Vijfentwintig jaar Vlaamse Beweging
(1969)–H.J. Elias– Auteursrechtelijk beschermd17. Van 2 april tot 1 september 1939Er valt weinig aan te tekenen in de ontwikkeling van de Vlaamse Beweging in de laatste vijf maanden die de tweede wereldoorlog zijn voorafgegaan. Er heerste, na 15 maart, een atmosfeer van loomheid en van angst, terwijl de krachten die naar de oorlog dreven elke dag sterker werden en elke dag hun stem luider verhieven. Lange jaren had men, in de verantwoordelijke kanselarijen, naar deze stemmen niet geluisterd. De voorstanders van geweld kregen thans de bovenhand. Het waren mensen zoals Churchill die in Hitler de voortzetting zagen van het oude Pruisisch militarisme; het waren zij die zich konden beroepen op de plannen van Hitler zoals deze te vinden waren in Mein Kampf; het waren de marxisten die in hem de vertegenwoordiger zagen van het Duitse kapitalisme; het waren al de vijanden van rassenteorie en antisemitisme; het waren de weinigen die gedreven werden door achting en vriendschap voor de TsjechenGa naar voetnoot(1). Het einde van de burgeroorlog in Spanje kwam de gemoederen nog sterker ophitsen in het z.g. antifascistische kamp. De wrok en het ressentiment werden groter. Hitler had vreemde grond genomen op 15 maart en Mussolini, die niet wilde ten achteren blijven, viel op 7 april Albanië aan. Het v.n.v. onderging in Vlaanderen de weerslag van deze stemming die niet alleen in linkse kringen heerste. Politiek had het geen bondgenoten meer: de andere partijen vormden front en aan een nieuwe samenwerking met de k.v.v. viel voorlopig, na wat er gebeurd was tijdens de verkiezingscampagne, niet te denken. In de k.v.v. hadden de elementen die er sedert jaren een antikoncentratiepolitiek voerden nu beslist de bovenhand. | |
[pagina 138]
| |
De Kultuurverenigingen bleven nochtans op de bres staan. Op het landelijk kongres van v.o.s. (16 april 1939) werden besluiten aangenomen met betrekking o.a. tot de amnestie en tot de Vlaamse aktie. Inzake amnestie werd vastgesteld dat er slechts een verminkte politieke amnestie werd verleend, geen militaire, dat nog steeds geen maatregelen in het vooruitzicht gesteld waren voor bestuurlijke amnestie. Het kongres eiste algemene en onvoorwaardelijke amnestie voor alle oorlogsmisdrijven zo van burgerlijke als politieke aard. Het wees daarbij o.a. op deze verplichting ingeschreven in het Wapenstilstandsverdrag van Compiègne. Wat de Vlaamse aktie betrof eiste het kongres het recht op voor Vlaanderen op kulturele autonomieGa naar voetnoot(2). De volgende dag 17 april, kondigde Hub. Pierlot de vorming aan van een drieledig ministerie. Hij had zijn opdracht tot een goed einde kunnen brengen doordat Dr. Martens op de dag van de verkiezingen vrijwillig zijn ontslag had genomen als lid van de Akademie. Pierlot had echter te vroeg viktorie gekraaid. Nog dezelfde dag besliste het kongres van de socialistische partij - de argumenten van Spaak ten voordele van een deelneming aan de regering verwerpend - in de oppositie te gaan. De volgende dag was Pierlot klaar met een tweeledige regering. Op de vergadering van de rechterzijde deed Van Cauwelaert scherp zijn beklag over de manier waarop de katolieke Vlamingen door de liberalen en door zekere katolieken bij de samenstelling van deze regering waren behandeld. Hij verklaarde het beu te zijn en, als het zo verder ging, nog liever afscheid te nemen van de Walen en een eigen Vlaamse katolieke partij op te richtenGa naar voetnoot(3). Op 25 april las minister Pierlot de regeringsverklaring voor. De regering verklaarde