| |
Derde bedrijf.
Als het toneel een suite voorstelt, ziet men door de dubbele deur in het achterdoek de kamer van bedrijf II. Naast die dubbele deur bevindt zich dan de gangdeur, of wel de bezoekers komen op door de andere kamer. Indien van de suite wordt afgezien, stelt het toneel dezelfde kamer voor van bedrijf II. In dit laatste geval moet een kleine wijziging in de meubels zijn gebracht. De middeltafel is weg. Links vooraan staat een veel kleinere tafel, waarachter zich een kanapee bevindt. Op die kanapee zit mevrouw ter Voorst. Zij heeft een teetafeltje aan haar rechterhand naast zich. De bezoekers zitten in een wijde boog om de kleine tafel geschaard. Een der dames zit insgelijks op de kanapee. De heren zijn in geklede jassen en hebben hun hoge hoeden naast zich op de grond geplaatst; de dames zijn in net wandeltoilet.
| |
| |
| |
Eerste Toneel.
Marie, Adamas, mevrouw D., meneer Engels, mevrouw Baertsen, mevrouw Felsen, mevrouw W., mevrouw IJ., een knecht, later De Corvin, nog later Dora.
Adamas
(terwijl Marie kopjes tee ronddeelt).
Iedereen staat verbaasd over de kunde, de welsprekendheid en de overredingskracht van uw man. Vriend en vijand.
Mevrouw IJ.
Ja, dat is waar. De Bazuin en de Kristelike Voorvechter zijn beide vol bewondering voor 't tegenwoordige Kabinet.
Adamas.
Ik heb nog nooit iets dergeliks bijgewoond.
Marie.
't Is heel plezierig voor ter Voorst, dat hij 't iedereen naar de zin kan maken. Mag ik iemand nog een kopje tee geven?
Knecht
(in rok en witte das, aandienend).
Meneer de Corvin Pochalsky.
De Corvin
(binnenkomend, terwijl de knecht een stoel bij zet).
Chère madame....
(hij drukt Marie de hand)
ça va bien?
Marie.
Tres bien, merci. Ik geloof, dat u iedereen kent.
De Corvin.
Zeker.... zeker. Ik ben en pays de connaissance.
(hij geeft achtereenvolgens ieder de hand).
Meneer Engels.
Wie kent de Corvin niet, hè?
Marie.
U wil zeker wel een kopje tee, meneer de Corvin?
De Corvin.
Volontiers, chère madame, très volontiers
(hij goat zitten).
Ik kom juist uit de Kamer. Uw man heeft weer gesproken....
| |
| |
't Was admirable. Un véritable triomphe! Quel talent, quel talent!
Adamas.
Hoort u, mevrouw, hoort u!
De Corvin.
En wat ziet ie er nog jong uit.
Adamas.
De knappe man van een knappe vrouw.
Marie
(gevleid).
Zet u de moeder van twee volwassen kinderen nog maar eens in 't zonnetje, meneer Adamas.
Mevrouw W.
Heeft de minister weer geestige reparties gehad?
De Corvin.
A chaque instant. Hij was tout simplement merveilleux. Er is gelachen, gelachen.... Je vous assure; ik ga tegenwoordig naar de Kamer als naar 't Théâtre français.
Adamas.
Een oratories steekspel.
De Corvin.
Une véritable joute oratoire.
Marie
(de Corvin zijn kopje aangevend).
U moet bedenken: hij is in dat steekspel geoefend.
De Corvin.
Merci bien.
(de dames W. en D. staan op).
Mevrouw W.
(tot Marie).
Zien wij u de volgende week bij de Kommissaris der Koningin, mevrouw?
Marie.
Ik hoop van ja, mevrouw.
(de dames W. en D., na gebogen te hebben, af).
(Enige naast elkander zittenden spreken met elkander; licht gegons van stemmen).
| |
| |
De Corvin
(die met mevrouw Baertsen heeft gesproken).
Kent u ze ook niet? Madame ter Voorst nous renseignera.
Marie.
Waaromtrent, meneer de Corvin?
De Corvin.
Sur madame et monsieur Weimer. Vandaag was mevrouw Weimer in de Tweede Kamer.... Natuurlik om uw man te horen en gisteren ontmoette ik ze op de engagements-receptie van 't charmante freuletje Hoogst met die beste Lejeune. On dit.... ik hoorde 't en passant.... dat mevrouw Weimer de dochter is van een gewezen aktrice en dat zij in de wereld is gekomen, eer haar moeder in 't huweliksbootje zich had neergelaten. On le dit.... Trouwens, ce n'est pas un crime. Niemand kiest z'n moeder uit.
