ook tegenover Leida nooit ontkend; maar.... dat is iets heel anders, niet waar? Leida had ik toen nog nooit gezien en Suze, die mooi is.... elegant.... rijk.... geestig, heeft veel aantrekkeliks. Dat zal iedereen moeten toegeven.’
‘Maar ze haalde je al te duidelik aan en bereikte daarmee juist 'et tegendeel van 't geen zij.... en destijds ook jij.... wenste.’
‘Nu.... zo erg is dat aanhalen niet geweest. Neen; de zaak was, dat ik haar langzamerhand beter had leren kennen en....’
‘Daar kon de liefde niet tegen. Beste jongen, daar kan de liefde nooit tegen en dat karakteriseert juist 'et verschil tussen liefde en vriendschap. Beide trachten ze te begrijpen; maar naarmate ze hun doel benaderen, neemt de eerste af, de tweede toe.’
‘Dat lijkt me weer een van uw geliefkoosde paradoxen. Wat me van Suze niet beviel, was.... ach, niet zo'n erge fout; maar.... iets, dat me op den duur.... in m'en vrouw.... toch niet aan zou staan.... 'en zekere luchthartigheid....’
‘Zeg: lichtzinnigheid.’
‘Altans 'en gebrek aan ernst.’
‘Juister genoemd: behoefte aan pret.’
‘Uw uitdrukkingen zijn weer zo kras.’
‘Volgens jou; maar of Leida....’
‘O, die overdrijft nog erger.’
‘Heb je haar dat gezegd?’
| |
| |
‘Gezegd.... neen; maar wel laten merken.’
‘Dus zijn jullie nog in de periode van de misverstanden.’
‘Dat ik onrechtvaardigheden niet uit kan staan, weet ze anders heel goed.’
‘Als jij maar begrijpt, dat Leida in dit geval jouw streven naar rechtvaardigheid voor 't minst gevoelt als een on-rechtvaardigheid jegens haar.’
‘Waarom? Ik heb haar toch de voorkeur gegeven.’
‘Gegeven is voor 'en vrouw niet voldoende; ze moet die voorkeur ook behouden. Ze wil voortdurend triomferen. Maar.... revenons á nos moutons. Op de boot ben je toen met Suze weer wat.... wat intiemer geworden.’
‘Geen sprake van! Dat ik 'et vooruitzicht van de reis met haar te kunnen maken aangenaam vond.... o, ja. Van 't hele gezelschap was zij de enige, die ik kende en.... al heb ik haar niet tot vrouw gewild, ik vond haar toch wel aardig.... zeker......... en vooral geschikt om me de lange dagen van 'en zeereis te helpen korten. Maar alles is heel anders gelopen; want na de twee eerste reisdagen.... en uitgezonderd gedurende de vaart door de Rode Zee.... toen al de reizigers door de hitte te loom waren om zelfs maar te kunnen spreken.... ben ik zo afschuwelik zeeziek geweest, dat ik m'en hut.... ja, m'en bed niet heb kunnen verlaten. Zelfs durfde ik me in dat bed niet eens omdraaien!’
‘Wat 'en heilzame zeeziekte!’
‘Maar heus zo onnodig, vader. Al die lange dagen en slapeloze nachten heb ik alleen Leida voor me gezien, geen ander verlangen gehad dan, bevrijd van m'en ellende, Leida weer in m'en armen te mogen nemen, Leida weer... ik spaar u de rest. Altijd zag ik ze in ons kleine huis. Ik volgde ze in haar bezigheden van 's morgens vroeg tot 's avonds laat en wanneer ik dan bedacht, dat ze in den Haag in 't geheel geen famielie en maar een paar kennissen.... mijn ouwe kennissen.... bezat, dat ze nog o zo weinig afwist van 't leven en al z'en klippen, dat ze na de dood van haar moeder in den Haag niet één echte vriendin had, tot wie ze zich in intieme of huishoudelike aangelegenheden om raad en voorlichting zou kunnen
| |
| |
wenden.... dan welde er altijd zo'n diep, diep medelijden in me op. Wil u geloven, dat ik in m'en hut meer dan eens stil heb liggen schreien, hoewel ik toch zo goed als zeker wist, dat er in 't geheel geen reden voor was. Want.... in geval van nood zou u immers wel raad hebben geschaft. Maar uit de verte gezien leek ze me nog jonger, nog teerder, nog hulpbehoevender dan ik ze altijd had gevonden en....’