het als een essentiële plicht te aanzien de vrije ontwikkeling van de twee ‘taalgemeenschappen’ te bevorderen. Zij beloofde alle nodig geachte maatregelen te zullen treffen om de integrale toepassing van de taalwetten te waarborgen. Zij zou het ministerie van openbaar onderwijs wederinrichten, hierbij rekening houdend met de twee kulturen en de staatkundige eenheid van België en hierbij steunend op de eensluidende adviezen van de twee kultuurradenGa naar voetnoot(4). Enkele dagen later, op 6 mei, publiceerde de pers een mededeling van de k.v.v. waarin een opsomming werd gegeven van de Vlaamse eisen en van de vraagstukken die | |
[pagina 139]
| |
tijdens deze legislatuur 1939-1943 hun oplossing moesten vinden. Het waren de volgende punten: officiële eentaligheid; de Vlaamse kultuur in de handen van de Vlamingen; een billijke vertegenwoordiging van Vlamingen en Walen in alle centrale organen; een bijzonder statuut voor BrusselGa naar voetnoot(5). Het direktorium van het Jeugdfront was weinig entoesiast over de politiek van de k.v.v. In een motie d.d. 7 mei klaagde dit direktorium het feit aan dat de verkiezing nog te zeer op vele plaatsen in de oude standengeest gevoerd was. Het verklaarde dat Jeugdfront voortaan los van de k.v.v. de geest van eenheid zou propageren, tot er beternis zou blijken. Het verweet de k.v.v. dat zij tekort schoot bij de regeringsvorming. Het verklaarde dat Jeugdfront even zelfstandig als voorheen zijn aktie zou voeren en dat kultuurautonomie en sociaal-ekonomische beroepsstanden een onderdeel vormden van zijn programmaGa naar voetnoot(6). Op de partijraad van de k.v.v. gaf Van Cauwelaert nogmaals uiting aan zijn ontevredenheid over de manier waarop de regering was tot stand gekomen. De k.v.v. was volgens hem hierdoor ten zeerste gediskrediteerd en het zou moeilijk zijn deze erbarmelijke indruk uit te wissen: de katolieke ministers hadden, volgens hem, hun medewerking onder zulke voorwaarden niet mogen toezeggen. Minister Marck verdedigde de politiek van de regering. Hij verzekerde dat het beperkt ministerieel komitee dat het vraagstuk van de kulturele autonomie ter studie genomen had, als basis van zijn werking de formule gekozen had voorgesteld door de twee kultuurraden. Door de aanwezige leden van de regering werd verder aangekondigd dat over enkele dagen de reorganizatie van het ministerie van openbaar onderwijs zou volgenGa naar voetnoot(7). Nieuw Vlaanderen van zijn kant was niet te spreken over de k.v.v. In het nummer dat op deze vergadering van de k.v.v. volgde, werd haar het verwijt toegestuurd dat zij achteruit krabbelde onder invloed van Prof. De Bruyne e.a. om het Vlaams-nationalisme in de ruimste en apolitieke zin te verloochenen. Het blad verweet Prof. De Bruyne dat hij zelfs uiting gegeven had aan zijn ernstige bezwaren tegen het gebruik van het woord ‘kulturele autonomie’ en dat men verzekerde dat hij daarbij de tolk was van de k.v.v.Ga naar voetnoot(8). | |
[pagina 140]
| |
Op zondag 21 mei zou het v.n.v. van zijn kant opnieuw zijn landdag houden in Gent. Tweeëntwintig professoren van de Vlaamse universiteit hadden, in een brief aan de burgemeester van de stad, gevraagd deze landdag te verbieden. Hij ging op deze aanvraag niet in doch nam de nodige politiemaatregelen om de morgenoptocht buiten het centrum van de stad te houden. De toeloop van deelnemers was groter als ooit tevoren. Zoals steeds vormde ook ditmaal de toespraak van Staf De Clercq de kern van de vergadering. Zijn rede was veel minder teoretisch als op de vorige landdagen. Ze was meer aktueel