Adamas.
En ook niet 't ogenblik, waarop ie haar tot moeder promoveert.
Mevrouw Baertsen
(tot Adamas).
Comme vous êtes méchant.
Marie.
De moeder van Dora Weimer was Adèle Daens, de mooie Adèle van de Rotterdamse Toneelvereniging. Dora lijkt frappant op haar moeder.
De Corvin.
O, elle est ravissante! En haar vader was journalist, niet waar?
Marie.
Iets aan een koerant; ja, dat geloof ik wel.
De Corvin.
Ik zie de minister nog al eens bij Weimer aanschellen; ik dacht dus, dat u intiem geliëerd was.
Marie.
Ik ken mevrouw Weimer pas sinds haar huwelik.
De Corvin.
Maar die gelukkige journalist, die in de onsterfelike artieste de plek wist te ontdekken, waarvan zij zeggen moest: hier ist
| |
| |
die Stelle, wo ich sterblich bin.... il n'avait pas le sou, niet waar? Weimer.... ik heb hem gekend vóór hij naar Indië ging.... Weimer was ook niet rijk.
Adamas.
Tegenwoordig zal hij toch wel een mooi traktement hebben als direkteur van de Rijksverzekeringsbank.
De Corvin.
Goed; maar daarvan alleen kan hij toch moeilik dat mooie huis bewonen op de Vijverberg en....
Marie.
Een beelderig huis, niet waar, heel wat ruimer dan 't onze.
Mevrouw IJ.
Dan rijtuig houden.
Mevrouw Baertsen.
De schilderijen, die ze nu en dan kopen; want ze kopen schilderijen, wel....
Adamas.
Vergeet ook de toiletten van mevrouw niet.
De Corvin.
Die exquis zijn: soyons justes.
Meneer Engels.
Zou Weimer in Indië een goudmijntje hebben ontdekt?
Marie.
Integendeel! Na z'n terugkomst kon hij zelfs niet trouwen, eer hij zeker was van een betrekking.
De Corvin
(lachend).
Mystère.... mystère....!
Marie
(tot mevrouw IJ,, die evenals de heer Engels opstaat).
Mevrouw.... Mag ik wel mijn groeten aan meneer verzoeken?
Mevrouw IJ.
Zonder mankeren, mevrouw.
(zij maakt voor de een een buiging, geeft een ander een hand en vertrekt).
Engels.
Mijn beleefde groeten aan de minister, mevrouw.
(hij doet evenals mevrouw IJ. en vertrekt).
| |
| |
Marie
(groetend).
Meneer Engels....
(als de heengaanden vertrokken zijn).
Nog een kopje tee, meneer de Corvin?
De Corvin.
Non, merci, chère madame, vous êtes vraiment trop bonne.
Adamas
(die naast mevrouw Felsen is gaan zitten).
Wat hebben we tegenwoordig slecht weer, mevrouw Felsen.
Mevrouw Felsen.
Horrible!
(Men ziet en hoort weer enige gesprekken van naast elkander zittenden).
Mevrouw Baertsen
(tot de Corvin).
Neen, meneer de Corvin, neen; ik kan niet aannemen, dat een minister aandelen zou hebben in firma's, die oorlogsmaterieel leveren aan de vijand van zijn land.
De Corvin.
Mais, ma chère madame, cela se voit partout.... dans tous les états et dans les meilleures families!
Adamas.
't Is toch een ergerlike korruptie.
De Corvin
(vergoelikend).
Ma foi.... opvattingen van eerlikheid veranderen met de tijd even als alle opvattingen. U weet, dat onder de Romeinen de man zijn vrouw kocht; tegenwoordig koopt menige vrouw haar man.
Mevrouw Baertsen.
Comme vous êtes tous méchants aujourd'hui!
De Corvin.
Mijn lieve mevrouwtje, een eerlik man naar de ouwe opvatting van 't woord.... ja, om zo iemand te vinden, zou men tegenwoordig la lanterne de feu Diogène moeten hebben.
Adamas.
In Frankrijk misschien; maar....
De Corvin
(schouderophalend).
Elders is 't niet beter, al lekt er minder van uit. In welk land
| |
| |
komt er nu een konversie van de schuld tot stand, sans que les gros bonnets en profitent..... direkt of indirekt?
Marie.
En bij ons dan, meneer de Corvin?
De Corvin.
Chère madame, les présents sont toujours exclus.
Mevrouw Baertsen.
Zegt het spreekwoord....
De Corvin.