‘En dat diepe medelijden had je.... zó graag.’
‘Zó graag? Vindt u medelijden dan geen.... hoe zal ik 'et zeggen.... geen pijnlik gevoel?’
‘Zeker; maar in pijn ligt ook wel eens genot.’
‘Voor mij niet, hoor! Wel.... ja, dat is waar.... je liefdegevoel wordt er nog warmer, nog inniger door. Door het medelijden, bedoel ik. Je denkt er altijd bij: was ik maar weer bij haar om haar te helpen, te troosten, te beschermen.... Wat zal ze naar me verlangen! Toch leef je ondertussen in 'en voortdurende angst. Er kon haar iets overkomen.... u kon toevallig net uit de stad zijn.... altans niet terstond bij de hand. Maar.... ik keer terug tot m'en verhaal. Eindelik stond ik dan weer te Genua op vaste bodem en....’
‘En kon je Suze....’
‘Ach, wel neen, vader! Met Suze heb ik haast geen woord meer kunnen wisselen. U kan u geen voorstelling maken van zo'n aankomst te Genua. Amper ligt de boot stil, of je hebt de handen vol met je te verweren tegen het havenrapalje. Ze rukken je 't goed uit je vingers, smijten met je koffers of 'et keistenen waren, bewijzen je allerlei ongevraagde diensten, schreeuwen, tieren, liegen, bedriegen, zetten je af, jouwen je uit.... ik zou de man wel eens willen zien, die in dat spektakel nog aan flirten kan denken. De gezondste mens wordt er al half gek van zenuwachtigheid, ergernis, woede; kom je er dus, ondermijnd door de zeeziekte, meer dood dan levend aan, dan vergeet je zelfs de eenvoudigste regelen van beleefdheid. Je maakt je zo gauw mogelik uit de voeten en verlangt maar één ding: aan te komen in je hotel om je te kunnen wassen, wat te eten en.... eindelik eens rustig te kun- | |
| |
nen.... slapen. En toen ik de volgende morgen uitgerust wakker werd, toen ik uit m'en raam in de heerlik-groene tuin van het overigens lang niet heerlike Eden-hotel keek, was m'en eerste gedachte weer: Leida.... Leida! En al de verrukkelike bloemperken in die tuin waren niet bij machte m'en heimwee te verdrijven naar de Hollandse lente. Misschien was die ginds nog erg flets en guur; maar in me voorgevoelde ik er de loom-makende zwoelte van, vol verlangens naar zachte omarmingen, gefluisterde lieve woordjes, innige warme zoenen. Het uur, dat me restte na 't ontbijt gebruikte ik om al m'en kado'tjes nog eens uit te pakken en te bekijken: het eigenaardige gebatikte schilderstuk van Ardjoeno en zijn trawanten, de koperen, fijn-versierde kannetjes, de uitgesneden houten lijsten, de gevlochten mandjes.... u heeft 'et allemaal gezien; u weet hoe blij ik was zo veel moois voor Leida te kunnen meebrengen. 'et Was alles nog gaaf en morgen zou ze 't bewonderend bekijken, me danken en.... gelukkig, heel gelukkig zijn. Ik hunkerde naar huis. Natuurlik zat ik al veel te
vroeg in de trein en wat reed die langzaam! Ik probeerde te lezen. Geen kwestie van! Aldoor dwaalden m'en gedachten af.... naar den Haag.... naar haar! Staren uit het raampje, staren zonder iets te zien was 't enige, dat ik doen kon. Uit Basel verzond ik 'en telegram en toen begon ik weer af te tellen: nog zoveel uren, zoveel minuten. Uit Keulen zond ik weer 'en telegram; uit Zevenaar seinde ik voor 't laatst, dat de trein presies drie uur vijftien in den Haag zou aankomen. Eindelik.... de reis had ontzettend lang geduurd.... liep de trein het stasion binnen. Ik keek uit....’
