Artiest
(1895)–Marcellus Emants– Auteursrecht onbekend
[pagina 63]
| |
Eerste tooneel.
gérard, ellis, dina, een behanger.
elisabeth,
tot een behanger, die stalen vertoont.
Voor het boudoir zijn wij nu klaar.
behanger,
opteekenend, terwijl Gérard de zij even over zijn ezel hangt en het schilderij afneemt.
De blauwe zij dus, die meneer uitkoos.
elisabeth.
Juist.
dina.
Ik hoop, dat je er lang gelukkig in zult zijn. Verlang je naar je huis?
gérard.
Zeker, wij kunnen niet altijd blijven vagabondeeren.
Elisabeth voor zijn ezel plaatsend, tot Dina.
Mooi, hè, dat korenblonde haar tegen zoo'n fonds?
elisabeth.
Maar, Gérard!
gérard.
Neen, neen; niet wegloopen! Je doet daar zoo goed. | |
[pagina 64]
| |
dina.
Jij bekijkt ook alles met een kunstenaarsoog.
behanger.
Voor de Oostersche kamer zou ik u aanraden alles echt te nemen, hetzij echt Smyrnaasch, hetzij echt Perzisch. Dat gaat tegenwoordig veel gemakkelijker dan vroeger.
gérard
Ja, ja, echt Smyrnaasch. O, ik kan geen namaak uitstaan. Van die warme, rijk gekleurde, zijige tapijten, hè en dan echt Arabische tafeltjes, ingelegd met ivoor en ebbenhout, echte bidkleedjes, echte koperen schenkkannen, echte koffiekopjes, alles, alles echt en karakteristiek. Zoo'n heerlijk Oostersch décor om in te droomen van een eeuwigen zomer onder een vlekkeloos blauwen hemel!
elisabeth.
Alles echt, behalve... wij.
gérard.
Ik zal voor jou een phantasie-costuum verzinnen, dat in die omgeving past. O, dat kan erg mooi worden!
dina,
tot Behanger.
Is dat echte Smyrnaasch even sterk als het Deventersch?
behanger.
Bij een goede behandeling houdt het echte Smyrnaasch het verscheiden menschenleeftijden uit.
dina.
Zoo,
gérard.
Verscheiden menschenleeftijden? Moet ik tot mijn dood op deze figuren kijken! | |
[pagina 65]
| |
dina.
Dat is ook een idee! Je kunt je kleeden toch verkoopen.
elisabeth.
Maar waarom zou je 't doen, wanneer je ze mooi vindt?
gérard,
het kleed opnemend en er op starend.
En nog dankbaar zijn, als ze me niets anders weten te herinneren, dan een jarenreeks, waarin mijn geheugen het eene niet meer onderscheiden kan van het andere, omdat ik altijd even effen gelukkig ben geweest?
elisabeth.
Maar, Gérard....!
gérard,
het kleed neerwerpend.
Laten wij iets anders nemen.... wat je wilt.... namaak... zij.... 't is me alles om 't even; maar.... wat anders, wat anders!
elisabeth.
Wat wil je dan met die Oostersche kamer...?
gérard.
Het kan me niet schelen. Ik heb nu geen lust en geen kracht meer om uit te kiezen.... Beredder alles maar alleen, koop wat je wilt; maar...
Elisabeth ter zijde nemend...
laat die man in 's hemelsnaam uitrukken. Ik zou nu toch alles afkeuren.
elisabeth.
Goed, goed, goed; wees maar bedaard.
Tot den behanger.
Ik zou graag mijn zwager eerst nog eens raadplegen. U wil de stalen zeker wel tot morgen hier laten.
| |
[pagina 66]
| |
behanger.
Met genoegen, mevrouw.
elisabeth.
Wees dan zoo goed ze hiernaast te brengen.
Zij opent de deur links en gaat met den behanger heen.
| |
Tweede tooneel.
gérard, dina.
dina.
Gérard, ik moet je eens wat zeggen. Je zult me misschien erg bemoeiziek vinden.... 't is mogelijk; maar ik zeg 't voor je bestwil en ik zou er me zelve later niet graag een verwijt van maken, dat....
gérard,
nog geprikkeld.
Wat toch? Waarover spreek je? Waarop doel je?
dina.
Je behandelt Betsy in 't geheel niet, zooals 't behoort.
gérard,
verbaasd.
Niet zooals 't behoort? Ik.... Ellis? Heeft ze zich over me beklaagd?
dina.
Hoe kan je nu zoo iets van haar denken?
gérard.
Neen, neen, je hebt gelijk. Ik denk 't ook niet.
dina.
Zij kan niet eens velen, dat een ander de minste aanmerking op je maakt. In haar spreken en haar doen is zij net voor je als een moeder voor een verwend kind. | |
[pagina 67]
| |
gérard,
heftig.
Wie zegt dat? Wie heeft die vergelijking bedacht?
dina.
Die vergelijking?
gérard.
Ja, die vergelijking van Ellis bij een moeder en mij bij een verwend kind?
dina.
Wel ik. Ik vind 't zoo en ik heb 't haar ook gezegd, net zooals ik 't nu aan jou zeg. Zij heeft je verwend, erg verwend, en jij.... al wat je onaangenaam is, schuif je van je af en op haar. En dan ben je soms zoo prikkelbaar, zoo onvriendelijk.
gérard,
korzelig.
Nu ja.... dat....
dina.
Neen, hoor eens, mijn man had me niet met zulke grappen moeten aankomen. Dat zeg ik nu niet om hatelijk te zijn; maar ik waarschuw je in je eigen belang! Zooals jelui samen omgaat.... dat is geen verhouding voor man en vrouw.
gérard,
wrevelig.
Ik weet wel, dat ik niet ben als een ander; maar wat helpt me dat? Kan ik me veranderen?
dina,
verontwaardigd.
Je kunt je beheerschen.
gérard,
zijn schouders ophalend.
Als een lamme iemand een mooie bloem wil geven, die hij niet in staat is af te gaan plukken, zeg je dan: beheersch je en loop? | |
[pagina 68]
| |
dina.
Wat is dat nu voor een vergelijking? Wil ik jou eens wat zeggen: je moest een voorbeeld nemen aan Rudolf.
gérard.
Die is de voortreffelijkheid in persoon, dat weet ik!
dina.
Ik spreek er niet van hoe zeldzaam lief hij is geweest voor Betsy's zuster, Martha; dat heb je niet bijgewoond. Let maar alleen eens op hoe vriendelijk, hoe aardig hij nu weer altijd met haar weet te praten, wat een fijne attentie's hij heeft. En dat voor een man, die in zaken is, allerlei lastige wederwarigheden heeft...; neen, hoor eens, Gérard....
gérard.
Houdt Ellis van me of niet?
dina.
Zeker houdt ze van je.
gérard.
Dan verlangt zij ook niet, dat ik me mooi voor doe, een rol speel, een namaak lever van je uitmuntenden broer. Ik erken graag, dat hij een ideaal man is, zonder dat hij er zich in 't minst voor hoeft te beheerschen; maar als Ellis zoo'n ideaal had begeerd, dan zou zij hem genomen hebben en niet mij.
dina,
geraakt.
Wie weet, wat er gebeurd was, als haar ouders wat minder spektakel hadden gemaakt over Rudolfs weduwnaarschap en zijn twee kinderen.
gérard.
Wil je daarmee zeggen, dat zij alleen uit gehoorzaamheid mijn vrouw is geworden? | |
[pagina 69]
| |
dina
Hoe kan je nu zoo iets uit mijn woorden afleiden? Ik zeg immers zelf: ze houdt van je.
gérard.
Zooals een moeder van haar verwend kind!
dina.
Maar een fatsoenlijk meisje van twintig jaar heeft nog geen verstand van het huwelijk en van de mannen. Dus volgt zij den raad van haar ouders. Nu.... als jij geen mooie partij was geweest....
gérard.
En Rudolf geen kinderen had gehad, dan zou Ellis beter af zijn.
dina.
Beter zeg ik niet, ofschoon.... als jij naar geen goeden raad wilt luisteren.... Ik kan alleen waarschuwen. Nu is alles nog nieuw; maar op den duur...
gérard.
O, op den duur verlept elke bloem.
dina.
Mijn hemel, wat komen er in jou hoofd toch rare denkbeelden op! Soms is er waarlijk geen praten met je!
gérard,
heftig.
Waarom heb je 't ook gezegd van die moeder en dat verwende kind en al de rest? | |
[pagina 70]
| |
Derde tooneel.
gérard, dina, mientje.
mientje,
van links achiter.
Tante, is u hier?
dina.
Ja, Mien, wat is er?
mientje.
Ik kan in 't geheel niet opschieten met mijn haakwerk. Komt u me even helpen?
dina.
Goed, ik kom.
Zij reddert iets op.
mientje,
Gérard naderend.
Oom!
gérard,
haar liefkozend.
Wat is er, mijn poppetje?
mientje.
Ik ben in 't geheel geen pop.
gérard.
Hindert het jou ook al, wanneer je niet genoeg au sérieux wordt genomen?
mientje.
Is u in Australië geweest?
gérard.
Nog niet.
mientje.
Daar zou ik zoo graag naar toe willen.
gérard.
Waarom juist naar Australië? | |
[pagina 71]
| |
mientje.