En spreekwoorden bevatten de wijsheid der volkeren; maar toch wil ik u eens vertellen, wat een van onze grote industriëlen me nog verleden week zei. Die man was désolé, dat een levering aan rijk of gemeente hem ontgaan was en wat zei hij? Je moet natuurlik enige lui omkopen; dat weet iedereen; maar ongelukkig weet je niet altijd bij wie je moet aankloppen.
(Geroep van o, o!)
Marie
(nadenkend).
Wie heeft me gisteren of eergisteren iets dergeliks gezegd? O, ja.... ik weet 't al weer.
De Corvin
(lachend).
En u is genoeg diplomate om geen namen te noemen.
Knecht
(aandienend).
Mevrouw Weimer.
De Corvin
(eer Dora binnenkomt).
Ah, la voilà!
Marie
(verbaasd en gemaakt vriendelik).
Hé, Dora, jij hier?
Dora.
Ik wilde ook eens op je jour komen.
Marie.
Mag ik je even voorstellen. Mevrouw Weimer, Mevrouw Felsen, Mevrouw Baertsen van Hogewerff. Ken je de heren?
(Allen begroeten Dora, zeer beleefd buigend).
De Corvin
(aan wie Dora de hand reikt).
J'ai déja eu l'insigne honneur....
| |
| |
Marie
(nog voorstellend).
Meneer Adamas.... Ga zitten.
(Dora goat zitten op de plaats van mevrouw IJ).
Mevrouw Felsen
(tot mevrouw Baertsen).
Wat zou u er van denken, mevrouw Baertsen, als wij eens..
Mevrouw Felsen
(die, evenals mevrouw Baertsen, opgestaan is).
We hebben nog drie jours, lieve mevrouw.
Mevrouw Baertsen.
't Is een zeer bezette dag.
Marie.
Mijn komplimenten aan meneer.
(zij geeft beide dames de hand; de dames vertrekken op dezelfde wijze als de vorigen; zij groeten Dora vormelik maar beleefd).
De Corvin
(tot Dora).
Hoe vond u de minister van daag, mevrouw?
Dora.
Hij leek me biezonder op dreef.
Adamas
(tot Dora).
Wat een magnifique huis bewoont u, mevrouw Weimer.
Dora.
Een mooie ligging, vindt u niet?
De Corvin.
Superbe, superbe!
Marie.
Voor twee mensen is 't anders rijkelik groot.
Adamas.
Heeft u 't gehuurd?
Dora.
O, neen, gekocht. Het staat zelfs op mijn naam. Dat vond
| |
| |
Frits aardiger, omdat de koop juist op mijn verjaardag werd gesloten.
De Corvin.
Tres galant, votre mari.
Adamas
(opstaande).
Mevrouw ter Voorst, ik moet u gaan verlaten.
De Corvin.
A mon grand regret, chère madame, wordt 't ook mijn tijd. Tot de volgende week dus bij de Kommissaris der Koningin.
(buigend voor Dora).
Mevrouw.
(af achter Adamas; Marie en Dora blijven alleen).
| |
Tweede Toneel.
Marie, Dora, later Herman.
Dora.
Ja, Marie, je man heeft weer mooi gesproken. Waarom ga jij nooit eens naar hem luisteren?
Marie
(vriendelik).
Ach.... ik weet 't niet. Herman heeft 't me nog nooit gevraagd. Een kopje tee?
Marie.
Hoe kom je er zo toe, Dora, me juist vandaag te bezoeken?
Dora.
Op je jour? Frits zei: eens dien je 't toch te doen. Je zoudt anders onbeleefd zijn.
Marie.
Dat is heel vriendelik van je man en van jou bedoeld; maar..
(aarzelend).
Dora
(verwonderd, maar lachend en zonder achterdocht).
Maar?.... Maar wat?
Marie
(gedwongen).
Och.... ik zou 't nu maar bij die éne keer laten blijven.
| |
| |
Dora.
't Is veel minder gezellig, hè?
Marie
(gedwongen).
Ja.... ook dat.
Dora
(iets achterdochtiger).
Je schijnt er nog iets anders tegen te hebben.
Marie.
Ik.... niet zo zeer; maar....
Dora
(niet scherp).
Spreek nu asjeblieft wat duideliker.
Marie.
Ach.... je begrijpt.... zo'n jour heeft iets officiëels. De mensen, die ik dan ontvang, die.... die geven enigszins de toon aan en....!
Dora
(lachend).
Mogen die toonaangevers mij niet ontmoeten?
Marie.
Dat bedoel ik niet; maar.... je voelt.... ik zelf.... voor mijn plezier ga ik met die hoge lui niet om. Als 't niet om Herman was.... voor z'n positie als minister....