‘Menende in elke vrouwelike gedaante Leida te herkennen; maar Leida was er.... niet.’
‘Hoe weet u dat? Heeft zij u gezegd....?’
‘Geen woord. Ik zoek alleen nog steeds naar 'en reden voor je ontstemming.’
‘O; maar dan slaat u de bal toch weer mis; want op dat ogenblik was er van ontstemming geen sprake, 'en Beetje teleurgesteld.... nu ja, dat was ik wel.... ook weer bang; maar voor haar wegblijven vond ik dadelik
| |
| |
allerlei verontschuldigingen.... Dat ze me niet ten aanschouwe van zoveel mensen om m'en hals wou vallen.... dat ze verkouden was en niet uit mocht gaan.... dat ze in huis diende te blijven om toebereidselen te maken voor m'en feestelike ontvangst....’
‘Maar al die vermoedens waren onjuist. Er bleek 'en reden te bestaan, waaraan je niet gedacht hadt en dat....’
‘Geloof nu niet, dat ze me onhartelik ontvangen heeft. Het tegendeel is waar. Ik had m'en handtas nog niet neergezet, m'en parapluie nog niet uit de hand gegeven, of ze hing al lom m'en hals en zoende me.... zoende me....!’
‘Dat zijn weer biezonderheden, die je misschien beter deedt voor je zelf te houden. Waarom was Leida niet naar 't stasion gekomen? Dat is me nog...’
‘Niet duidelik. Natuurlik niet. Van Leida en mij dacht u alles te begrijpen, eer u nog iets wist. En nu ziet u in eigenlik niets van ons begrepen te hebben. Dat is 't gevolg, als je voor al, wat anderen overkomt, algemene regels klaar hebt, waaronder 'et geval onvermijdelik vallen moet. Wie achttien jaar is, doet dwaasheden. Wordt 'en mens verliefd, dan is ie tijdelik krankzinnig. Keert ie tot bezinning terug, dan blijkt ie zich vergist te hebben. Maar zo eenvoudig en zo regelmatig is 't leven nooit.’
‘Voor hem, die zich nog inbeeldt 'en uitzondering te zijn en uitzonderingen te beleven. Maar.... ga door met je verhaal.’
‘Nu.... Hoe blij.... met hoeveel geestdrift.... ik mag wel zeggen hoe hartstochtelik we elkaar ook omhelsd hadden.... zij zeker niet minder dan ik.... 'en ogenblik.... o, 'en deel van 'en sekonde maar.... hadden we elkaar toch vragend.... onderzoekend.... zelfs twijfelend in de ogen gekeken. Dat had ik heel goed van me zelf gevoeld.... van haar gezien.... en ik geloof zeker, dat zij diezelfde opmerking heeft gemaakt als ik. En zo kwam 't, dat we opeens niet meer wisten wat te zeggen. Er ontstond 'en stilte.... 'en gedwongen stilte, en die stilte.... ja, juist die stilte was 'et begin van m'en teleurstelling. - Leida nam me de handtas af; m'en para- | |
| |
pluie greep.... als ik me wel herinner.... Jansje....; we gingen samen zwijgend de eetkamer binnen.... Leida vooruit.... ik achter haar en ondertussen voelde ik hoe langer hoe duideliker, dat er iets.... wat wist ik niet.... tussen ons niet in orde was. Natuurlik kwamen we wel weer gauw aan 't praten.... over de reis, 'et weer.... huishoudelike zaken.... O, ja. En toen ik aan tafel zat.... met haar tegenover me en 'en mooie boeket seringen tussen ons in.... toen ik de boeljon.... die ze me zelve had gebracht.... opgelepeld en de beschuitjes gegeten had.... kwam er wel weer 'en grote vertedering over me en kreeg ik op nieuw zo'n innig medelijden. Ze had dan toch maar al die tijd in ons wel gezellig, maar klein en stil huisje eenzaam op me zitten wachten.... dag aan dag.... van de morgen tot de avond.... aldoor uitkijkend in onze doodse straat en niets anders horend dan de geluiden, die de onverschillige Jans maakte in de keuken. Ten minste.... dat dacht ik en.... 't was ook wel zo geweest.... altans vrijwel. O, u weet niet hoe diep treurig.... hoe melankoliek dat me stemde. Ik had genoten.... altans kunnen genieten.... voortdurend afleiding gehad.... nieuwe, mooie dingen gezien, terwijl zij zich had zitten verkniezen, als 'en non in 'en sel. - Ik dacht ook: wie weet, of weerzien niet altijd
teleurstelt.’