en met een rechtstreekse aanpak van de Belgische politiek. De Leider verklaarde nogmaals niet alleen voor ons land een statuut van zelfstandigheid te willen d.w.z. de vrijheid om te kiezen, maar een statuut van neutraliteit: wij blijven onverduitst en onverfranst, wij vechten niet voor vreemde belangen. Wij lopen in onze buitenlandse politiek gevaar zolang een Belgisch mengelmoes onder overwicht van de Walen ons regeert. Wij hebben dringend zelfregering nodig. Voor de verwijten van duitsgezindheid die men ons daarbij toestuurt kennen wij maar één antwoord: geen Vlaming kan er ooit aan denken Vlaanderen tot een Duits protektoraat te maken. Tegen zulke plannen zou elk rechtgeaarde Vlaming en Dietser zich met alle macht verzetten: men zal in onze rangen geen Mgr. Tiso of geen Hacha's ontmoeten. Na een scherpe aanklacht tegen al wie in de laatste maanden het v.n.v. aanviel en meer bijzonder tegen de Gentse professoren die deze landdag hadden willen doen verbieden, ging Staf De Clercq verder: het v.n.v. heeft zijn programma niet te wijzigen. Maar aan leuren en zeuren, in woorden alleen, met onze Dietse idealen, hebben wij niets. Dit blijft een kwestie van vorming, opvoeding en politieke scholing. De nuchtere werkelijkheid bestaat erin, dat in de Belgische staat Vlaanderen nog machteloos is om zijn eigen lot te bepalen, omdat het vastzit in een centralistische staat. Wij sloten een akkoord met de k.v.v. op grond van een zelfstandige politieke vertegenwoordiging voor Vlaanderen. De k.v.v. heeft dit verloochend en is weer Belgische wegen opgegaan. Wegens de schrijnende nood echter van ons volk zal het v.n.v. hoofdzakelijk zijn krachten koncentreren op de verovering der zelfregering. Aan het slot van zijn redevoering wendde Staf De Clercq zich tot de Walen. Hij verklaarde Brussel voor Vlaanderen op te eisen, desnoods met ‘een voorlopig taalstatuut’. Laat uw aanspraken op Brussel varen: wij kunnen het wellicht met u maar zullen het desnoods doen zonder uGa naar voetnoot(9)! | |
[pagina 141]
| |
Met uitzondering van wat hij zegde over het toekomstig statuut van Brussel, kon deze redevoering van Staf De Clercq beschouwd worden als een realistische basis voor een verdere politiek. Ook waar hij sprak over de noodzakelijkheid van een andere politieke struktuur dan die van de verworden parlementaire partijenpolitiek, kon hij beschouwd worden als de vertolker van een zeer verspreide mening in het land. Niemand minder als Koning Leopold had herhaaldelijk de aandacht van de politici gevestigd op het verval van de bestaande parlementaire demokratieGa naar voetnoot(10). Tijdens de ministeriële krisis die volgde op het ontslag van P.H. Spaak, had hij, op 12 april, een ‘sensationeel’ initiatief genomen. Hij had een vergadering beroepen van politieke personaliteiten en van ekonomische experten om hun zijn opvattingen mee te delen en nl. zijn voorkeur voor een executieve macht die werkelijk verantwoordelijk zou zijn, onafhankelijk van de politieke groepen, zo nodig voor een hele legislatuur. Het was niet zeer duidelijk wat hij nastreefde: een herstel van het parlementair regime of een versterking van de koninklijke machtGa naar voetnoot(11). Philip Van Isacker schrijft in zijn gedenkschriften, dat toen hij afscheid nam van het politieke leven in 1937, het parlement hem een werkelijke tegenzin had gegeven voor het mandaat van volksvertegenwoordiger. Hij beschouwde het parlement als een schadelijke instelling voor de gang van zaken in het landGa naar voetnoot(12). Toen in nov. 1937 Em. Van Dievoet zijn ontslag nam als voorzitter