Vijfentwintig jaar Vlaamse Beweging
(1969)–H.J. Elias– Auteursrechtelijk beschermd12. De ontwikkeling van het V.N.V. van mei 1936 tot juli 1938 - De betekenis van de Dietse gedachteNa het verhaal van de politieke gebeurtenissen in de loop van de twee jaren die volgden op de meiverkiezingen van 1936, is het nodig even op onze stappen terug te keren om de ontwikkeling na te gaan van de Vlaamse gedachte en van de Vlaamse strijdvaardigheid zowel binnen als buiten de partijen. Wij blijven in eerste instantie stilstaan bij het v.n.v. dat een onverwacht belangrijke rol speelde na de schijnbare schemering van het Vlaams nationalisme in de voorgaande jaren. Een gelegenheid voor Staf De Clercq om het standpunt van zijn formatie duidelijk uiteen te zetten bood de tweede landdag van het v.n.v., op 12 juli in Kester, minder als twee maanden na de verkiezingen die de vertegenwoordiging van de Vlaamse nationalisten in de Kamer hadden verdubbeld. Wij hebben reeds de aandacht gevestigd op de gedeelten van deze rede die betrekking hadden op de koncentratie en op Rex. De klemtoon werd daarnaast nog gelegd op enkele punten: de Dietse doelstelling die elk streven uitsloot naar de vestiging van een nieuw België dat de eenheid van de Nederlanden in de weg zou staan; de noodzakelijkheid van het aankweken van een revolutionaire geest; de bevestiging, dat Brussel Vlaams-nationaal bezit was. In de formulering van de buitenlandse politiek werd de strijd tegen het Frans-Belgisch militair akkoord voortgezet, maar daarbij ook gewaarschuwd tegen een nieuw Locarno en de strijd aangepreekt voor | |
[pagina 86]
| |
een politiek van vrijwillige neutraliteit. Merkwaardig was echter het slot van de toespraak dat deed denken aan Van Severens verklaring vóór de aankondiging van zijn marsrichting: Staf De Clercq vroeg het vertrouwen van zijn volgelingen om, met het oog op het gestelde doel, een nieuw werkplan op te stellen; hij zegde dat ze misschien niet steeds zouden begrijpen, maar dat ze ervan overtuigd moesten zijn dat hij niet uit het hout was waaruit men verraders snijdtGa naar voetnoot(1). Leden van het v.n.v. namen aktief deel aan het koncentratiekongres in Leuven, de volgende zondag, 19 juli. H. Elias zette er duidelijk de voorwaarden uiteen voor de gewenste medewerking van het v.n.v. Op 6 oktober volgde dan het verrassend nieuws van het akkoord v.n.v.-Rex, waarbij wij niet uit het oog mogen verliezen dat, in tegenstelling met wat er in Rex gebeurde, het hogere kader van de militanten van het v.n.v. kennis kreeg van de inhoud ervan die een nieuwe koers, afwijkend van de strakke en onvoorwaardelijke Dietse politiek, betekende. Na 14 oktober begroette Staf De Clercq met vreugde de redevoering van de Koning die het begin betekende van een nieuwe buitenlandse politiek. In de strijd van de regering tegen de oppositie v.n.v.-Rex vonden wij op 23 oktober het manifest Degrelle-De Clercq dat vrij duidelijk de grondprincipes van de nagestreefde nieuwe orde vastlegde. Op het ogenblik dat dit manifest werd opgesteld, richtte Staf De Clercq zich nogmaals tot het Vlaamse Front in Antwerpen (20 okt. 1936). Terwijl hij verwees naar de marsrichting van het v.n.v. zoals die door hem bepaald was, en tevens naar zijn ondubbelzinnige verklaringen tegen de diktatoriale staatsvorm en voor de volkskontrole, verklaarde hij nogmaals een beroep te willen doen op oude strijdgenoten opdat zij hun plaats zouden komen innemen in de rangen van het v.n.v. Het antwoord was negatiefGa naar voetnoot(2). De toestand in Antwerpen zag er zeer somber uit. De gouwleider van het v.n.v. Maur. Lambreghts ging, na de verkiezingen, over | |
[pagina 87]
| |