‘Natuurlik doet 'et dat. Alles, waarvan je iets verwacht, stelt teleur.... om de eenvoudige reden, dat alle verwachten is.... te veel verwachten.’
‘Dat bedoelde ik niet; maar wat je niet verwacht is: min of meer van elkaar vervreemd te zijn geworden en toch is dit 'et geval. Je hebt beiden je gemoed boordevol.... je zoudt allerlei lieve woorden willen zeggen.... lieve dingen willen doen en.... je zegt niets.... je doet niemendal. Je weet niet hoe te beginnen. 't Is of je niet durft.’
‘Dat is dan ook wel zo. Maar.... in alle geval was 't kwaad.... geleden.’
‘O, zeker. Dat was geleden.... we waren weer heelhuids bij elkaar en die zekere gedwongenheid.... ach, die trok ten slotte bij; maar.... toch....’
‘Daar zijn we dus weer aap je toch.’
| |
| |
‘Ja.... daar kom ik helaas op terug. Nadat we.... zoals ik zei.... gepraat hadden over de reis.... 'et weer... allerlei huishoudelike zaken, ontstond er op nieuw zo'n stilte... 'en stilte, die nog gedwongener was dan de eerste.... en die heel lang duurde.... zo lang, dat ik eindelik zeggen moest: wat is 't hier stil en wat zal in die vreselike stilte de tijd je erg lang zijn gevallen. Heb je je niet erg eenzaam.... zelfs ongelukkig gevoeld? Maar wat denkt u, dat ze antwoordde op 'en toon.... 'en toon die ik nooit zal vergeten, zo kil uitdagend.... ja, zo boosaardig klonk ie me in de oren? Ongelukkig? Hoe kom je er bij? Ik heb me best geamuzeerd.... uitstekend! Nagenoeg elke dag heb ik met Bets Drijver getied.... dan bij Lensvelt, dan in de Vette Hen, dan in Central.... overal. Minstens driemaal in de week zijn we ook 's avonds op de hort geweest.... naar komedies, konserten, bioskopen. Na afloop gingen we dan soeperen of wafelen eten, en kwamen laat.... soms heel laat met 'en auto t'huis. O, de tijd is letterlik omgevlogen. - Dat zei zie en 't verwonderde me maar, dat ze er niet bijvoegde: je hadt gerust nog langer kunnen wegblijven.... eigenlik spijt 'et me, dat er nu 'en eind is gekomen aan m'en heerlike tijd van vrijheid en plezier.’
‘Geloofde je d'an al wat ze zei?’
‘'t Eerste ogenblik.... zeker. Later.... ja, toen ben ik gaan begrijpen....’
‘Dat Leida op de een of andere manier, wat gehoord had van je samenzijn met Suze op dezelfde boot.... dat ze jaloers was geworden en nu.... om jou te tergen en zich zelf te wreken.... aan 't fantazeren was geslagen van en heel relaas van allerlei uitspattingen, waaraan ze in werkelikheid niet eens gedacht had. Heb ik 'et nog altijd mis?’
‘Neen; nu heeft u 't eens niet mis.’
‘A! Je ziet dus, dat de uitzondering toch eindigt met zich op te lossen in de regel. Maar toen heb je haar, hoop ik, flink uitgelachen.’
‘Uitgelachen?’
‘Natuurlik. Hoe wou je anders 'en.... laat ik maar zeggen: 'en onenigheid tussen man en vrouw weer in orde
| |
| |
brengen? Je bent toch niet op de fatale inval gekomen er ernst van te maken.’
‘Bleek er dan niet uit hoe ze gestemd was.... hoe ze me wantrouwde.... tot welke wraaknemingen ze zich gerechtigd achtte?’
‘Zeker; maar ook hoe jouw verliefdheid zich vergist had, toen je dacht te maken te hebben met 'en naïef, teerhartig, broos, hulpbehoevend schepseltje.’