van de kristelijke Volkspartij te Brussel, die aansloot bij de k.v.v., bracht hij een bijna sympatieke groet aan het VerdinasoGa naar voetnoot(13). Ik herinner mij persoonlijk een gesprek met minister Soudan, in de wandelgangen van de Kamer, in het jaar 1939, waarbij hij mij verklaarde dat het bestaande partijensysteem niet meer te houden was en dat het parlement niet meer de publieke opinie in het land vertegenwoordigde. De enige vooraanstaande figuur evenwel die openlijk uitkwam voor een nieuw stelsel was H. De Man. Einde 1938 had de b.w.p. beslist twee doctrinale tijdschriften uit te geven. Men weigerde hem de leiding van de twee, vooral van het Franse. De voornaamste opponent was hier Em. Vandervelde: het zou te veel gezag gegeven hebben aan één man en vooral aan een man die de traditie niet volgde, althans niet in WalloniëGa naar voetnoot(14). Het | |
[pagina 142]
| |
nieuwe tijdschrift droeg de kenschetsende naam Leiding (vanaf jan. 1939). Volgens De Man - ondervoorzitter en weldra voorzitter van de b.w.p. - stond een derde van de partij achter hem. In zijn opstellen verwierp hij de diktatuur van het proletariaat en wilde hij dat de b.w.p. haar klassenkarakter zou opgeven om een volkspartij te worden, omdat niet het klassenbelang maar wel het volksbelang primeerde. Hij verwierp de liberale, burgerlijke demokratie die berust op de soevereiniteit van de enkeling om een nieuwe demokratie tot stand te brengen waarin orde, gezag en verantwoordelijkheid ingeschakeld zouden zijn en waarin sociale rechtvaardigheid heerste. Hij wilde geen massademokratie maar een autoritaire: een betere keuze der gezaghebbers en een beter toezicht op hun gezagsuitoefening. Onder een aantal hervormingspunten die hij voorstelde vinden wij o.a. ook een passende korporatieve organizatie met publiekrechtelijk karakterGa naar voetnoot(15). Niettegenstaande de stijgende internationale onrust als gevolg van het vraagstuk Dantzig en de zeer gespannen Duits-Poolse betrekkingen, kon men toch duidelijk merken dat de vlaamsgezinden aktief bleven staan in de strijd en zich niet wilden laten afleiden door de gebeurtenissen in Europa om hun strijdobjekten prijs te geven. Nieuw Vlaanderen (15 juli) bleef bij zijn standpunt dat in de bestaande konjunktuur de Vlaamse krachten dienden samengetrokken te worden rondom de idee van een federatieve omvorming van de Belgische staat. De aankondiging van het 19de kongres van de Katolieke Vlaamse Landsbond werd, in de mededeling door de voorzitter A. Bouweraerts aan de pers, een striemende aanklacht. De Vlaamse syndikaten herinnerden minister Pierlot aan hun brief van 10 maart en de Vlaamse Kultuurverenigingen schreven insgelijks aan de eerste minister op 9 juni. Zij herinnerden eraan, dat na de betoging van 3 juli 1938 te Gent, de regering beloofd had: de toepassing der wet van 1932; amnestie voor Grammens en zijn medewerkers en, in afwachting, schorsing van alle vonnissen; de volstrekte eentaligheid van opschriften en straatnaamborden; de toepassing der wet in musea, semi-officiële en parastatale instellingen; de verbetering der onderwijstoestan- | |
[pagina 143]
| |