naar het Verdinaso. Het v.n.v. slaagde er niet in te Antwerpen vaste grond onder de voeten te krijgen. Met het Vlaamse Front ging het niet beter. Niet alleen hadden de partijgangers van het v.n.v. zich afgescheurd, maar ook Leo Augusteyns had de partij verlaten om een eigen groep te vormen, het Vlaamse Blok voor Zelfbestuur en Demokratie, ook nog genaamd het Federalistische Volksfront. Het Vlaamse Front, door hem uitgenodigd hierbij aan te sluiten, weigerde op dit voorstel in te gaan. Het blok van Augusteyns had als programma de federale omvorming van de Belgische staat en de strijd tegen het fascisme. Einde 1937 omvatte dit Blok: het Federalistisch Volksfront, De Kollektivistische Orde, De Radikale Partij en de Vlaamse kommunistische partij. Enige betekenis voor de Vlaamse strijd had dat alles niet, buiten de versnippering van de krachten die in Antwerpen tot gevolg had dat het Vlaams nationalisme er alle aantrekkingskracht verloren had. Henri Picard stelde, met een weemoedige blik op het verleden, dat volslagen gebrek aan werking te Antwerpen vastGa naar voetnoot(3). Willem De Meyer schreef - 1 febr. 1938 - over ‘de donkere plek’ van Antwerpen en de Allerzielenstemming die er heerste. Hierbij aansluitend stelde een medewerker van Vlaamsch Front vast, dat zelfs de Vlaamse kultuurmanifestaties er geen volk meer lokten: op een voordracht van de Volksuniversiteit Herman Van den Reeck, met sprekers uit Noord-Nederland, telde men acht aanwezigenGa naar voetnoot(4)! Een winstpunt voor het v.n.v. was dat zijn vroeger zo doordravende en onstuimige propagandaleider Reim. Tollenaere volledig aansloot bij de nieuwe koers: op 18 nov. 1936 sprak hij in Leuven voor de studenten. Hij verdedigde er de opvattingen die uiteengezet waren door Staf De Clercq: wij willen alleen de wettelijke weg volgen en moeten een realiteitsbasis hebben voor een verdere verovering. Daar is enerzijds de gedachte van Dietsland, die rijp is voor propaganda; daar is anderzijds de gedachte der zelfregering die rijp is voor onmiddellijke verwezenlijkingGa naar voetnoot(5). Jeroom Leuridan van zijn kant stak geen staken in het wiel, zolang het hem maar toegelaten was zijn eigen Dietse opvattingen te verkondigen, wat niet in strijd was met de nieuwe koers die de Dietse gedachte en ‘zelfregering’ koppelde. Zo ontstond in het v.n.v. in de maanden die volgden op de verkiezingen, meer homogeniteit in | |
[pagina 88]
| |
de leiding, al was men nog ver van de gewenste eensgezindheid die alleen maar zou gestoord worden door verschil van temperament of van inzicht over de taktiek. Een grote zorg was in dat opzicht - zoals in vele andereGa naar voetnoot(6) - het dagblad De Schelde waarvan Herman Van Puymbrouck de redaktie in handen had. Op 15 nov. 1936 verscheen de krant onder de nieuwe titel Volk en Staat. Naar aanleiding van deze naamverandering verklaarde ‘de redaktie’ dat het dagblad wel in dienst stond van het v.n.v., doch daarvan niet het orgaan was. ‘Wij dienen zonder voorbehoud het v.n.v., maar het v.n.v. hoeft zich niet zonder voorbehoud eens te verklaren met de wijze waarop wij zijn politiek verdedigen’. Van Puymbrouck zou weldra in zijn uitgesproken nationaalsocialistische opvattingen zo sterk afwijken van de lijn van het v.n.v. dat Volk en Staat een bron van ergernis werd voor vele leden van het v.n.v. en ook het vraagstuk gesteld werd voor de leiding. Het naar buiten grotendeels verborgen gebleven bleven konflikt eindigde met de verwijdering van Van Puymbrouck uit Volk en Staat en uit de leiding van het v.n.v. Dit laatste gebeurde pas na de landdag van 6 juni 1937. In mei 1940 was Van Puymbrouck, evenals de afgetreden gouwleider van het v.n.v. Antwerpen, Lambreghts, een der eersten om openlijk zijn nationaalsocialisme te bevestigen. Merkwaardig was anderzijds, in deze maanden, de houding van Borginon die vóór de verkiezingen van 1936 verklaard had volledig met het v.n.v. te breken, maar die voor de buitenwereld toch optrad als vertegenwoordiger ervan. Stond er inderdaad niet in het akkoord k.v.v.-v.n.v. dat het gesloten was ‘tussen de afgevaardigden van het v.n.v. en van het voorlopig direktorium der k.v.v.’? Het is interessant in dit verband de brief te lezen die hij | |
[pagina 89]
| |