Dora
(ernstiger).
Frits is zeker geen minister; maar me dunkt, dat hij toch ook.... een eervolle positie inneemt.
Marie.
Zeker.... zeker; maar....
Dora.
Wat nu weer voor een maar?
Marie.
Ach, jij hoort de mensen niet zo spreken als ik. Je moet niet boos worden, Dora; maar.... iemands geboorte laat zich toch niet zo....
Dora
(haastig).
Zijn geboorte? Omdat Frits niet van adel is, zou.... Of.... ziet dit soms.... op mijn geboorte?
| |
| |
Marie.
Lieve Dora, noodzaak me nu niet je minder aangename dingen te zeggen. Dat wil ik immers niet.
Dora
(eerst weifelend, dan hartstochteliker).
Neen, neen.... dat.... geloof ik wel; maar.... je schijnt die onaangename dingen toch te denken.... En dat jij.... jij, die me altijd.... Daar was ik in 't geheel niet op verdacht!
Marie.
Maar, Dora, kan ik de mensen veranderen? Begrijp toch, dat ik niet van me zelf spreek.
Dora.
Zoek nu maar geen uitvluchten. Je hebt misschien wel groot gelijk en.... in alle geval.... 't is goed, dat ik dit alles weet; maar....
(zij wist zich de ogen af).
Marie
(trachtend haar te troosten).
Wat is dat nu? Maak je toch niet zenuwachtig voor niemendal! Kan je niet eens kalm redeneren? Stel je even in mijn plaats. Ik dien die mensen nu eenmaal te ontvangen. Ik....
Dora.
Ik zeg je nog eens, Marie, je hebt misschien groot gelijk. 't Was dwaas van me, heel dwaas, dat ik.... dat ik iets anders verwacht had. Maar.... dat ik zo'n vernedering.... want dat is 't toch.... niet op eens verkroppen kan.... Me dunkt....
(ze schreit opnieuw; Herman komt binnen).
Herman.
Zie zo.... Vroeg t'huis vandaag, hè? Wat is dat nu? Dora? In tranen? Wat is hier gebeurd?
Dora
(hartstochtelik).
Vraag dat maar aan Marie, Herman!
(opgewonden af).
| |
Derde Toneel.
Herman, Marie.
Herman.
Wat betekent dat?
| |
| |
Marie.
Niemendal. Kom je uit de Kamer, Herman?
Herman.
Natuurlik; maar helder me even op, waarom Dora in zulk een opgewonden toestand hier vandaan loopt.
Marie.
Wat zenuwachtig! 't Zal wel weer bijtrekken. En je behaalt zulke schitterende triomfen in de Kamer! Iedereen is er vol van. Dora schijnt er zelfs van genoten te hebben. Ik alleen verneem niets.
Herman.
Kindlief, mijn werk heeft je nooit geïnteresseerd en al dat moois kan je net als iedereen in alle kranten lezen. Maar zeg me mi wat er voorgevallen is tussen jou en Dora.
Marie
(met bedoeling; maar toch vriendelik glimlachend).
Daar schijn je wel heel veel waarde aan te hechten.
Herman.
Dat doe ik ook.... Nu....
Marie
(droog).
Dora is op m'n jour gekomen en ik heb haar verzocht dat voortaan na te laten.
Marie.
Waarom?....
(kalm en vriendelik; maar ondanks haar glimlachje met zwak hatelike intonaties).
Omdat Dora.... hoe mooi ze ook is.... daar niet past.... Wat je even goed weet als ik. De mensen.... altans de dames.... zijn er niet op gesteld haar te ontmoeten.
Herman
(zich tot kalmte dwingend).
Vrouwtjelief, wat je gedaan heb, spijt me erg. Ik neem 't je niet kwalik; je meende natuurlik goed te handelen.... in mijn belang; maar die zaak moet weer in orde komen. Ik zou Dora niet graag voor 't hoofd stoten.... daarvoor is ze een veel te goed schepseltje.... Ik verzoek je dus vriendelik op de een of andere manier.... 't kan me niet schelen hoe.... je weer met
| |
| |
Dora te verzoenen. Trek dat in van die jour. Zo heel dikwels zal Dora van zelf niet komen. Zeg haar een enkel lief woord en....
Marie
(zegevierend).
En als ik je nu vertel, dat de Corvin grappige toespelingen op Dora's geboorte heeft gemaakt.... dat ik duidelik heb kunnen merken, hoe Adamas over haar denkt.... dat mevrouw van Felsen en mevrouw Baertsen heen zijn gegaan, zodra zij in de kamer was....