den in Groot-Brussel en de uitbreiding der bevoegdheid van de Kommissie voor Taaltoezicht. Zij herinnerden aan het onderhoud van 9 januari 1939, toen de regering toegaf, dat tot dan toe ongeveer niets gedaan werd, doch tevens haar belofte van 3 juli hernieuwde en bovendien beloofde: de splitsing van het ministerie van openbaar onderwijs, konform met de opvattingen van de Vlaamse Kultuurraad, in de mate waarin de twee kultuurraden hiermee zouden instemmen; een billijk etnisch evenwicht in alle kommissies, de uitsluiting van de vreemdelingen bij de talenstatistiek; een billijk evenwicht in radiozenders en bij officiële aangelegenheden; rechtsgelijkheid in Brussel. Zij wezen erop dat van dat alles tot hiertoe niets was in huis gekomen en drongen aan op de inlossing van de gedane beloftenGa naar voetnoot(16). Op het kongres van het Davidsfonds 24-25 juni werd nogmaals aangedrongen op de splitsing van het ministerie van openbaar onderwijs en noteren wij, onder de verschillende referaten dat van J. Clottens over De volkstelling van 1940 (een uitvoerig referaat over de onnauwkeurigheden en het bedrog bij vroegere volkstellingen, vooral in 1930) en twee verdere referaten over het vraagstuk Brussel dat met de dag als meer en meer dringend werd beschouwdGa naar voetnoot(17). In Kortrijk had opnieuw, zoals vorig jaar, een socialistische Guldensporenviering plaats. Het woord werd er gevoerd door Herm. Vos, H. De Man, Aug. Vermeylen, Balthazar, de Waalse volksvertegenwoordiger Arth. Gailly en C. Huysmans. Vos onderstreepte nogmaals het karakter van klassenstrijd en de overwinning van de demokratie op de koningsmacht. H. De Man verklaarde dat het socialisme thans de waarde erkende van de strijd voor kulturele autonomie en zelfverheffing maar niets gemeens wilde hebben met nationalisme; Aug. Vermeylen zei, dat er geen verschil meer was tussen socialisme en welbegrepen nationaal gevoel. De betoging eindigde met een belofte van trouw aan de InternationaleGa naar voetnoot(18). Het Vlaams Nationaal Zangfeest in Brugge, op 23 juli, kende een schitterend verloop met Cyr. Verschaeve als feestredenaarGa naar voetnoot(19). Op 11 augustus meldden de kranten, dat in de kabinetsraad de le- | |
[pagina 144]
| |
den van het beperkt ministerieel komitee voor de studie van de reorganizatie van het ministerie van openbaar onderwijs verslag hadden uitgebracht over de stand van hun werkzaamheden en dat uit de gedachtenwisseling een akkoord over de beginselen was gebleken dat spoedig in de werkelijkheid zou worden omgezetGa naar voetnoot(20). Wij gaan echter in deze dagen een nieuw hoogtepunt van spanning en gevaar tegemoet in de internationale toestand. De laatste IJzerbedevaart vóór de tweede wereldoorlog, op 20 aug. 1939, had plaats op de vooravond van de krisis. Op 23 augustus werd het Duits-Russisch niet-aanvalspakt gesloten. Drie dagen later had in België een gedeeltelijke mobilizatie plaats. Duitsland, Engeland en Frankrijk beloofden op 26-28 augustus in geval van oorlog de Belgische neutraliteit te eerbiedigen. Op zondag 27 augustus deed Staf De Clercq in Volk en Staat een korte oproep voor vrijheid, zelfstandigheid en neutraliteit. Twee dagen later hernieuwde hij deze oproep maar ditmaal met het oude voorbehoud en het altijd weerkerende tema: onze grens ligt open ten zuiden en als Engeland en Frankrijk hun bondgenoot Polen te hulp wilden komen zouden zij misschien over ons grondgebied willen oprukken en er belang kunnen bij hebben onze neutraliteit te schenden. De handhaving van deze neutraliteit is een Vlaams en een Diets belang. Hij sprak daarbij de overtuiging uit dat Duitsland die niet zou schendenGa naar voetnoot(21). Op 1 september rolden de Duitse pantserwagens Polen binnen. De Engelse en de Franse regering lieten de Polen niet vallen, zoals zij dat gedaan hadden met de Tsjechen. Zij verklaarden Duitsland de oorlog. De tweede wereldoorlog was begonnen. Voor België was er nog een pauze: pas op 10 mei 1940 kwam de Duitse aanval los. |
|