Gezangen, of het vrolyk gezelschap der negen zanggodinnen
(1738)–Jan van Elsland– Auteursrechtvrij
[pagina 198]
| |
Laaten uw vermoogende en flonk'rende oo-gen,
Met mededoogen, Zien hoe ik ly.
Ach Filis! sla uw min-ne-lyke londenke,
En uw ziels ontvonkende oo - gen eens na my.
2. Want als ik die bekoorlyke zonnen zie
Die my verwonnen, Leef ik vol vreugd.
Laat my toch genaaken Uw' roozekaaken,
En 't zoet eens smaaken Van uwe jeugd:
Want als ik die bekoorlyke zonnen zie,
Die myn hert verwoonnen, Leef ik vol van vreugd.
3. Wond niet of heel myn zieltje, dat zo hertelyk
U mint, en smertelyk Smelt door uw gloed.
Laaten myne lusjes En smert gerusjes,
Met duizend kusjes, Eens zyn verzoet.
Wond niet, of heel myn zieltje, dat zo hertelyk
U bemint, en smertelyk Versmelt in gloed.
|
|