Herman.
Zodra is nog niet omdat en.... dan heb ik nog ernstige redenen om Weimer en Dora te willen ontzien.... in mijn.... in ons belang....
Herman.
Marielief, wees zo goed en vraag daar niet naar.
Marie
(spottend).
Is dat zulk een staatszaak?
Herman.
Dat 't geheim blijft, is van gewicht voor ons allemaal.
Marie.
Ik kan toch zwijgen.
Herman.
Ik twijfel niet aan je goeie wil; maar twee mensen, die een geheim wensen te bewaren, zijn verloren als ze er een derde in betrekken.
Marie
(zich allengs opwindend voor een opkomend vermoeden).
Zo.... zijn die twee menschen dan verloren?
Herman.
't Is heus geen zaak om je voor op te winden. Ga.... ik vraag 't je beleefd.... naar Dora toe.... en geef een draai aan de geschiedenis. Zeg, bijvoorbeeld, dat....
| |
| |
Marie
(vastbesloten).
Neen, Herman, neen! Als jij me niet vertellen kunt wat voor redenen je hebt om voor Dora op eens zo.... zo.... zulke égards te hebben.... haar te willen opdringen aan je kennissen.... waarbij ze niet past.... dan kan je van mij niet verlangen, dat ik me er toe vernederen zal....
Herman
(heftig).
Marie lief.... er is een onhandigheid begaan.... niet door mij, maar door jou. Niet met opzet, maar bij ongeluk. Wat ik je bidden mag, nu geen haarkloverijen! Van vernederen hoeft geen sprake te....
Marie.
Zeg me dan wat voor reden je hebt, om Weimer en Dora met zulke fluwelen handschoenen te moeten aanraken.
Herman.
Hij is een van m'n oudste vrienden.
Marie.
Neen, Herman, dat is me niet genoeg! O, ik spreek niet voor me zelf. Wat mij betreft, mag je doen waar je lust in hebt. Vroeger heb ik me over allerlei dingen 't harnas aangetrokken. Die tijden zijn voorbij.... lang voorbij. Maar ik onderstel....
Herman
(zich opwindend).
Marie.... asjeblieft geen onderstellingen meer! Zijn voor jou de tijden voorbij, waarin je over allerlei dingen je 't harnas aantrok, des te beter. Voor mij zijn de tijden voorbij, waarin ik trachtte me te verdedigen tegen allerlei ongerijmde beschuldigingen, waarvoor je nooit een enkel bewijs hebt kunnen aanvoeren.
Marie
(met een kwetsend lachje).
Alsof er geen dingen zijn, waarvoor een vrouw geen bewijzen nodig heeft! De liefde heet wel blind; maar ik verzeker je, dat de liefde scherp ziet, veel scherper dan sommige mensen wet aangenaam is.
Herman.
Jij verwart nog altijd liefde met achterdocht.
| |
| |
Marie.
Trouwens.... als er dan absoluut bewijzen moeten wezen, vertel me dan maar eens, waar al 't geld blijft, dat jij verdient?
Herman
(verwonderd).
Waar mijn geld blijft? Me dunkt, dat je daarvan op de hoogte bent. Twaalf duizend is.... dat weet je.... mijn traktement.
Marie.
Daarover heb ik 't niet.
Herman.
Over m'n armzalig restje kapitaal dan?
Marie.
Neen! Over 't geen je nog extra maakt.
Herman.
Extra?.... Hoe extra?
Marie.
Met konversies.... koncessies.... leveranties aan de staat.... weet ik wat al meer. Dacht je soms, dat ik daar niets van wist?
Herman.
Wat blief je? Het land bestelen?
Marie.
Stelen.... stelen! Wat overal gedaan wordt, is geen stelen meer! Dat is eenmaal zo 't gebruik. Daar zal wel op gerekend zijn.
Herman
(verhaasd).
Hè?.... Maar dat komt niet uit je zelf! En van een ander?.... Wie zou?....
Marie.
Wou je me misschien ook wijsmaken, dat meneer en mevrouw Weimer van 't geen hij verdient als direkteur van de Verzekeringsbank leven kunnen zoals zij does.... met hun rijtuig, haar mooie toilettes, de schilderijen die ze kopen?
Herman
(gedwongen kalm).
Met 't geen Dora geërfd heeft van haar tante. Zeker. Waarom niet?
| |
| |
Marie.
Och kom! Heeft Dora.... de dochter van een aktrice zulk een erfenis gedaan!
Herman.
Dat heb ik je toch verteld.
Marie
(sluw).