op 22 maart 1937 schreef aan Prof. Gerretson. Deze had hem d.d. 16 maart een lange brief toegestuurd waarin hij zijn bekommernis uitdrukte over de politiek gevolgd door het v.n.v. Borginon antwoordde even uitvoerig om deze politiek te verdedigen. Hij zette hierin de volgende standpunten uiteen: 1 aan het akkoord v.n.v.-Rex zit voor- en nadeel. Men zou zelfs kunnen zeggen dat het aan v.n.v. reeds alles aan voordelen leverde wat het bieden kon. De gevaren zijn niet denkbeeldig, maar men mag ze niet overdrijven. In de verkiezing hier kon v.n.v. geen andere houding aannemen; 2 ik heb nooit geloofd, dat het Vlaams nationalisme zou worden gekoppeld of ondergeschikt gemaakt aan een fascistische stroming. Ik heb er mij in alle geval tegen verzet en ben even antifascist als vroeger. Ik acht het merkwaardig en tevens verheugend dat deze beïnvloeding zo relatief gering is gebleven en het specifiek nationaal karakter zo gaaf werd gehouden; 3 wij moeten de tijdsideologie benuttigen. Wij mogen het veld niet vrij laten aan de andere politieke partijen. De vrees lijkt mij ongegrond dat hier aan loutere imitatie van wat elders geschiedt, zou worden toegegevenGa naar voetnoot(7). In maart 1937 schreef Elias de brochure - naamloos verschenen - over het programma van het v.n.v.: Hier is het Vlaamsch Nationaal Verbond. Doelstelling en Programma. (Aalst, z.j. 30 blz.). Het was een verkorte uitgave van De Dietsche Volksstaat, maar tevens een aanvulling. De stelling over het federalisme, die twee jaar tevoren moest wegvallen, stond er nu uitdrukkelijk in te lezen: waar de Dietse gedachte geen objekt kan zijn van onmiddellijke verwezenlijkingspolitiek, dient het zwaartepunt verplaatst naar een oplossing binnen het kader van de Belgische staat, zodat het v.n.v. van oordeel was dat de weg naar Dietsland ging over de zelfregering van het Vlaamse volk binnen deze staat. De praktische politiek van het v.n.v. werd in deze brochure dan ook gezien in het licht van deze principiële opvatting. Bij de tussentijdse verkiezingen op 11 april 1937 in Brussel (Degrelle c/ Van Zeeland) had het v.n.v. het bewijs geleverd dat het zijn troepen stevig in handen had. Wij hebben hierboven gewezen op de betekenis van het akkoord v.n.v.-Rex in deze verkiezingsstrijd. Er kwamen ongelukkige reakties van Degrelle die het hoofd niet kon bieden aan de aanval ‘Borms vaincra’. Het antwoord van het v.n.v. hierop was, na de verkiezing, een grootse hulde aan Dr. Borms (Antwerpen, 22 april). De uitlatingen van Degreele over | |
[pagina 90]
| |
deze laatste hadden een grote weerklank gevonden in de v.n.v.-kringen en er diepe ontevredenheid verwekt. Dat was echter maar één van de moeilijkheden waarmee Staf De Clercq te kampen had. Borginon had het nu weer gemunt op Volk en Staat, vooral na een artikel tegen zijn vriend, Van Blankenstein van De Nieuwe Rotterdamsche Courant. ‘Het v.n.v., schreef hij aan De Clercq, verkondigt in politiek opzicht beginselen die geen nationaalsocialisme zijn. Van Puymbrouck is nationaalsocialist, kwam er ten minste tot vóór enkele maanden rond voor uit. Hij vult Volk en Staat met proza dat regelrecht in strijd is met het v.n.v.-programma’Ga naar voetnoot(8). Het ergste van de zaak was dat de meerderheid van de Raad van Leiding juist hetzelfde dacht, maar dat men tegen Van Puymbrouck niet dadelijk en rechtstreeks op kon. Borginon droeg hierin geen verantwoordelijkheid en had de volle vrijheid van zijn kritiek; de Leiding moest met de vele moeilijkheden rekening houden. Het liep niet alles gesmeerd. In Aalst volgde Bert D'Haese maar met lome tred. Men vertelde dat hij bij het Verdinaso stond, ook in zijn nieuwste marstichting die in werkelijkheid een volledig nieuwe politiek was. Maar D'Haese kon terecht de vraag stellen: als gij ‘de ketter van Aalst’ zo van dichtbij volgt in zijn doen en laten, wat doet gij dan met de aartsketter uit Antwerpen in Volk en StaatGa naar voetnoot(9)? Ward Hermans bleef erover klagen dat hij in het Mechelse tegengewerkt werdGa naar voetnoot(10). Op hetzelfde ogenblik besliste de leiding van het v.n.v. te breken met een oude traditie: het beleggen van de landdag niet meer in Kester, het verloren dorp in het heerlijke Pajottenland, maar in de nabijheid van een grotere stad. Er werd eerst gedacht aan Bonheiden, bij Mechelen, om er, naar het voorbeeld van het Verdinaso, op een open plein in de dennenbossen, een landdag in de open lucht te houden. De gedachte aan een openluchtmeeting werd dan verworpen en na wat aarzeling viel de keus op Gent waar men kon beschikken over de zeer ruime hall van het Azaleapaleis in het Stadspark. De landdag had daar plaats op 6 juni 1937. De morgen was gevuld met een drietal studievergaderingen waarop R. Tollenaere, Mevr. Gravez en de studenten Theo Luykx, J. Hosten en J. Ampe het woord voerdenGa naar voetnoot(11). Na de afloop hiervan waren de | |
