Vijfentwintig jaar Vlaamse Beweging
(1969)–H.J. Elias– Auteursrechtelijk beschermd16. De verkiezingen van 2 april 1939De uitslag van de verkiezingen werd met spanning verwacht. De verliezers waren de rexisten, de socialisten en de kommunisten. De nederlaag van Rex was voor niemand een verrassing. De omvang ervan was zeer groot. Rex viel van 271.491 op 103.821 stemmen en van 21 op slechts 4 zetels. In het Vlaamse land was de partij weggeveegd. Er bleven nog twee gekozenen te Brussel (waaronder Leon Degrelle) en de twee overige in Wallonië (Verviers en Luik). De socialisten vielen van 758.485 op 705.969 wat zich omzette in een verlies van 6 zetels. Zij verloren daarbij de betrekkelijke meerderheid d.w.z. dat zij niet langer de sterkste partij waren, want de katolieke partij won 10 zetels, hetgeen haar aantal vertegenwoordigers in de Kamer bracht op 73 leden (het uitgangscijfer in 1919 voor een totaal van 186 zetels). De kommunisten gingen achteruit van 143.223 stemmen naar 125.428 maar behielden hun negen zetels. De liberale partij won 10 zetels (van 23 naar 33). Voor het Vlaamse land (met uitzondering van het arrondissement Brussel) was de zetelverhouding als volgt: katolieken 44 (winst 3), liberalen 11 (winst 1), socialisten 25 (verlies 3), kommunisten en rexisten, geen zetel. Antwerpen had zich de weelde veroorloofd een ‘technokraat’ naar de Kamer te sturen. Het meest verrassende feit van de verkiezingen waren de resultaten behaald door het Vlaams Nationaal Blok. De tegenstanders, vooral de k.v.v., hadden een zware nederlaag verwacht van de Vlaamse nationalisten, | |
[pagina 136]
| |
gelijkstaand met hun politieke doodGa naar voetnoot(1). Het Vlaams Nationaal Blok kwam zegevierend uit de stembus: de Vlaamse nationalisten verhoogden hun stemmenaantal van 168.355 tot 185.470 en wonnen één zetel (thans 17 zetels). De Vlaamse nationalisten waren in gesloten gelederen de verkiezingen ingegaan. De enige gevaarlijke plek was Antwerpen. Er was geen akkoord meer mogelijk en ook niet wenselijk met een samengeschrompeld Vlaamse Front, maar het bleef een open vraag of het v.n.v. er een zetel zou halen. Daarbij kwam een nieuwe, veel gevaarlijker bedreiging. Grammens werd door zijn vrienden gepraamd om zijn kandidatuur te Antwerpen te stellen. Hij had veel kans verkozen te worden, maar het zou een ramp geweest zijn in de hele provincie, als gevolg van het stelsel van de apparentering. Er was geen sprake van dat Grammens een tweede plaats zou aanvaard hebben op de lijst van het Vlaams Nationaal Blok. Onder deze omstandigheden bleef er maar één uitweg over: de v.n.v.-kandidaat overtuigen de eerste plaats af te staan en die aan Grammens aan te bieden, als onafhankelijke kandidaat. Beide inspanningen werden met sukses bekroond: Mr. Jan Timmermans stond zijn eerste plaats af aan Grammens die onder deze omstandigheden geen reden meer had om met een Grammenslijst op te komen. Beiden werden verkozen doordat de lijst te Antwerpen sprong van 10.584 stemmen in 1936 naar 21.084 (in procenten: van 5,19 naar 10,26). Elders was het Vlaams Nationaal Blok met ongeveer dezelfde gevechtsformatie als in 1936 de strijd ingegaan. De enige veranderingen van belang waren dat te Aalst Alb. D'Haese overging naar de Senaat en de algemene sekretaris van het v.n.v. Ern. Van den Berghe in de Kamer kwam en ook dat in West-Vlaanderen Jer. Leuridan verhuisde naar de Senaat om in de Kamer vervangen te worden door Joris Vansteenland. Ook Borginon ging over van de Kamer naar de Senaat. Op één na (Grammens) waren in al de arrondissementen de lijsttrekkers bekende leden van het v.n.v. Met uitzondering van Grammens en De Lille waren al de gekozenen in de Kamer lid van het v.n.v. Voor de eerste maal was de Raad van Leiding van het v.n.v. (De Clercq, Van den Berghe, Elias, Romsee, Tollenaere) uitsluitend samengesteld uit parlementsleden. Het was duidelijk dat het v.n.v. zegevierend de aanval doorstaan had en dat het Vlaams-nationalisme in Vlaanderen rondom deze | |
[pagina 137]
| |
formatie geschaard bleef. De behaalde stemmenaanwinst was echter ongelijk verdeeld. Er was verlies in de arrondissementen Brugge, Oostende, Ieper, Gent, Tongeren en in de landelijke kantons (z.g. Halle-Vilvoorde) van het arrondissement Brussel. In enkele van deze arrondissementen bleek het verlies zeer klein: Oostende viel van 20,70 percent op 19,15; Ieper van 28,88 op 28,49; Tongeren van 25,78 op 25,09. In percenten berekend bleven de Vlaamse nationalisten nog boven twintig percent in Turnhout, Roeselare, Ieper, Hasselt en Tongeren. Alleen in Kortrijk, Oudenaarde en de Brusselse agglomeratie werd geen tien percent van de stemmen bereikt. |
|