Dat ze geëerfd had.... o, ja; maar niet, dat die erfenis zo buitengewoon was meegevallen.
Herman
verontwaardigd).
Marie!.... Nu begrijp ik je pas goed. Je moest je schamen. Begin je nu toch, net als vroeger, venijn te zuigen uit elke daad, die ik doe, elk woord, dat ik uitspreek? Heb je nog niet geleerd? Me dunkt, dat we genoeg ellende beleefd hebben door je onzinnige fantazieën!
Marie
(met ironie).
Fantazieën?
Herman.
Fantazieën en niets dan fantazieën!
Marie.
Goed, laten 't fantazieën en niets anders dan fantazieën geweest zijn. Wat me zelf aangaat, geef ik je alles gewonnen. Je zult 't recht niet meer hebben me te verwijten, dat ik met m'n jaloersheid je van streek maak.... je belet te werken.... je carrière bederf en al die dingen meer. Maar m'n kinderen; dat is wat anders! Voor m'n kinderen sta ik pal.
Herman.
Dus nu besteel ik de kinderen!
Marie.
Ik vraag je geen rekenschap. Wat jij aan je geweten te verantwoorden hebt...... dat is jouw zaak. Ik wil alleen dit zeggen: nu Freddie eenmaal schulden heeft.... wat verkeerd is, heel verkeerd.... ik vergoelik niets.... nu mogen we streng zijn.... dat moeten we zelfs; maar nu mogen we niet van hem vergen, dat hij die schulden uit zijn eigen middelen zal aflossen, zolang ie nog niet eens genoeg verdient, om z'n handschoenen van te betalen!
| |
| |
Herman.
Heb ik hem geen vijfhonderd gulden nog toegezegd, als de jongen maar voor de Raad van Toezicht z'n hoofd wil buigen?
Marie.
Dat heb je en daar is Freddie je dankbaar voor; maar met vijf honderd gulden is hij er niet af.
Herman.
Dat weet ik; maar me dunkt, dat meneer de vier honderd gulden, die er nog overblijven, wel eens bij termijnen van z'n kleed- en zakgeld kan voldoen. Dat zal meteen een goeie les voor hem zijn en hem er van terughouden, dadelik nieuwe beren te makers.
Marie.
Hoe kom je aan die vierhonderd gulden?
Herman.
Van hemzelf. Vanmorgen vroeg ie er om. Zoveel restte hem nog te betalen zei hij.
Marie.
En die vierhonderd heb je geweigerd?
Herman.
Daar waren we 't immers over eens.
Marie.
Maar wat ie nog te betalen heeft, bedraagt niet vierhonderd, maar minstens vierentwintig honderd gulden!
Herman
(ten hoogste verbaasd).
Ben je....? Waarom zei hij dan vierhonderd?
Marie.
Om te beginners natuurlik, en toen jij daarop dadelik neen zei....
Herman.
Is de jongen gek? Begrijpt ie niet en begrijp jij niet, dat ie zo voortgaande ons ruïneert.... dat ik me nu al niet verantwoord acht tegenover Clara, die toch ook m'n kind is.
Marie
(gemoedelik maar overtuigend).
Herman, doe nu asjeblief t geen nutteloze pogingen om me
| |
| |
een rad voor de ogen te draaien. Van ons te ruïneren is geen sprake. Zolang jij 't geld bij duizenden de deur kunt uitdragen..
Herman
(geëxaspereerd).
Naar wie dan toch?
Marie
(gemoedelik en toch fijn scherp).
Dat zal je zelf 't baste weten.
Herman.
O
(zich bedwingend, maar met kiem)
Marie.... ik draag mijn geld de deur niet uit... niet bij duizenden, niet bij honderden. Wie zo iets van me durft beweren, liegt! Versta je me goed? Die liegt! En behalve in de vorm van m'n traktement komt 't geld m'n huis evenmin bij duizenden in. Hoor je dit nu?
Marie
(niet scherp, maar toch als iemand, die het beter weet).
Ik hoor wat jij beweert en ik.... dat weet ik.... ik heb, zoals altijd, voor 't tegendeel geen bewijzen, maar.... laat me je één ding zeggen: Toen jij.... een paar dagen geleden.... wanneer was 't.... 's avonds dat hevige standje met Freddie halt gehad.... dat standje over die geschiedenis met 't Buro van.... hoe heet 't ook weer.... en van die Raad van.... van Toezicht.... dat standje, waardoor de jongen een hele nacht niet heeft kunnen slapen, wat allernadeligst is voor z'n gezondheid.... toen heb ik, de volgende morgen.... om hem tot bedaren te brengen....