Omdat Australië zoo'n aardig figuurtje is en heelemaal mooi licht rose.
dina,
heengaande.
Kom, Mien, kom kind!
gérard.
Als je groot bent, gaan wij er samen heen.
mientje.
Hè, ja!
Links achter met Dina af.
| |
Vierde tooneel.
gérard.
gérard,
alleen.
Een aardig figuurtje en heelemaal mooi licht rose; maar van nader bij bekeken een vormlooze hoop grauwe aarde. Zoo gaat het altijd. Eerst onzinnig verleidelijke phantasieën en dan een banale, platte werkelijkheid. En toch hollen wij allemaal als kinderen op onze hallucinatie's aan. Kom, kom, ik was van morgen in een betere stemming. Moet ik me nu van de wijs laten brengen door de praatjes van zoo'n mensch als Dina?
Zijn schilderij weer op den ezel plaatsend en beschouwend.
Gevorderd ben ik wel.... veel zelfs; maar.... is 't goed, wat ik heb gedaan?.... Ik wou, dat iemand me dit eens zei.... Zou iedereen voor zijn eigen werk even blind zijn als ik?.... Die hooge boomen maken 't hier vroeg donker.
Hij schuift voor of in de serre een gordijn open, gaat dan terug naar zijn schilderij en kijkt op zijn horloge.
Zou ze nog aan tafel zitten?.... Dat
| |
[pagina 72]
| |
ik die vrouw nu maar niet van mij af kan zetten! Hoe langer, hoe minder kan ik begrijpen, dat ze hier binnen is geweest.... Daar.... Daar.... op dien stoel.... En nu zit ze aan tafel.... naast Meulens!
Hij loopt zeer geagiteerd heen en weer en wischt zich nu en dan het voorhoofd af.
Moet ze ook nu nog mijn leven vergiftigen? En dat zoo'n Meulens misschien.... O, ik wil er niet meer aan denken! Ik wil in 't geheel niet meer denken! Denken maakt me gek, maakt me razend. Er zijn oogenblikken, waarin ik....
Tot zijn schilderij.
Kijk me nu zulk stumperachtig werk eens aan? Geen licht, geen leven, geen stemming, geen ziel! Niets! Ba, weg er mee!
Hij neemt een doek en veegt de verven door elkander.
Hoe kan 't ook anders in zoo'n atmosfeer van emotielooze alledaagschheid? 't Is, of ik hier al maanden lang woon en al dien tijd niets anders heb gedaan dan versuffen. Dat is immers geen leven!
| |
Vijfde tooneel.
elisabeth, gérard, later piet.
elisabeth,
van links voor.
Zie zoo; de behanger is weg. Laat me nu eens kijken, wat je van middag hebt gedaan.
Zij treedt voor de schilderij, terwijl Gérard moedeloos op een stoel is neergezonken.
Wat.... uitgeveegd? Alles uitgeveegd?
gérard.
Er deugde niets van!
elisabeth,
hem liefkozend.
Hebben we weer eens een mistroostige bui? Wel, wel! Weet je, dat overdreven nederigheid verkapte | |
[pagina 73]
| |
ijdelheid is? Waarom heb je nu niet gewacht, tot ik je werk eens had bekeken?
gérard,
boos.
Omdat ik in 't geheel niet meer wil schilderen!
elisabeth.
Maar Gérard, Gérard!
gérard.
Schrijven is te opwindend voor mijn zenuwen, niewaar? Als ik nu maar niet meer schrijf; wat kan 't je dan schelen, wat ik uitvoer? Voortaan zal ik mijn tijd doorbrengen met wandelen, paardrijden, eten, slapen, visites maken des noods! 't Is er je immers toch maar om te doen het verwende kind zoet en gezond te houden!
elisabeth,
lachend.
Man, wat is er in je gevaren?
gérard.
O, niets nieuws. Je weet 't al; je hebt 't zelf gezegd. Mijn ijdelheid speelt een beetje op. Ik voel te duidelijk, dat ik niets ben en nooit iets zal worden.... niet eens een man als Rudolf!
elisabeth.
Hoe haal je dien er nu bij? Neen, waarlijk, zulk een ernstigen aanval van je onverbeterlijk pessimisme heb ik nog niet bijgewoond. Het spijt me, want ik vleide me een beetje, dat....
gérard.
Dat ik al bezig was in te slapen? Nog niet, hoor! Den eenen dag voel ik mijn ellende maar wat minder dan den andere; maar.... | |
[pagina 74]
| |
elisabeth.
Zeker heeft Dina de voortreffelijkheden van haar broer weer eens uitgebazuind. Dat kan zij niet laten. Hij is nu eenmaal haar afgod. Rudolf heeft - 't is waar - uitmuntende eigenschappen, die jij.,...
gérard.
Moet trachten na te apen! Ik weet 't; ik weet 't! Waarom zou ik 't niet doen? Een mislukt artiest wordt wel eens meer een goed copiïst.
elisabeth,
verwonderd.
Maar.....
gérard.
Misschien kan ik ook wel lieve schilderijtjes maken.. dingetjes, die je mama mooi zal vinden en die je vertoonen kunt aan je vriendinnen. Als je tot niets beters meer in staat bent, is dat een bezigheid als een andere. Je papa heeft gezegd: wat hij doet is me onverschillig, mits hij maar een bezigheid heeft. Nu.... hij zal tevreden over me zijn en je mama niet minder en Dina insgelijks en jij ook!
elisabeth.
Ik begrijp je in 't geheel niet meer!
gérard,
zonder boosheid.
Als je me ooit begrepen hadt, zouden wij dan nu getrouwd zijn?
elisabeth,
verschrikt het woord als een schreeuw uitstootend.
Gérard!...
Na een oogenblik stilte.
Wat wil je daarmee zeggen?
gérard.
Och, niets. | |
[pagina 75]
| |
elisabeth.
Wat voor reden heb ik je gegeven om me zóó te krenken? Je werk vlot niet en je verliest het vertrouwen in je zelven. Wat heeft ons huwelijk daarmee te maken? Ik kan 't toch niet helpen, dat je zoo weinig volharding hebt!
gérard.
Och, neen, neen.
elisabeth.
Wat is er toch in je gevaren? Ik kan 't niet vatten. Ik...
gérard,
met de handen voor de oogen op een stoel neervallend.
Ik immers evenmin. Mijn heele ziel is in opstand en waartegen, waarvoor... ik weet het niet, ik weet het niet! 't Is me, of ik nog altijd niet in ernst, in waarheid geleefd heb en ik zou willen leven. O, leven in den vollen, heerlijken, ontzettenden zin van het woord en dan dat leven weer uitstralen, dat leven weer uitschreeuwen, dat leven weer... Ach, ik vind geen woorden om te zeggen, wat er in me omgaat. Als ik maar eens geleefd had, wie weet, of ik dan nu niet...
elisabeth.
Verlang je je vrijheid terug? Is 't dat?
gérard,
plotseling gemoedelijk.
Ellis, Ellis. Wat zou ik doen, als ik jou niet had? Ach, vergeef me mijn ruwe woorden. Ik meen ze niet; ik kan ze immers niet meenen! Je weet toch wel, dat ik je niet ongelukkig wil maken, niewaar? Ben jij niet mijn goede engel, mijn Madonna, die in mijn ziel op een altaar prijkt, waarvoor ik aanbiddend neerkniel? | |
[pagina 76]
| |
Maar 't is, of er een booze macht bestaat, die me nu eens ophitst, dan weer verlamt. Zal ik me dan nooit tevreden kunnen voelen?
elisabeth.
Zeker wel. Zoodra je maar wilt werken en... volhouden. Je hebt zoo dikwijls gezegd, dat ik altijd goeden raad geef; waarom volg je dan mijn raad alleen bij korte buien?
gérard.
Ach...
elisabeth.
Dezen keer geef ik je geen absolutie, eer ze verdiend is. Van avond praten wij over niets meer; maar morgen schilder je al, wat hier verdwenen is, flink weer op. Beloof je mij dat?
gérard.
Ik beloof je. dat ik er mijn best voor zal doen...
Aarzelend
... maar...
elisabeth.
Wat maar?
gérard.
Beantwoord me één vraag... nu dadelijk en oprecht.
elisabeth.
Heb ik je ooit reden gegeven om aan mijn oprechtheid te twijfelen?
gérard.
Neen, neen, 't is zoo. Je hebt gelijk; luister dan maar. Als ik... nu een anderhalf jaar geleden... eens tot je gezegd had: laten wij niet volgens de wet trouwen. In een huwelijk ligt een dwang, dien wij beide verafschuwen. Geef je dus aan me... vrijwillig; maar ge- | |
[pagina 77]
| |
heel... met ziel en lichaam... tegen den zin van je ouders... tegen de conventioneele eischen van de dorre, domme wereld... Zou je toen... dit gedaan hebben, Ellis?... Zou je 't zonder aarzeling, zonder bijgedachten, met de volle instemming van je hart, om zoo te zeggen: blindelings gedaan hebben?
elisabeth,
aarzelend.
Mijn hemel, wat een vreemde vraag.
gérard.
A, je aarzelt!
elisabeth.
