Den lacchenden Apoll, uytbarstende in drollige rymen
(1667)–Pieter Elsevier– Auteursrechtvrij
[pagina 261]
| |
Om te doen wat Moeder zeyt.
2. Jonge, seyse gist're morgen,
Gaat ter Bruyloft na van Laar;
Doet je Koocker wel voorsorge,
Dat je staal weer treft een paar.
3. Gaat de Gasten wat verheugen,
Singt dan op de Bruylofts zaal:
Drinkt eens om met lust'ge teugen,
Ick zal doen een zoet verhaal.
4. Dat je wist de lieve kluchten,
Die men in de Echt geniet?
Als twee herten tot een zuchten,
't Klagen geeft dan geen verdriet:
5. Kusjes die de Honich tarten,
Lonkjes van de kuysche min,
Kittelen soo die lieve harten,
Denkt wat voor een God ick bin.
| |
[pagina 262]
| |
6. Wie dat maer mijn schicht moet derven,
Heeft geen lust ter werelt niet.
Souje dan wel willen sterven?
Die mijn Moeders vreugt geniet.
7. De Tijdt was nu in Venus Tempel,
Dat men vierde 't heyligdom,
Als'er naarde veel haar drempel,
Om te wesen Bruydegom.
8. Al de Hemel Goden songen,
Bacchus schonk sijn Nekter uyt,
Al de Cupidootjes sprongen,
Om dat quam van Laar sijn Bruyt.
9. d'Godt spraak riep, vereende zielen,
Heyl en Vree zy u altijdt,
Niemant mach u rust vernielen,
Tot ghy blickt in eeuwigheyt.
10. Geen tong en kon d'vreugt uyt-galmen:
| |
[pagina 263]
| |
Vraegt het die van dese nacht
Kampen sullen om de Palmen,
Op het dons ick houw-de wacht.
11. d Fackel vlamt al in veel glooren,
Doch hy moet haest uyt gedaen,
Als de Bruygom laet sijn tooren,
Met sijn Bruydt sal slapen gaen.
12. Seg nu Jongmans, en gy Maagde,
Wensje niet mee na dees staet?
't Geen dit Paar soo wel behaagde,
Doet het oock eer 't werdt te laet.
13. 'k Wensje alle goede morgen,
d'Middernacht is al voorby,
'k Moet mijn Kooker gaan voorsorgen,
Om te doen wat Moeder sey.
Allacchende.
|
|