Den lacchenden Apoll, uytbarstende in drollige rymen(1667)–Pieter Elsevier– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Toon: 1. Musquettaire. ACh Hemel! hoe quelt mijn de Min! De schoonheyt van mijn Engelin Schiet pijl op pijl mijn boesem in, En jaagt weer sucht op sucht daár uyt; Dus geef ik niet dan droef geluyt Door 't schieten van dien Minne-Guyt. 2: Hoe lang sal duren dese pijn, Hoe lang sal ik gekluystert zijn Door Dianieraes sonne-schijn! Sal sy gelijk als een Diaan Altijt de liefde wederstaan! Sal al mijn suchten en getraan [pagina 96] [p. 96] 3. Haer wreet en diamanten hart, Dat al de hardigheden tart, Noyt buygen tot de minste smart! Sal noyt mijn brandt de killigheyt, Die by haer borst en boesem leyt, En 't blanckste vel met sneeuw bespreyt, 4. Verwermen! daer Apoll door 't licht Van sijn strael schietend' aengesicht Het kout albast met vier door-wricht! Is sy dan van een Leeuw gebroed, En van een Tyger op-gevoed! O neen: want geen soo straf gemoed, Soo fel, die somtijds de min Voelt kruypen hare schoncken in. Wat Godheyt dan, wat mens, wat dier Weerstaet dit al-beheerschend vier? Allen Diaen, en Dianier. F.V.O: Vorige Volgende