Den lacchenden Apoll, uytbarstende in drollige rymen(1667)–Pieter Elsevier– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Snakerijtjen op de Kamer van Juffer N.N. LEst quam ik met een vrient op Juffer N.N. kamer, Die beter was versien van alderhande stof Als oit de winkel van de beste Franse Kramer, Daar alles is te koop van d'allernieuwste snof: Hier stont ik als een gek en keek naar al de prullen: Hier lag een poejer doos, en een yvoore kam, Een silver borsteltjen om 't hair daar meê te hullen, En wat Pomaad, daar ik een brave brok van nam, Om datze soo sneê wit, en liefelijk van geur was: [pagina 185] [p. 185] Hier stont een kasje, dat ik meenden op te doon, Maar 't luk'e niet, om datter 't sleuteltje niet veur was, Hier lagen strikjes om te binden op de schoen; Hier lag een zilvre-doos met duisende van spelden Van alderhande slag, en van verscheide kleur: Maar daar lag [...]ch een ding dat ik my schaam te melden Dat zy gebruikten, soo van achter, als van veur. Noch zag ick (onder al die aangename prullen) Twee Borsjes; maar van zijd seer levendig gemaakt, Daar sy haar boesem meê wist aardig op te vullen, Waar door ik dikwils in bekooring was geraakt: Doen nam ik z'in mijn hand, en kaatste met de borsten, Waar van my het gevoel soo vaak geweigert was: En wat de Juffer riep, dat ik haar goet bemorsten; Wy speelden, tot de bal viel boven op de kas: Doen was het kaatsspel uit: maar uit de Juffers oogen Was hare gramschap, en beschaamtheyt wel te zien, [pagina 186] [p. 186] Vermits sy doen ter tijdt soo schendig was bedroogen, Waarom sy mijn haar Huys en Kamer wou verbiên. Wat reden hebt gy dan u deur voor my te sluyten? Zey ik Mejuffer? want hier is geen schâ geschiet. Mijn Cammeraat die kaast wel dik wils met zijn kuyten, Wel Juffer! waarom ik dan met u borsjes niet. Vorige Volgende