‘Daar heeft u gelijk in. Ze was op eens 'en heelander mens voor me geworden.... 'en vrouw, die nog wel op Leida leek.... die haar zuster.... haar ouwere zuster had kunnen zijn; maar.... die toch Leida zelve niet.... altans niet meer was. En die nieuwe.... die nieuwe is ze.... ondanks alle ophelderingen.... gebleven.’
‘A.... is 't dat. Dus.... je medelijden.... je medelijden, waar je liefde behoefte aan had....’
‘Is weg. Ja.... glad weg. Ik weet nu, dat ze dat mede? lijden in alle geval niet verdient. Zij zal zich de kaas niet van haar brood laten eten. Zij wreekt zich. En hoe? Nog altijd is ze niet af te brengen van haar opvatting, dat mijn voornemen om ontrouw te worden.... zij 't dan ook niet lichamelijk.... bestaan heeft ten zeg ik zo'n verdenking te voelen als 'en belediging.... van haar evenveel vertrouwen te eisen als ik haar zelf gegeven heb, dan antwoordt ze, dat mijn vertrouwen voor haar eigenlik ook beledigend is, want dat jaloersheid zonder liefde niet bestaan kan; maar vertrouwen zonder liefde best, zelfs tussen de onverschilligste, koudste mensen.’
‘Waarop jij weer wat anders antwoordt, tot je elkaar woedend hebt gepraat. 'et Was te verwachten, want 'et was 't slechtste wat je doen kon.’
‘Hoezo?’
‘Wel, m'en jongen, als je ging redetwisten met 'en Papoea, 'en Tibetaan, 'en Eskimo, zouden jullie elkaar wel niet verstaan; maar toch pogen te begrijpen, terwijl 'en vrouw in Leida's toestand niet wil begrijpen en niet wil begrepen worden. Is 't einde van de diskussie niet geweest, dat jullie tegenover elkander stonden als mensen, die nu volkomen van elkander zijn vervreemd?’
| |
| |
‘Presies!’
‘Dat dacht ik wel; maar.... ik heb gezegd: als. Want in werkelikheid hadden jullie elkaar.... ondanks of misschien juist door.... de vrouwelike onwil om te begrijpen en begrepen te worden.... nu pas leren kennen. 'et Ongeluk is maar, dat bij zo'n.... laat ons maar zeggen: nadere kennismaking.... 'et gaat iedereen zo, al gaat 'et dan ook nooit tweemaal op dezelfde manier.... dat bij zo'n nadere kennismaking beide partijen verliezen en daardoor is dan... ja, is dan 't einde van de verliefdheid gekomen.’
‘'t Einde.... zo op eens?’
‘In dat plotselinge schuilt 'et onderscheid tussen jullie en andere paren. Jouw afwezigheid gevolgd door je terugkeer heeft je plotseling voor 'en overgang geplaatst, die anderen ontgaat.... of minder duidelik tot hun bewustzijn komt, doordat ie uur na uur, dag na dag, zich heel langzaam, heel geleidelik ontwikkelt. Uitblijven doet die verandering nooit.... uitblijven kan ie niet; want of je liefde 'en dronkenschap, 'en krankzinnigheid, of 'en droomtoestand noemt.... als je er niet aan doodgaat, dien je er uit te ontwaken en van te herstellen.’
‘En dan?’
‘Dan?.... Wel, dan begint de eigenlike huweliksperiode, dite afschuwelik kan zijn en ook dikwels afschuwelik is, als beide partijen, woedend om hun vroegere vergissing, al 'et goeie van elkaar gaan ontkennen en al 'et kwaje overdrijven; maar komen ze tot 'en.... nu zoek ik ook naar 'en naam.... tot 'en modus vivendi, vriendelik beschenen door de maneglans van hun uitgebluste liefdezon, dan kan die toestand niet alleen dragelik; maar zelfs zeer bevredigend zijn en.... lang bevredigend blijven.’
‘Tot?’
‘Tot je eindelik rijp wondt voor 't ware geluk.’
‘Dat is?’
‘Vrijheid en vrede met je zelf.’
|
|