Herman.
Hem weer twee honderd gulden toegestopt van een hypoteek, met 't fraaie gevolg, dat ik een gek figuur heb gemaakt door 't geld nog eens te reklameren.
Marie.
Daarvoor heb ik je m'n spijt betuigd. Ik wist niet, dat jij daar zo gauw werk van zoudt waken. Toen heb ik Alfred beloofd je alles van z'n schulden te zullen vertellen.... en je te zullen vragen ze geheel af te betalen, als hij maar eerst die zaak van het Buro van Toezicht in orde bracht. Je ziet, dat ik presies in jouw geest handel. En weet je wat ie toen zei. Zeg aan papa, dat ik een ferme dwaasheid zal doen en dan is Holland in nood. Je weet dus, Herman, hoe de jongen gezind is. Pas op.
| |
| |
Herman
(opgewonden).
Waarvoor oppassen? Wat bedoelt de kwajongen met een ferme dwaasheid?
(Marie maakt een gebaar van niet-begrijpen). Heb jij hem iets in z'n hoofd gebracht? Iets van Dora of een dergelike malligheid?
Marie.
Ik weet niet wat ie denkt; maar als dat zo mal is, heeft ie 't toch niet van mij.
Herman.
Van wie dan? God in den hemel, wat is er weer achter m'n rug gebeurd? Wat is er gekonkeld?
(een stilte)
. Nu zwijg je, hè? Welk draadje je de jongen in handen hebt gespeeld van 't weefsel van verdichting, dat jij voor waarheid houdt.... dat zeg je me niet. Ja, dat ken ik nog van vroeger. En in dit opzicht is Freddie presies je evenbeeld. Als er een onheil op 't punt staat te gebeuren, krijg ik er bij jelui geen woord over uit.
Marie.
Je weet heel goed, Herman, dat de kinderen van mij nooit iets anders geleerd hebben dan hun vader te gehoorzamen en te eerbiedigen.
Herman.
Meen je, dat ze dit leren door te zien, hoe je aflossingen van hypoteken achterhoudt?
Herman.
Vertel me in Godsnaam, wat de jongen kan bedoelen? Wat heeft hij in de zin?
Marie.
Ik weet er niets van; maar Alfred is geen kind meer. Hij ziet.... hij hoort.... hij redeneert.
Herman.
Ja, ja, en wat ziet ie, wat hoort ie? Verzinsels, onderstellingen! Hoe redeneert ie? Met z'n sluwheid om z'n vader en z'n moeder tegen elkaar op te zetten en daar zelf van te profiteren! Als ie maar één toespeling op Dora van je heeft opgevangen..
| |
| |
God, God, moet daar de vrede nu ook al verstoord worden?.. En als je beseffen kon, hoeveel kwaad je me doet.... mij en je zelf en je kinderen er bij!
Marie.
Ik besef 't best; maar.... ik besef ook, dat jij 't middel er tegen in je eigen handen hebt.
Marie.
Vandaag moet Alfred voor dat Buro.... die Raad van Toezicht komen. Misschien is ie op 't ogenblik nog t'huis. Ga naar z'n kamer en beloof hem z'n schulden helemaal te zullen betalen, op voorwaarde, dat ie je alles zegt. Dan weet je wat je weten wilt.... alles, alles haarfijn. Dan kan je ook tegenspreken wat.... wat niet verteld mag worden en dan.... ik beloof 't je.... dan ga ik dadelik naar Dora. Om der wille van m'n kind zal ik aan die vrouw excuses maken...... de dochter van een aktrice ontvangen op mijn jour. Ik zal me zelf prijs geven aan de bespotting van de mensen, die zich natuurlik zullen verbeelden, dat ik alleen niet zie, wat voor niemand anders meer een geheim is.
Herman.
En daargelaten, dat ik daardoor in jouw ogen een dwaasheid erkend zou hebben, die ik niet bedreven heb, kan meneer Alfred dan van voren af aan gaan beren-maken met de gedachte: papa betaalt ten slotte toch.... zo niet uit eigen beweging, dan gedwongen door mama! Zie dan toch eindelik eens in, Marie, dat je de jongen van kwaad tot erger brengt! Wil je hem tot een misdadiger maken?
Marie
(ernstig en overtuigd).
Ik zie in, dat de jongen op geen eerlike manier vier en twintig honderd gulden bij elkaar kan brengen. 't Is onmogelik! Als ie een misdadiger wordt, zal 't niet zijn door mij. Ik ben geen koud zwaard zonder genade; ik heb nog een gevoel, nog een hart.
Herman.