Hoe kan ik nu zeggen, wat ik toen zou gedaan hebben, als je iets van me geëischt had, dat... Bedenk, ik was nog zoo jong en onervaren. Ik wist niet beter, of een huwelijk... En tegen den zin van zijn ouders... Waarom?... Ja, ik weet waarlijk niet...
gérard,
teleurgesteld.
A, je weet 't niet! Natuurlijk! Ik had dit antwoord kunnen voorzien. Ik ben de man niet, die een groote passie kan opwekken en jij... jij hebt den raad van je ouders opgevolgd, je was een fat-soen-lijk meisje.
elisabeth,
verontwaardigd.
Gérard, dat kan ik niet langer uithouden! Ik ben me niet bewust je iets misdaan te hebben! Waarom spreek je me zoo leelijk, zoo harteloos leelijk toe? Ik begrijp 't niet; ik kan er niet één aanleiding voor vinden! Ik heb je altijd liefgehad, oprecht lief gehad met heel mijn hart, heel mijn ziel! Wil je dat niet gelooven, wil je me verdenken... naar bijgedachten zoeken... ik kan 't je niet beletten; maar één ding is zeker: een behandeling als deze laat ik me niet meer welgeval- | |
[pagina 78]
| |
len... nu niet en nooit!
Zij wil heengaan naar links voor; Gérard houdt haar terug.
gérard.
Ellis... ga niet heen; wat ik je bidden mag, ga niet heen! Je hebt gelijk, in alle opzichten gelijk. Ik stel me aan als een krankzinnige, maar...
elisabeth.
Stil!... Het hek knarst. Dat zal Rudolf zijn. Hij mag niet zien, dat wij...
zij is in de serre gegaan.
Neen; 't is Rudolf niet. 't Is je vriend Gartmans met nog iemand.
gérard,
naar buiten kijkend.
Gartmans met Salser. Ik wil hen niet zien! Zeg, dat ik uit ben!
Roepend.
Piet, Antje...
hij wil naar de deur rechts gaan.
elisabeth,
hem terughoudend.
Neen, neen; je bent t'huis. Gartmans is een beste, bedaarde man. Het zal juist een goede afleiding voor je zijn eens met hem...
gérard.
Maar Salser.
elisabeth.
Salser ken ik niet. Je hebt me wel eens verteld, dat hij er van houdt de menschen in moeilijkheden te brengen...
gérard.
Dat noemt hij dan experimenteeren!
elisabeth.
Maar dat zal hij toch wel niet doen met een vriend, van wien hij zoo de loftrompet heeft gestoken als van jou. | |
[pagina 79]
| |
gérard,
een beetje gevleid.
Neen; ten minste...
piet,
rechts aan de deur.
Meneer, daar zijn twee heeren...
gérard,
met een schouderophaling.
Laat dan maar binnenkomen.
Piet af.
elisabeth.
Eerst zal ik jelui wat alleen laten praten. Vraag hen ondertusschen, of zij thee blijven drinken. Dina vindt het zeker goed. In het buffet staat cognac; maar beloof me, dat jij zelf er niet van nemen zult. Je wordt er altijd zoo opgewonden door en dan volgt morgen weer de onaangename reactie. Beloof je 't?
gérard,
eenigzins bitter.
Nu goed, mamaatje, ik beloof 't.
elisabeth.
Je moogt wel blij zijn, dat ik niet kwalijknemend ben; want heusch...
gérard,
haar den mond toehoudend.
Nu, nu, nu...
elisabeth.
Ik moet maar altijd vergeven en vergeten, hè?
gérard.
Ach, ja, doe 't maar.
elisabeth.
Nu... ik zal 't doen; maar denk er aan: morgen wordt er ernstig gewerkt. Tot straks.
Gérard staart een oogenblik zwijgend naar de deur links achter, waardoor Elisabeth verdwenen is.
| |
[pagina 80]
| |
Zesde tooneel.
gérard, salser, gartmans.
salser,
in de deur rechts.
Welkom in het vaderland!
gérard,
zich snel omwendend.
Hoe staat jelui het leven?
Hij schudt beiden de hand.
Je komt als geroepen. Ik was in een allerlanderigste stemming. Zóó landerig, dat ik je niet eens wilde ontvangen; maar mijn vrouw heeft me beduid...
salser.
Dat de aanblik van een paar clowns je misschien zou opvroolijken en toen ben je tot betere gedachten gekomen.
gartmans.
Spreek, als je blieft, voor je zelven. Ik acht me nog geen clown, als ik hem in een betere stemming breng.
gérard.
A!
gartmans.
En hoe gaat het kerel? Je ziet er goed uit.
salser.
Ja, voor iemand, die van zijn huwelijksreis komt, val je mee.
gérard,
lachend.
Ach!... Kom, gaat zitten.
Hij krijgt de cognac uit het buffet.
gartmans.
Salser, als jij nu eens begon met een poosje je mond te houden. | |
[pagina 81]
| |
salser.
Ik denk er niet aan jelui te berooven van je eenige gelegenheid om eens een aardige opmerking te hooren.
gartmans.
Allerbeleefdst!
gérard,
bij het buffet.
Ben je weer onmogelijk?
salser.
Integendeel!
gérard,
de cognac op de tafel plaatsend.
Wat zou je denken van een cognacje?
salser.
Dat het waarschijnlijk niet echt zal zijn; maar... als het goed smaakt, ben ik bereid die pessimistische gedachte met geweld te onderdrukken.
Gérard schenkt twee glazen in.
Wel overwogen komt het in alle dingen maar aan op de vraag: smaakt het je goed.
gartmans.
En bekomt het je niet slecht.
gérard.
Toch zijn er menschen, die als 't ware zoeken naar iets, dat slecht smaakt en slecht bekomt.
salser.
Misschien zulke dwazen als jij; anders...
gartmans.
Drink je zelf niet mee?
gérard.
Neen; dit bekomt me zeker slecht
salser.
Solied geworden? Jammer voor den artiest; maar ik | |
[pagina 82]
| |
maak den echtgenoot en aanstaanden vader mijn compliment.
gérard,
geraakt.
Nu... nu... nu,
salser.
Aha! Spruit je slechte stemming daaruit voort. Zoo, zoo. Nu... daar gaat je eersteling.
Hij drinkt zijn glas leeg.
gartmans.
Beste cognac, hoor.
salser.
Hisce feliciter peractis, zij 't mij vergund je mijn hartelijken dank uit te spreken voor al de lange brieven, die ik van je mocht ontvangen.
gérard.
Och!
gartmans.
Heeft hij jou geschreven?
salser.
Nooit.
gérard.
Ik kan geen brieven schrijven. Het agiteert me; het maakt me ellendig.
salser.
Als vriend neem ik 't je hoogst kwalijk; maar als criticus geef ik je groot gelijk. Wel te verstaan: wanneer je je tijd beter hebt besteed door het schrijven van psychologische studies of gedichten of des noods een roman.
gérard.
Ik schrijf in 't geheel niet meer. | |
[pagina 83]
| |
salser.
Heelemaal ingeslapen? Een kalotje, een lange pijp en rhumatiek?
gérard.
Ik bepaal me tot het schilderen.
gartmans.
Heel verstandig.
salser.
Als dat het werk van je vrouw is, zal ik me genoopt voelen haar in het belang der Nederlandsche letteren een ernstige berisping toe te dienen.
gartmans.
Luister niet, Gérard!
salser.
Waarom niet? De invloed van zijn vrouw zal toch wel opwegen tegen den mijne. Als schrijver stel ik je heel hoog. Ik heb 't gezegd en 't is gedrukt. Al heb je maar één novelle plus wat gedichten geschreven en al zijn die gedichten prullen, voor die ééne novelle geef ik alles prijs, wat onze literatuur in de laatste tien jaren heeft opgeleverd, mijn eigen geschriften incluis; maar... je schilderwerk... dat wil ik nog niet eens cadeau hebben.
gérard.
Ik had geen plan je iets aan te bieden.
gartmans.
Jij met je eenzijdigheid! Al ben je honderdmaal criticus, van de schilderkunst snap je niets. Ik zeg je, Gérard, dat je twee landschappen, die bij mij hangen, veel beloven. | |
[pagina 84]
| |
salser.
En weinig geven!
gérard.
Wat ben je van avond hatelijk!
salser.
Ik kan ook niet velen, dat iemand zóó tegen zijn overtuiging spreekt. Gartmans is toch je dokter niet, dat hij je noodzakelijk moet verlakken.
gartmans.
Ik verlak niemand.
salser.
Durf jij... realist van den buitenkant der dingen... zijn droge, levenlooze landschappen op één lijn stellen met die novelle, waarin je de harten hoort kloppen en de zenuwen voelt trillen? Vind jij Gérard den man om in de huiskamer schilderijtjes te fabrieken of aan de familietafel roerende verhaaltjes te knutselen?
Naar de schilderij wijzende.
Kijk naar zijn uitgeveegd werk en word wijs! Zie toch eindelijk eens in, dat een geboren artiest behoefte heeft aan levende emotie's, net als een wild dier aan levend vleesch.
gérard.
O, zeg 't niet, zeg 't niet!
salser.
