Tooneel VIII.
Maria, Herman de Ruyter, IJsvogel, Jan Hendriksz, Hendrik Jansz, Perea, Geuzen, Spanjaarden.
(Jan Hendriksz verschijnt met bebloed hoofd boven op de trap, daalt haastig naar beneden en stort dan neder.)
Herman.... zij naad'ren.... 't is met mij gedaan....
Ik heb de stemme Gods gehoord, die riep:
(die bij hem neer is geknield).
Dood. - Hij zal gewroken zijn.
(Inmiddels zijn boven op de trap de vechtende Geuzen verschenen, die door de opdringende Spanjaarden naar beneden worden gedreven. Op de traptreden vallen een paar Geuzen en een Spanjaard neder; beneden wordt de strijd voortgezet. Schoten vallen en soldaten met fakkels vertoonen zich boven op de trap.)
Hier!
(hij velt een Spanjaard neder).
(boven op de trap verschijnend).
Por Dios, d' Emissario! Schiet niet!
Perea wil hem levend vangen!
(Perea valt de Ruyter aan; IJsvogel kampt met een Spanjaard en andere Geuzen zijn insgelijks in gevechten gewikkeld.)