Ja, ja.... 't verstand is altijd koud en een zwaard zonder genade en domheid en gevoel gaan hand in hand! God, God,
| |
| |
God!
(hij gaat zitten met het hoofd in de hand)
. Vecht daar nu eens tegen!
(na een stilte opspringend)
Er zit niets anders op! Wat heb jij aan Dora gezegd? Alleen, dat je haar niet op je jour wilt ontvangen, omdat zij de dochter van een aktrice is, of.... of nog meer?
Herman.
En Alfred? Wat heeft die gezegd? Wat heeft die gedaan?
Marie.
Voor zover ik west: nog niets.
Herman.
Goed. Dan ga jij naar Dora.... terstond.... en brengt die zaak in orde. Ik ga naar Alfred.
Herman.
Ik betaal; maar hij gaat hier vandaan. Naar Indië.... naar Amerika.... 't kan me niet schelen; maar weg moet ie, ver weg, zo ver mogelik van ons.... van zijn ouders. 't Is een uiterste maatregel; de laatste, die me overblijft!
Marie
(fijntjes glimlachend).
Dan had ik toch geen ongelijk, toen ik zei, dat je meer geld bezat dan je wilde erkennen.
Herman
(sarkasties).
Wanneer heb jij ongelijk, hè?
Marie
(glimlachend).
Ja, Herman, of je 't boos erkent of ootmoedig....
Herman.
Jij blijft in de wereld van je fantazie en ik.... ik blijf voor jou een schepsel zonder geweten, zonder hart, zonder gevoel!
(at).
Marie
(alleen).
Goddank! Die strijd is gestreden...... Wat zeg ik nu aan Dora?
(nadenkend)
. Dat 't waar is, daar steek ik mijn hand voor in 't vuur. Maar......
| |
| |
| |
Vierde Toneel.
Marie, Clara, later Herman.
Clara
(opkomend met een brief in de hand).
O!
(Marie ziende wil zij heengaan)
. Ik dacht, dat papa hier was.
Marie
(niet al te scherp).
Heb je weer iets met hem te behandelen, dat ik niet weten mag?
Clara.
O neen, mama. Als 't u interesseert, lees deze brief dan maar en geef hem daarna aan papa. Ik kan die betrekking in Amsterdam nu krijgen.
Marie
(die even de brief heeft ingezien).
Dus toch? Niettegenstaande alles, wat je papa en ik je hebben voorgehouden?
(Gemoedelik)
. Kind, kind, hoe kan je zo koppig zijn? Hebben je ouders 't dan zó verkeerd met je voor?
Clara
(lieftallig).
Moedertje-lief, dat zeg ik niet en dat denk ik niet. Ik mag eens een beetje korzelig worden als.... als u me niet goed begrijpt; maar dat u 't goed met me voor heeft.... heus, ik twijfel er niet aan.
Marie.
Waarom doe je dan zo vreemd? Die aanstellerij van op kamers te willen wonen. 't Is immers, of je avonturen zoekt!
Marie.
En dan die bespottelike eisen aan Echten: doe je fortuin weg.... ga als een bedelaar leven! Is dat....
Clara.
Dat heb ik niet geëist. Zeg 't toch niet telkens weer!
| |
| |
Clara.
Och, mama, noem die naam niet meet!
Marie.
Waarom niet? Ik noem die naam wel. Ik....
Clara
(heftig).
Maar ik verbied 't u!
Clara.
Ja, ik verbied 't u en dat moet ik wel doen, als u niet begrijpt, wat nog 't beste is voor mij en.... voor u.
Marie.
(verbaasd).
Voor mij?
(ontsteld en zenuwachtig opgewonden komt Herman binnen).
Herman.
Alfred is niet meet in z'n kamer.
Marie.
Hè! Is dat schrikken! Dan zal ie al weg zijn.... naar die Raad van Toezicht.
Herman.
Ik hoop 't; maar...... alle laden van z'n kleerkast staan open.. bijna al z'n linnengoed is er uit.... z'n handkoffertje, dat in de hoek naast 't bed stond, is verdwenen en....
Marie
(verschrikt).
Wat? Z'n handkoffertje.... verdwenen? God....!
(zij ijlt weg).
Herman
(zenuwachtig).
Clara.... ik moet dadelik uit.... naar.... naar de Rechtbank.. en naar het station.. misschien ook naar de politie. Zeg 't aan mama als ze terugkomt.
(Herman af).
Clara.
Ja, papa.
(alleen)
. Wat is dat nu? Freddie ook? O, God, God, die arme papa!
Einde van het Derde Bedrijf.
|
|