Onzin! Wie tegenwoordig nog echte kunst wil leveren, moet voor zijn werk doen, wat de pelikaan doet voor zijn jongen: hij moet zich de borst openrijten en het kind voeden met zijn eigen warm bloed. Misschien schreeuwt hij 't uit van de pijn; maar zijn werk wordt goed! Alleen tot dezen prijs is er nog wat glorie te krijgen! Schrijf met je warme bloed, laat in elk woord | |
[pagina 85]
| |
voelen, hoe je hart heeft geklopt, hoe je zenuwen hebben getrild. De domme groote hoop zal beginnen met je uit te lachen; de critiek zal je misschien uitschelden. Never mind! Als de wreedaardige fijnproevers verklaard zullen hebben, dat je hun een zeldzame lekkernij voorzet, dan verstommen die lachers dadelijk. Dan wordt het mode je te prijzen, in plaats van je te beschimpen en dan ben je... de auteur.
gérard.
Je vergeet, dat wij leven in... Nederland.
gartmans.
Voor jou is vivisectie niet alleen kunst; maar de eenige kunst.
salser.
Als de duizendhoofdige menschheid maar één lichaam had, dan zou ik dat lichaam willen openen om er het vibreeren van de emotie's in te kunnen nagaan en daaruit het groote, machtige epos op te bouwen, dat heeten zou: het leven. Maar...
gartmans.
Omdat je tot dien snellen moord in 't groot niet in staat bent, predik je den langzamen zelfmoord in 't klein. Ik vind, dat zijn vrouw en zijn schoonvader verstandig hebben gedaan door hem te verbieden zich daar mee op te houden.
salser.
En ik vind, dat hij leven en scheppen moet, net als een paard moet werken, als een glimworm moet lichten, als een varken in luiheid vet moet worden.
gartmans,
lachend.
Artistieke vergelijkingen! | |
[pagina 86]
| |
salser.
Als ze maar juist zijn! Is hij geen geboren schrijver? Kijk eens, wat hij in zijn Wanhoopskreet uit Marie Brong en uit zich zelf heeft gehaald: De quintessens van het leven. Dat kleine boek is net een droppel rozenolie, waarin de geur van honderden rozen is samengeperst.
gérard.
Zeer gevleid.
salser.
Wees niet laf!
gartmans.
Mooi is 't; maar aan het schrijven van zulke boeken ga je dood, als je niet bij tijds gek wordt.
salser.
Al was dat zoo...
gérard,
zenuwachtig.
Zwijg daar nu maar over. Drink eens uit en laat ik je nog een glas...
Hij schenkt in.
salser.
Een halfje en geen droppel meer. Ik moet nog naar je ex-Marietje en ik zou me van nacht liever niet prijs geven aan de bespotting van de Haagsche burgerij en de delikate behandeling van onze brave politie. A propos, heb je er aan gedacht, dat het van daag Sint Jan is, Marietjes verjaardag?
gérard,
verlegen en onrustig.
Ja, ik...
salser.
Ze viert weer feest, net als verleden jaar. Eerst dîner, daarna dansen. Ik ga alleen voor het slot. | |
[pagina 87]
| |
gérard,
gejaagd en onaangenaam getroffen.
Zoo... ja...
gartmans.
Wat drommel, waarom spreek je daarover? Begrijp je niet, dat 't hem onaangenaam moet zijn het verleden weer op te rakelen?
salser.
Ik wil er wat om wedden, dat hij juist nieuwsgierig is eens van ons te hooren, hoe 't Marietje gaat.
gartmans,
boos.
Och!
salser.
Laat hij 't zelf maar zeggen. Beken eens eerlijk, of 't niet waar is.
gérard,
aarzelend.
Dat is te zeggen... ik... Ik zou... ik zou willen weten...
gartmans,
heftig.
Als je 't goed met hem voorhebt, dan antwoord je niet en...
gérard,
Neen, neen; ik wil maar één ding weten. Dan is 't genoeg. Spreek daarna zooveel je wilt over andere onderwerpen; maar zeg me eerst... dat ééne.
salser.
Wat dan?
gérard.
Ze is tegenwoordig met Meulens, niewaar?
salser.
Hoe drommel weet jij dat al? | |
[pagina 88]
| |
gérard.
Met hem alleen?
salser.
Voor zoover mij bekend is: ja.
gérard.
Dus houdt ze van hem.
salser.
Dat is een tweede quaestie.
gartmans.
Zoo'n wezen houdt alleen van geld. Als zij maar te eten heeft, wat kan 't haar dan schelen wie betaalt?
gérard.
Neen, neen; zoo is Marie nooit geweest!
salser.
Liefgehad heeft ze maar eens; de gelukkige heette Gérard Adrikus.
gérard,
hartstochtelijk.
Waarom zeg je dat; waarom zeg je dat?
salser,
kalm.
Omdat ik het meen.
gartmans.
Neen; omdat je het aardig zoudt vinden Meulens en Gérard nog eens tegenover elkander te zien.
salser.
Mijn waarde, je bazelt. Hoe en waar zou ik zoo iets kunnen bereiken?
gartmans.
Dat weet ik niet; maar... Och, kom is dat een conversatie!
Opstaande.
Ik stap op. Ga je nee?
| |
[pagina 89]
| |
salser,
die insgelijks op is gestaan en langzaam een sigaret rolt.
Wellicht.
Gérard staat ook op.
gartmans,
Gérard de hand drukkend
Loop je eens bij me op? Ik heb een paar nieuwe landschappen staan. Kom eens kijken. Ik zou graag weten, wat je er van denkt.
gérard,
verward.
Goed; ik zal komen. Bij gelegenheid... morgen misschien.
gartmans.
Best. Kom nu, Salser, hè? Ik hoor een tram.
In de serre gaande.
Ja, als we voortmaken, kunnen we 'm nog halen.
salser.
Maak dan maar voort en zeg aan den conducteur, dat ik volg. Ik moet even aansteken.
gartmans,
bij de deur rechts achter.
Gauw dan, hè? Als ik je niet achter me zie, zeg ik niemendal.
salser.
Zooals je wilt.
gartmans
heengaande.
Tot ziens, Gérard!
af.
| |
Zevende tooneel.
gérard, salser.
gérard,
tot Salser, die zijn sigaret heeft aangestoken en nu ook heen wil gaan.
Zeg me nog even... gauw. Meen je 't, dat Marie niet van Meulens houdt? | |
[pagina 90]
| |
salser.
En wel van jou heeft gehouden? Zeker meen ik dat!
gérard.
Hoe kan je dat meenen, als je mijn boek mooi vindt? Dan heb ik haar immers niet begrepen en heelemaal valsch beoordeeld!
salser.
Met andere woorden: je hebt me verlakt of je verlakt me nu. Zeer gevleid op mijn beurt; maar ik heb niet beweerd, dat je een welgelijkend portret hadt gegeven. De vrouw in je boek is mooi Zoo zijn er duizenden; maar... Marie Brong is anders. Een volgenden keer zullen wij dit thema uitwerken; nu...
naar buiten kijkend.
Sakkerloot, die vervloekte wagen rijdt door. Dan blijf ik nog even.
gérard,
de cognac-flesch opnemend.
Nog een drupje?
salser.
Een kwart glaasje.
gérard,
schenkt nu ook zich zelven in; zij gaan weer zitten.
Jij vindt Marie Brong dus anders.
salser.
Ja, jij hebt haar miskend. Ze is niet in staat haar gevoel te uiten in mooie woorden en daaruit heb jij geconcludeerd: ze heeft in 't geheel geen gevoel. Nooit heb je in haar gezien,... wat ze toch werkelijk is... althans was... want tegenwoordig zal...
gérard,
ongeduldig.
Wat was ze dan? | |
[pagina 91]
| |
salser.
Een sensitieve natuur. Een aandoening onder woorden te moeten brengen, dat leek haar een soort profanatie. Zoo duidelijk, als ik 't nu zeg, begreep zij dit natuurlijk zelve niet; maar zij voelde een instinctieven weerzin om te spreken over 't geen haar 't naast aan 't hart lag. Jij bent haar groote, misschien haar eenige liefde geweest. Van jou heeft zij zooveel gehouden, als 't haar mogelijk was een ander mensch lief te hebben.
gérard,
die nadenkend is geworden, barst nu plotseling los.
Had zij dan niet éénmaal ja kunnen antwoorden, als ik haar smeekte...?
salser.
Wees eens rechtvaardig. Met blikken, met liefkozingen, met zoenen kon zij je beleedigende wantrouwen niet overwinnen. Geloof je nu zelf, dat zij met woorden gelukkiger zou geweest zijn? En dan... zij was overtuigd, dat je haar op een goeden dag toch zoudt laten zitten... zooals je dan ook te vroeg gedaan hebt. Moest het haar dus niet stuiten een bekentenis te doen, die voor jou een onaangenaam struikelblok zou worden en voor haar alleen het vernederende van een congé kon verscherpen?
gérard,
zeer zenuwachtig.
Geloof je dat? Geloof je dat heusch?
salser.
Zeker.
gérard.
Waarom zeg je me dit alles dan nu pas? | |
[pagina 92]
| |
salser.
Omdat ik Marie pas na je huwelijk beter heb leeren kennen. Je boek is mooi geworden, mijn vriend; maar de behandeling van je model is leelijk geweest.
gérard,
drinkend, heftig.
Denk je, dat ik er zelf niet onder geleden heb?
salser.
Ik ben er zeker van. Maar... zoo zal 't met jou wel altijd gaan.
gérard,
opgewonden.
Hoe? Wat bedoel je? Waarom?
salser.
Omdat jij altijd lijden zult, juist door je geluk. Je kunt het niet laten te hunkeren naar een mooiere toekomst, die je nooit zult bereiken en te treuren over een mooier verleden, dat je hebt verspeeld.
gérard.
Wat ben ik dan voor een monster?
salser.
Een monster is te sterk; maar je bent wel een ongewoon mensch, die dus ook ongewoon moest leven.
gérard.
Zeg dat niet, zeg dat niet! Ik wil juist gewoon, heel gewoon leven. Ik wil tevreden zijn, ik...
salser,
hem weerhoudend.
Pardon; ik zeg dat nu niet; ik herhaal 't maar. Je hebt - zooals trouwens iedereen - naar geen goeden raad willen luisteren.
gérard.
Je raad was slecht! Jij hebt me nooit begrepen. Ik | |
[pagina 93]
| |
had behoefte aan liefde; maar dat wou niet zeggen, dat ik die vrouw liefhad.
salser.
De vrouw... misschien niet; de emotie's, die zij je gaf, wel.
gérard.
Heb ik niet al wat mogelijk was gedaan om ze te vergeten?
salser.
Is 't je gelukt?
gérard,
zich hoe langer hoe meer opwindend.
Neen; maar het zal me lukken, als jij me helpen wilt.
salser.
Door?
gérard.
Door me zekerheid te geven. Als Marie nu houden kan van zoo'n Meulens, dan is 't onwaar, dat ze mij ooit echt heeft liefgehad.
salser.
O, nederige artiest, wat ben jij ijdel!
gérard.
Maak me uit voor wat je wilt; maar bewijs me, dat zij Meulens liefheeft of, dat ik ten minste eenmaal in mijn leven een ware liefde heb geïnspireerd!
salser.
En dan...?
gérard.
Denk je, dat ik jaloersch kan zijn van meneer Meulens?
salser.
Dat is maar een half antwoord. | |
[pagina 94]
| |
gérard.
Vraag niet naar de rest.
salser,
opstaande.
Hm!... Eén eigenaardige uiting kan ik je van haar mededeelen.
gérard.
Nu?
salser.
Op een goeden dag had ik haar verteld, dat je van plan was te gaan schilderen. Weet je, wat ze toen zei?
gérard.
Neen; hoe zou ik...?
salser,
fijn.
Je wist wel, dat ze met Meulens was. Je hadt dus ook dit kunnen weten.
gérard,
ongeduldig.
Wat zei ze dan?
salser.
In haar domheid scheert ze natuurlijk alle schilders over één kam. Ze dacht dus, dat jij ook een model noodig zoudt hebben. Nu... toen zei ze: kijk, van zijn vrouw ben ik niet jaloersch; maar... weet je, wat ik heel, heel onaangenaam zou vinden?
gérard.
Nu?
salser.
Als hij een mooi model nam en op dat model verliefd werd.
gérard,
afgetrokken en geagiteerd.
Zoo... Zei ze dat. | |
[pagina 95]
| |
salser.
Wat er toen verder in haar brein om is gegaan, weet ik niet precies; maar een oogenblik later vroeg ze op eens: wanneer komt hij terug. Ik antwoordde morgen, omdat ik nog niet wist, dat je terugkomst weer uit was gesteld.
Met ironie.
Misschien wordt ze dus nu al drie weken lang geplaagd door een hevige jaloezie van jou model.
Fijn.
Weet je daar ook soms wat van?
gérard.
Wel, neen! Hoe...?
Geagiteerd, doch met nadruk.
Je gaat er nu heen, niewaar?
salser.
Naar de Kinsbergen-straat? Ja.
Zijn horloge uithalend.
De dans zal daar aanstonds wel aangaan en dan valt er zeker wat interessants op te merken.
gérard.
Als jij van avond eens goed oplette, hè? Luister en kijk, of je alles haarfijn wilde beschrijven en breng me dan morgen elk woord over, dat Meulens en Marie samen hebben gewisseld. Doe me elk gebaar na, geef elke intonatie weer, onthoud elken blik. Jij kunt dat doen; ik weet, dat je 't kunt. Doe 't voor mij; doe 't als een vriendschapsdienst, doe 't om...
salser.
Als jij eens meeging!
gérard,
geagiteerd.
Wat?
salser.
Hier gaat iedereen zeker vroeg naar bed.
gérard.
Om elf uur wordt er gesloten. | |
[pagina 96]
| |
salser.
Zouden ze niet voor één keer... als 't eens zoo uitvallen mocht... toevallig zie je... een half uurtje op je willen wachten?
gérard.
Misschien... wel; maar...
salser.
Je herinnert je natuurlijk de kleine voorkamer naast de suite.
gérard.
Van Marie? Zeker.
salser.
Wanneer ze feest viert, wordt daar niemand toegelaten, omdat er haar mooiste prullaria in opgeborgen zijn. Ze is voorzichtig en ze kent haar gasten. Meulens vooral is zeldzaam onhandig, als hij wat meer opheeft dan gewoonlijk. In dat boudoirtje is 't dus eenzaam en donker; maar het huis is gehoorig, alsof 't van karton was gebouwd en het zou me niets verwonderen, als er in de deuren groote kieren waren naast de paneelen. In dat donkere kamertje verscholen kan je dus alles hooren, misschien ook wel alles zien, wat er gebeurt in de suite. Als je nu dadelijk met me meegaat, dan stoppen wij haar meid wat geld in de hand om ze te laten zwijgen en dan kan jij zelf Marie's woorden beluisteren, haar intonatie opvangen, mogelijk ook haar gebaren en blikken zien.
gérard,
zeer geagiteerd.
Dat is waar; maar... als nu... je kunt nooit weten hoe zoo iets uitlekt... en dan... Ellis... als zij hoorde... neen... Salser, neen dat...
Nadat hij telkens kleine teugjes heeft genomen, schenkt hij zich weder in.
| |
[pagina 97]
| |
salser.
Maar niemand hoeft er immers iets van te merken. Je kunt daar je indrukken opdoen, zonder dat een haan er naar kraait.
gérard.
Ja wel; maar het zou toch kunnen gebeuren en...
salser.
Kom, wees nu niet laf.
gérard.
't Is geen lafheid; maar ik ben lang niet altijd meester over mij zelven.
Hij drinkt zijn glas ledig.
salser.
Dat zal je daar juist worden. Je vindt er misschien genezing voor je kwaal en zeker de emotie, waarnaar op dit oogenblik je ziel hunkert, als een visch op het droge naar water.
gérard.
En als we ons haasten, kan ik nog wel om elf uur... Nu... ja dan! 't Is goed! Ik ga mee... Ik zal den huissleutel...
salser,
fijn.
Neen; dan denken ze immers, dat je in 't geheel niet van plan bent geweest op tijd terug te zijn. Maar, nog ééne vraag. Het spreekt van zelf, dat ik niet in het kamertje, maar wel naar binnen... in de suite ga. Als Marie me nu vraagt, of jij al terug bent, kan ik dan zeggen: hij is nog op reis?
gérard,
na een korte aarzeling.
Neen; dat...
salser.
O, dus weet ze, dat je terug bent. | |
[pagina 98]
| |
gérard.
Ja... ze...
salser.
Ben je dan met haar in correspondentie gebleven?
gérard.
Neen; maar... Moet je weer alles weten? Kom dan maar mee; ik zal 't je onder weg vertellen.
salser.
A!
Zij willen rechts achter heengaan.
| |
Achtste tooneel.
gérard, salser, elisabeth.
elisabeth,
opkomend van links achter; het is nu geheel donker geworden
Gérard!
Gérard en Salser wenden zich om.
Wat een duisternis! Waarom heb je het licht niet opgestoken?
gérard.
Ik... ik heb er niet aan gedacht.
elisabeth.
Zijn je vrienden al weg?
gérard,
verward en verlegen.
Neen...
salser.
Stel me even voor.
gérard.
Meneer Salser, mijn vrouw. | |
[pagina 99]
| |
elisabeth.
Wil u niet een kopje thee blijven drinken, meneer Salser?
salser.
Het spijt me, mevrouw; maar het is me onmogelijk. Wij hebben aan Gartmans beloofd bij hem thee te zullen drinken. Hij is vooruitgegaan om alles in orde te brengen. U weet zeker, dat hij zijn atelier hier in de buurt heeft. Eigenlijk hebben wij hem al een beetje lang laten wachten.
elisabeth.
Hoe jammer, dat ik mijnheer Gartmans niet weg heb zien gaan. Het zou me heel aangenaam zijn geweest, als hij ook had willen blijven. Ik heb op onze bruiloft zijn kennis gemaakt.
salser.
Ja, 't is wel jammer; maar...
elisabeth.
Dus ga jij ook nog uit, Gérard?
gérard.
Ja, ik wilde... ik dacht... Salser... of liever Gartmans vroeg of ik...
salser.
Nachtwerk hoeft het niet te worden, mevrouw.
gérard.
Maar als jij liever hebt, dat ik t'huis blijf... als je misschien iets te bepraten hebt.. of... nog iemand verwacht... of...
elisabeth.
Wel neen. Integendeel. Ik vind het best, dat je eens met vrienden uitgaat. Man en vrouw mogen niet al te | |
[pagina 100]
| |
onafscheidelijk zijn. En dan... een artiest moet immers nieuwe indrukken opdoen. Wat zegt u meneer Salser?
salser.
Ik ben 't volkomen met u eens.
gérard.
Ja... maar... je hebt er nu niet op gerekend, Ellis. Het komt zoo onverwacht. Ik kan evengoed een anderen avond naar Gartmans gaan. Misschien is dat zelfs beter.
elisabeth.
Waarom? Neen, neen, ga nu maar.
Tot Salser.
Zou u willen gelooven, dat hij aanleg heeft om menschenschuw te worden?
salser.
Nerveus, mevrouw.
elisabeth.
Maar daar mag hij niet aan toegeven.
gérard.
Als ik er nu geen lust in heb.
salser.
Je hadt toch lust.
gérard.
Ja wel; maar Ellis blijft zoo alleen achter.
Tot Ellis
Ik geloof, dat jij 't naarder vindt dan je zeggen wilt en...
elisabeth.
Om een uurtje alleen te blijven met Dina? Heusch niet. Maak je niet bezorgd voor mij. Kom, meneer Salser, neem hem onder den arm en laat hij hier zijn tijd niet langer staan te verpraten. | |
[pagina 101]
| |
salser,
Gérard onder den arm nemend.
Hoor je 't? Ik neem je onder den arm en...
gérard.
Nu goed! Vooruit dan.
Bij de deur rukt hij zich los en keert haastig terug.
Ellis... Ben je waarlijk niet boos? Zeg één woord en...
elisabeth,
lachend.
Neen, gekke man; maar ik word wel boos, als je nu niet dadelijk gaat.
gérard.
Ja?... Tot straks dan!
salser,
buigend.
Mevrouw.
elisabeth.
Meneer Salser.
Gérard en Salser rechts achter af.
| |
Negende tooneel.
elisabeth, dina, jan, mientje, antje, piet.
Antje komt achter de kinderen binnen; Piet steekt het gas aan; Antje zet het theeservies klaar.
jan,
luidruchtig van links achter opkomend.
Dag, tante Betsy, dag tante Betsy!
elisabeth.
Is 't al zoo laat?
mientje.
Ja, we gaan naar bed.
jan.
En komen u goeden nacht wenschen. | |
[pagina 102]
| |
dina.
Geef tante een zoen en...
elisabeth,
Jan tot zich trekkend.
En beloof, dat je van me droomen zult.
jan,
geeft Ellis een zoen, rukt zich dan weer los en loopt naar den ezel.
Ja... Is de schilderij al af?
dina,
te vergeefs pogend Jan weg te trekken.
Neen; maar daar heb jij niets mee te maken. Kom nu...
jan,
tot Elisabeth.
Tante, ik geloof, dat oom Gérard er nog weinig van kent.
mientje.
Waarom heeft hij geen meester?
elisabeth.
Oom kan heel goed schilderen; maar van daag heeft hij zijn werk weer uitgeveegd, omdat hij 't niet mooi genoeg vond.
jan.
Zie je wel? Dan kan hij 't ook nog niet.
dina.
Bemoei jij je met je eigen zaken en ga naar bed.
jan,
zich weer van Dina losrukkend.
Hè, dat eeuwige bed!
mientje.
Ik val om van den slaap.
elisabeth.
Is de wond weer genezen, Jan?
jan.
O, ja! Bij een jongen duurt dat nooit lang, maar | |
[pagina 103]
| |
misschien blijft er een litteeken van, net als bij meneer van der Horst, die in Atjeh gevochten heeft.
mientje.
Ajakkes!
jan.
Mien, wil ik je eens naar boven dragen?
mientje.
Ik zou je hartelijk danken.
jan.
Ik kan 't best, hoor. Ik ben sterk genoeg. Laat ik eens probeeren!
Hij wil haar opnemen; zij verzet zich.
dina.
Wil jij die fratsen nu wel eens laten!
mientje.
Neen, neen! Ik wil niet!
dina,
Jan terughoudend.
Kom, Jan, kom nu. 't Is hoog tijd.
jan,
weer naar Ellis loopend.
Tante, morgen ben ik jarig. Krijg ik dan van u ook een presentje?
elisabeth.
Als je zoet bent en nu dadelijk naar bed gaat. Dag Mientje.
Jan zingend links achter af, gevolgd door Mientje; Antje is al weg; Dina verdwijnt even met de kinderen; maar komt dadelijk terug.
| |
[pagina 104]
| |
Tiende tooneel.
elisabeth, dina.
elisabeth,
alleen aan de theetafel.
Ik zal er maar niet op rekenen, dat Rudolf nog thee drinkt. 't Is al zoo laat.
Zij schenkt water bij.
dina,
terugkomend.
Elken dag wordt het wat later, eer ik rust krijg Die kinderen zouden je soms gek maken! Is dat een drukte!
elisabeth.
Maar, Dina, wees blij, dat ze levendig en vroolijk zijn. Dat bewijst voor hun goede gezondheid.
dina.
Nu ja, maar altijd heb ik er den last van! Rudolf gaat maar uit. Ik sta voor alles alleen.
elisabeth.
Je zoudt 't niet anders willen. Als Rudolf eens hertrouwde, dan...
dina.
Ja, dan ging ik het huis uit.
elisabeth,
haar thee gevend.
Zie je wel.
dina.
Dankje... Waar is Gérard toch?
elisabeth
Uit.
dina,
verbaasd.
Uit?... Gérard? Op dit uur? Waarheen?
elisabeth.
Naar zijn vriend Gartmans, den schilder. Je weet wel; dat atelier aan den ingang van het dorp, links. | |
[pagina 105]
| |
dina.
Hoe is hij daar toe kunnen komen?
elisabeth.
Zijn vrienden hebben hem gehaald. Dacht je, dat hij voortaan avond aan avond bij mij t'huis zou zitten? Dat zou immers niet goed zijn. Iemand, als hij, die fijngevoelig en impressionabel is, heeft van nature een neiging tot eenzelvigheid; maar daar mag hij niet aan toegeven. Gartmans en Salser zijn twee heele goede, oude vrienden van hem en...
dina,
die een werkje onder handen heeft genomen, terwijl Elisabeth in een prentenboek bladert.
Nu... van die eenzelvigheid en dat fijne gevoel denk ik het mijne.
elisabeth.
Vindt je dat zulke groote fouten?
dina,
met kleine teugjes haar thee slurpend.
Dat hangt er van af... Voor de toekomst... in die dingen... is 't erg moeilijk... den schijn te onderkennen van... het wezen... Ja, lach daar maar niet om.
elisabeth.
Ik geloof zoo waar, dat je Gérard voor een heel klein beetje gek houdt.
dina.
Dat niet; maar ik vind wel, dat hij een klein beetje minder excentriek moest zijn en minder exentriek zich moest aanstellen. Als hij geregelde bezigheden had, zou ik nog niets zeggen; maar...
elisabeth.
Hij heeft toch zijn werk. | |
[pagina 106]
| |
dina.
Noem jij 't werken, als je voor het eten een uurtje lang aan een landschap verft en 's avonds alles weer uitveegt?
elisabeth,
lachend.
Dina, Dina!
dina.
Neen, dat is geen ernstig werk; dat maak je mij niet wijs en... hoe minder zorgen een mensch heeft, hoe meer hij zich allerlei verkeerde dingen in het hoofd haalt!
elisabeth.
Wie zich met kunst bezighoudt, denkt heusch aan geen verkeerde dingen.
dina.
Daar ben ik in 't geheel nog zoo zeker niet van. De meeste artiesten hebben een slechte reputatie.
elisabeth,
schouderophalend.
Legenden!
dina
Legenden? Wat ik van artiesten weet, is in 't geheel niet enkel... legenden.
elisabeth.
Maar, beste Dina, begrijp je niet, dat een artiest onmogelijk leven kan als een gewoon maatschappelijk mensch. Hij moet eigenlijk boven het leven planeeren, er op neerzien en alleen het mooie er van in zich opnemen. Hoe zou Gérard dat kunnen, wanneer hij gedwongen werd zijn hersenen te vullen met behangersopgaven, bestellingen aan ververs of smids en andere prozaïsche dingen? 't Is immers mijn plicht zulke klein- | |
[pagina 107]
| |
geestige beslommeringen van hem af te weren? Ik zou zoo graag willen, dat hij een tweede Claude Lorrain werd, een schilder, van wien de menschen zeiden, dat hij zijn penseel doopte in het gouden zonnelicht. Hij heeft er het talent voor en het zal hem lukken, zoodra hij maar zeggen kan: je marche le front haut dans mon rêve étoilé.
dina.
Alles mooi en goed en ik hoop, dat je wensch vervuld zal worden; maar... ik vrees voor het tegendeel. Als ik jou was, liet ik Gérard 's avonds niet naar zulke vrienden trekken, als meneer Gartmans of dien ander.
elisabeth,
verwonderd.
Waarom niet?
dina.
Omdat... omdat...
elisabeth.
Salser ken je in 't geheel niet en Gartmans heb je éénmaal ontmoet op onze bruiloft.
dina.
Dat is ook zoo, maar... Die Gartmans is ongetrouwd, niewaar?
elisabeth.
Ja.
dina.
Ben jij er zoo zeker van, dat Gérard bij hem geen vrouwen ontmoet?
elisabeth.
Neen, maar, Dina, nu moet ik om je lachen! Wel, wel, wat moet jou man een vrij leven hebben gehad! Vertrouwen is toch het eerste vereischte voor een gelukkig huwelijk. | |
[pagina 108]
| |
dina.
O, zeker; maar... de verleiding? De verleiding voor iemand, die zwak is, of... zooals jij zegt... impressionabel?
elisabeth,
ernstig.
Dina, als ooit iets me had kunnen weerhouden met Gérard te trouwen, dan zou 't zeker de vrees zijn geweest, dat iemand als hij te gemakkelijk onder den invloed kon komen van een andere vrouw. Ik ben niet ijdel genoeg om te gelooven, dat er geen mooiere, geestigere, talentvollere vrouwen zouden bestaan dan Elisabeth van der Raad. Je ziet dus, dat ik de quaestie goed onder de oogen heb durven zien.
dina.
Ten minste... met zoo'n vooruitzicht zou ik...
Zij maakt een afwijzend gebaar.
elisabeth.
Maar laat hij dan eens een bewondering, een gril, noem 't een affectie krijgen voor een vrouw, die door 't een of ander boven mij uitblinkt... op den duur...
dina.
Maar ondertusschen...
elisabeth.
O, zeker zal ik er onder souffreeren. Ik zal 't mij natuurlijk aantrekken, wanneer hij mij tijdelijk minder lief toespreekt, minder lief aanziet, minder lief behandelt; maar... als ik nu zijn bewondering maar begrijpen kan, dan zal ik immers denken: dat staat er op, als je ijdel genoeg bent de vrouw te willen worden van een artiest. | |
[pagina 109]
| |
dina.
Mijn compliment over je poëtische en philosophische opvatting. Ik zou niet zoo kunnen en niet zoo willen denken, al was mijn man ook een artiest als Dante of Rafaël.
elisabeth.
Heb ik dan zelf nooit een ander liefgehad en is dat gevoel ook niet verbleekt?
dina.
Zoo... Wie was dat dan?
elisabeth,
ernstig en bedaard.
Wat doet de naam er toe? 't Was iemand, die mijn vereering niet eenmaal oplette. Dat heeft me erg geknakt... o, zeker... en in dien tijd heb ik er dikwijls over gedacht mijn leven toe te wijden aan een of ander doel, bijvoorbeeld door zuster van liefdadigheid te worden. Maar... toen kwam Gérard en ik zag, dat hij ongelukkig was. Eerst voelde ik maar medelijden voor hem; maar onwillekeurig werden we vertrouwelijker en... mijn medelijden veranderde in affectie. Hij stond zoo akelig alleen in de wereld;... Hij was zoo blij iemand gevonden te hebben, aan wie hij zijn gemoed kon uitstorten en ik merkte, dat ik zoo veel voor hem zou kunnen zijn. Kijk, Dina, het eenige, dat de menschen blijvend aan elkander verbindt, is, dat ze veel voor elkander zijn. Er ligt zoo iets heerlijks in dat gevoel van heelemaal op te kunnen gaan in een ander leven.
dina.
Nu ja; maar recht is recht en wat mij toekomt sta ik aan geen ander af. | |
[pagina 110]
| |
elisabeth.
Mag er tusschen man en vrouw sprake zijn van rechten?
dina.
Zeker... en als jij niet op je rechten staat, dan waarschuw ik je ernstig... ja, ik verkoop geen praatjes... ik waarschuw je ernstig, dat je nog heel onaangename dingen zult beleven. Gérard mag zich honderdmaal artiest noemen, alles mooi weten voor te stellen en op je medelijden werken... hij is net een man als een ander...
Na een korte stilte.
Eigenlijk ook al weer niet; want ieder ander zou niet doen, wat hij doet.
elisabeth,
verwonderd.
Doen, wat hij doet?... Wat doet hij dan, dat je zoo in 't harnas jaagt?
dina.
Ja, hoor eens. Ik was van plan het je niet te zeggen; ik heb 't zelfs beloofd; maar iemand zoo met open oogen in zijn verderf te laten loopen, dat gaat toch niet aan.
elisabeth.
Dina, waar doel je op?
dina.
Gérard doet dingen, die het daglicht niet mogen zien.
elisabeth,
boos.
Wat zeg je nu?... Dat is onmogelijk! Och, je meent het ook niet!
dina.
Ik meen 't heel ernstig. Gisteren avond, terwijl wij naar de villa waren, heeft Gérard hier in huis, in deze | |
[pagina 111]
| |
kamer, een lang onderhoud gehad met... zijn vroegere... ja, wat is ze eigenlijk van hem geweest... laat ik maar zeggen: zijn vroegere geliefde.
elisabeth,
zeer verschrikt.
Marie Brong?
dina.
Wat? Ken jij den naam van dat schepsel?
elisabeth.
Gérard heeft nooit geheimen voor me gehad.
dina.
Behalve nu dan toch.
elisabeth,
pijnlijk getroffen.
Dat is te zeggen... maar... Is 't waar, wat je zegt? Hoe kom je er aan? Wie heeft 't verteld? Wie heeft 't gezien?
dina.
Rudolf.
elisabeth.
Rudolf?
dina.
Hij zag haar juist heengaan. Piet zou haar niet binnen hebben gelaten; maar hij was naar den dokter en... zooals ik zeg... toen hebben ze een onderhoud gehad, dat wel een half uur heeft geduurd.
Elisabeth zijgt geheel verbijsterd op een stoel neer en antwoordt niets; na een pauze hervat Dina.
Begrijp je nu, waarom ik je waarschuwde wat minder blind geloovig en goed van vertrouwen te zijn?
elisabeth.
Stil, stil! Laat me even nadenken. Ik kan niet... Alles is zeker anders dan je denkt... Ja, ja, het moet | |
[pagina 112]
| |
anders zijn... Misschien heeft Gérard 't me wel verteld... ben ik maar vergeten, wat...
dina.
Vergeten?
elisabeth.
Ja.
Opspringend.
Hoor ik daar niet...? Ja, daar is iemand! Dat zal hij zijn en...
Zij doet een pas in de richting van de deur, ziet Rudolf en roept teleurgesteld uit:
Rudolf!
Zij herneemt haar plaats.
| |
Elfde tooneel.
elisabeth, dina, rudolf, later antje.
rudolf,
hij komt van rechts achter op en legt zijn hoed op een stoel neer.
Goeden avond!
dina.
Ik hoor aan je stem, dat je weer onaangenaamheden hebt gehad.
rudolf.
Natuurlijk. Ik heb gedreigd met mijn ontslag en zal moeten eindigen met het te nemen!
dina.
Maar Rudolf, tienduizend gulden zoo maar prijs geven... denk toch om je kinderen!
rudolf.
Die hebben met de quaestie niets te maken. Ik ben verplicht heen te gaan, wanneer de comissarissen dingen eischen, die naar mijn opvatting in strijd zijn met de belangen van mijn maatschappij. | |
[pagina 113]
| |
dina.
Hoor eens. Karakter toonen is mooi, maar je moet er geen misbruik van maken. Jij maakt er misbruik van; dat praat niemand me uit mijn hoofd.
rudolf.
Ach, Dina, ik heb over die ellendige zaak gisteren avond van papa al meer dan genoeg moeten hooren. Hij heeft me niet overtuigd en dus...
dina.
Dus loop jij liever je hoofd te pletter, dan dat je op zijn tijd wat toegeeft aan menschen, die je veel kwaad kunnen doen! Iedereen zegt, dat ik je altijd blindelings gelijk geef; maar nu geef ik je groot ongelijk en de heele wereld zal je ongelijk geven.
rudolf.
Dat is de vraag. Daar... laat Lize eens spreken. Met haar heb ik nog geen woord over de quaestie gewisseld; maar zij heeft er gisteren avond toch genoeg van gehoord om op de hoogte te zijn.
dina.
Zij zal je wel gelijk geven. Zij houdt er ook van die verheven beginselen op na, waarmee je in de wereld altijd het kind van de rekening bent.
elisabeth.
Mij zou Rudolf erg tegenvallen, als hij maar een duimbreed toegaf. Transactie's vind ik verachtelijk. Liever alles opgeofferd dan je waardigheid.
rudolf,
heftig.
Bravo! Dat mag ik hooren! Zoo zou Martha ook gesproken hebben. Weet je wel, Ellis, dat je mij hoe langer hoe meer aan haar doet denken?
Haar strak
| |
[pagina 114]
| |
aanziende en met weemoed.
Wat heb ik veel van die vrouw gehouden!... Maar, komaan, nu mag er over die geschiedenis geen woord meer worden gesproken, eer de bijeenkomst van morgen achter den rug is. Wil jij niets gebruiken, Ellis? Geen glas wijn?
elisabeth.
Neen, dank je.
rudolf.
Wat is Gérard in de stad gaan doen?
elisabeth,
ontstellend.
In de stad?
dina.
Hij is niet naar de stad. Hij zou naar het atelier van Gartmans in het dorp gaan.
rudolf.
Ik heb hem in de stad op een tram zien staan. Hij was met zijn vriend Salser.
elisabeth.
En Gartmans?
rudolf.
Gartmans was er niet bij.
dina,
met voldoening.
A!
elisabeth,
opstaande en zich goed willende houden.
Zoo... Dan is er zeker een verandering gekomen in de plannen. Gérard zal eerst hem, daarna Salser een eind weg hebben gebracht... en toen...
dina.
En toen?
rudolf.
Jelui bent zoo vreemd. Is er iets... | |
[pagina 115]
| |
dina.
Ik zal 't maar zeggen. Ik heb Ellis verteld, dat die Marie Brong hier is geweest!
rudolf,
verontwaardigd.
Is 't nu mogelijk! Hoe kom je er bij?
dina.
Moest ik Gérard dan maar stil zijn gang laten gaan?
rudolf.
Jelui vrouwen weet nooit, wat je zeggen of zwijgen moet! Hadden wij niet duidelijk afgesproken, dat je mij zoudt laten begaan? Nu is alles bedorven!
dina.
Ik heb verkeerd gedaan; natuurlijk! Dat is altijd zoo!
rudolf,
Elisabeth liefkozend, die op is gestaan en rondwandelt, tevergeefs pogend haar aandoening te bedwingen. Hij spreekt zacht, zoodat Dina 't niet hoort.
Kom, kom, trek je dat nu niet aan. Je weet nog niet... wat hoef je dadelijk gevolgtrekkingen te maken? De zaak is misschien dood onschuldig.
elisabeth,
gedwongen kalm.
Ik weet het wel, Rudolf!
rudolf.
Zij is zeker Gérard lastig komen vallen om geld. Hij heeft haar niet zoo dadelijk weg kunnen krijgen en...
luider
God!
elisabeth.
Wat is er?
rudolf.
Och, neen.., niemendal. | |
[pagina 116]
| |
elisabeth.
Maar...?
dina.
Je hadt toch een invallende gedachte.
rudolf.
Ja, iets dat... iets, dat me zelven aangaat. Ik heb wat vergeten... me vergist in den datum. Een brief, dien ik moet verzenden. Ik dacht den tijd te hebben tot morgen; maar dat is mis. Wij hebben immers al...
dina.
Van daag? Van daag is 't de vier en twintigste.
rudolf.
Nu juist. Ik moet dus... maar...
elisabeth.
Daar hoor ik nog een tram. Wie weet, of hij niet...
Zij gaat snel in de serre.
dina.
Naderend tot Rudolf.
Zou je denken dat hij bij die Marie...?
rudolf.
't Is haar verjaardag.
dina.
Maar dat zou verschrikkelijk zijn!... Zie je iets, Betsy?
elisabeth,
terugkeerend.
Neen, ik geloof niet... dat...
antje,
van rechts achter opkomend met drie aangestoken blakers.
Mevrouw... 't is al over elven; maar meneer Gérard... komt die niet t'huis?
rudolf.
Heeft meneer den sleutel meegenomen? | |
[pagina 117]
| |
antje.
Neen, die hangt nog in het kamertje.
elisabeth.
Dan is hij toch niet van plan geweest lang weg te blijven.
rudolf.
Natuurlijk niet; maar al pratende...
elisabeth.
Je weet niet, hoe naar ik dit voor jelui vind! Die stoornis in zoo'n regelmatig huishouden...
rudolf.
Heeft niets te beduiden!
elisabeth.
Je moet bedenken, dat Gérard nog gewend is aan de vrijheid van het hôtel-leven.
rudolf.
Zeker. Ik zal wel opblijven en...
elisabeth.
Neen, Rudolf; dat wil ik niet. Jij hebt je rust hoog noodig. Morgen heb je immers weer een bijeenkomst met die heeren. Ik zal zelf...
antje.
Maar mevrouw, dat is toch mijn werk. Misschien dut ik wel op mijn stoel in; maar als meneer belt, ben ik er toch dadelijk bij.
rudolf.
Heel goed, Ant. Ik ga nu dadelijk mijn brief schrijven. Dien breng ik dan zelf op de post en terwijl ik weg ben, houdt Ant de wacht. Ondertusschen komt Gérard terug, en...
Antje links af.
| |
[pagina 118]
| |
elisabeth.
Heeft die brief zoo'n haast?
rudolf.
Ja, lieve kind. Die brief moet met de eerste post weg.
dina.
Zijn de buitendeuren in de serre goed gegrendeld?
rudolf.
Ik zal kijken.
Hij gaat in de serre.
elisabeth,
luisterend.
Ssssttt!... Telkens verbeeld ik me te hooren bellen.
dina.
Ik hoor niemendal.
elisabeth.
Rudolf, kijk nog eens naar buiten, hè.
rudolf,
in de serre.
Binnen het hek is geen mensch te ontdekken.
antje,
links het hoofd naar binnen stekend.
Moet ik de gaskraan dicht draaien of niet?
rudolf.
Toedraaien, Ant.
dina.
En een nachtlicht in de gang zetten.
elisabeth.
Maar als je nu nog schrijven wilt.
rudolf.
O, ik kan in mijn kamer de lamp opsteken.
Dina draait hel gas uit; het wordt donker.
Zal je nu rustig gaan liggen?
elisabeth.
Zeker. | |
[pagina 119]
| |
rudolf.
En geen muizenissen in je hoofd halen?
elisabeth,
zacht.
Ik zal 't probeeren.
dina.
Goeden nacht dan.
elisabeth.
Dina, ik vraag je nog duizendmaal excuus voor Gérard.
dina.
't Is niets, 't is niets! Trek jij 't je maar niet aan..
rudolf.
De oogen toe en dan aan niets meer gedacht. Beloof je 't?
elisabeth,
zich met moeite bedwingend.
Als jij mij ook iets belooft.
rudolf.
Wat dan?
elisabeth.
Dat je dien brief niet van nacht meer wegbrengt.
dina.
Wat kan jou dat schelen?
rudolf.
Er is haast bij, kindlief.
elisabeth.
Ik geloof 't niet, Rudolf.
dina.
Maar Betsy?
rudolf.
Nu goed, goed. Misschien kan ik morgen vroeg wel | |
[pagina 120]
| |
telegrafeeren. Ik zal er over denken, hoor. Ga je dan nu dadelijk slapen?
elisabeth.
Ja... ik zal gaan. Goeden nacht.
rudolf.
Wel te rusten, Dina.
dina.
Goeden nacht.
Elisabeth met een blaker links voor af; Dina met een blaker links achter af.
| |
Twaalfde tooneel.
rudolf, later elisabeth.
rudolf,
alleen.
Nog geen jaar getrouwd!... O, de ellendeling.
Na een oogenblik nadenkens.
Ach, neen, met zoo iemand moet je medelijden hebben. Hij zou zoo graag; maar,... ‘du bleibst am Ende was du bist.’
Zijn hoed nemend.
Als hij er nu toch eens niet was?... Och kom, hij is er zeker. Even een paar sigaren halen en dan naar de van Kinsbergenstraat.
Rechts voor met zijn blaker af.
Het tooneel blijft een oogenblik leeg en donker; het wordt niet licht, eer Rudolf met zijn blaker terugkeert.
elisabeth,
van links voor.
Ik ben er zeker van, dat hij toch zal gaan... Ik wil 't niet!
Zij kijkt naar de lichtstreep onder de deur van Rudolf's kamer.
Zijn licht is nog aan. Het schijnt onder de deur door... Eer hij naar bed is, ga ik niet van hier weg.
Zij gaat zitten. De pendule slaat één doffen slag. Zenuwachtig rillend als iemand, die het koud heeft.
O, hoe
| |
[pagina 121]
| |
naar, hoe naar!
Zij gaat in de serre.
Geen mensch meer op den weg!
Zij keert terug.
Belogen... bedrogen... en voor wie?... O, mijn God, mijn God!
Zij valt weer op een stoel neder.
rudolf,
met zijn blaker, een stok in de handen en een hoed op het hoofd binnentredend.
Zie zoo!
elisabeth,
zacht.
Rudolf.
rudolf,
hij zet zijn blaker neer.
Wat? Nog niet naar bed?
elisabeth.
Neen... ik wachtte... ik weet, wat je doen wilt.
rudolf.
Maar...
elisabeth.
Zeg niets; maar... blijf hier... 't Is toch... te laat.
rudolf.
Arm kind, arm kind!
Hij drukt haar tegen zich aan; zij weent niet. Na een oogenblik buigt hij langzaam het hoofd neer en kust haar op het voorhoofd. Als meegesleept door zijn gedachten.
En dan te moeten denken, dat ik je op de handen zou hebben gedragen!
elisabeth,
plotseling terugschrikkend.
Rudolf?
rudolf,
na een oogenblik stilte.
Ik had 't niet moeten zeggen, maar...
elisabeth.
O, mijn God!
Zij barst in tranen uit en wil heengaan.
| |
[pagina 122]
| |
rudolf.
Lize, ga je nu weg? Lize!
Hij volgt haar.
elisabeth.
Laat me, laat me!
Zich omwendend bij de deur.
Waarom ben je zóó wreed geweest?
Af.
rudolf,
verbaasd.
Ik... wreed?
Plotseling hare bedoeling begrijpende.
Lize!
|
|