[pagina 91]
| |
aanloop van volk en ook de geestdrift zo groot dat er spontaan een stoet gevormd werd en een optocht werd gehouden door de stad. De eigenlijke landdag, 's middags, werd ingeleid door Van Puymbrouck. Daarna handelde Elias over de koncentratiepolitiek en over de gesloten akkoorden. In verband met het akkoord k.v.v.-v.n.v. beschuldigde hij uitdrukkelijk Prof. De Bruyne ervan de geest en de inhoud van het akkoord te hebben verloochend. In zijn landdagrede begon Staf De Clercq met aan te knopen bij de spreekbeurt van Elias en sprak hij over de hoop op Vlaams-nationale samenwerking. Hij verwees, toen reeds, in dit verband naar de gemeenteraadsverkiezingen in oktober van volgend jaar en verklaarde zich tot samenwerking bereid. In de verschillende punten, die daarna nog werden behandeld, wijzen wij op twee belangrijke verklaringen. De eerste handelde over de verhouding van het v.n.v. tot de Kerk. Het v.n.v. - verklaarde Staf De Clercq - is geen kerkelijke beweging of konfessionele groepering. Wij erkennen echter en verdedigen de vrijheid en de rechten van de Kerk. Onze leer steunt op de natuurrechtelijke beginselen vervat in de pauselijke encyclieken. Hij handelde anderzijds zeer uitvoerig over de buitenlandse politiek. Wij behaalden hier, betoogde hij, een grote overwinning: de Koning stelde het v.n.v. in het gelijk. Wij dienen echter waakzaam te blijven. De geest van het Frans-Belgisch militair akkoord leeft voort. Heel onze strategische opstelling blijft ten dienste van Frankrijk staan en is alleen gericht tegen Duitsland. Ook Engeland is niet meer onze onvoorwaardelijke waarborg voor de zelfstandigheid. België heeft nu een vrijwillige vazaliteit aanvaard. Het werd ontslagen van de verplichtingen van Locarno, doch voorwaardelijk. Er blijft art. 16 van het pakt van de Volkenbond en deze laatste is een instrument van Frankrijk en Engeland. Het zou dan ook gevaarlijk zijn Nederland, via een militair akkoord met België, in de Franse sfeer te willen betrekken. Uit dit alles trok Staf De Clercq de konklusie: wij moeten alle krachten samentrekken op de zelfregering, onze eerste mijlpaal. Hij beloofde in zijn slotwoord dat hij weldra tastbare strijdobjekten zou voorleggen en deed een oproep tot alle Vlamingen om solidair te staan in de strijd om BrusselGa naar voetnoot(12). In de strijd om de amnestie die volgde verloor het v.n.v. zijn bondgenoot Rex. Wij hebben hierboven verhaald onder welke | |
[pagina 92]
| |
omstandigheden dat gebeurde. In eigen rangen bleef er, hoofdzakelijk door de schuld van Volk en Staat, een onbehagen voortleven in brede kringen waar men vreesde het Vlaams-nationalisme te zien meesleuren in het spoor van het nationaalsocialisme. Als reaktie hierop en tot opklaring van de bestaande misverstanden schreef Staf De Clercq zijn artikel over Het v.n.v. en het Duits nationaalsocialisme in Volk en Staat van 27 juni 1937Ga naar voetnoot(13). Hij bevestigde erin: onze leus blijft onverduitst-onverfranst. ‘Het nationaalsocialisme naar Vlaanderen overgeplant, ziedaar een misdaad tegen het eerste beginsel onzer beweging die op eigen wezenswetten steunt’. Het artikel bevatte verder een strenge afwijzing van Duitsland in zake de politiek tegenover de Kerk en verklaarde: ‘met recht strijdt de Duitse Kerk tegen de greep van een totalitaire staat, die haar de essentiële vrijheden ontneemt en tegen haar ageert’Ga naar voetnoot(14). Dit artikel maakte vanzelfsprekend geen einde aan de politiek van Van Puymbrouck en hij bleef ook een zeer persoonlijke lijn volgen in de keus van de artikelen die hij opnam. Zo verscheen op 8 aug. een artikel van Maur. Ponette, arrondissementsleider v.n.v. voor Oudenaarde-Ronse, dat tot gevolg had dat Ponette door Staf De Clercq bedreigd werd met uitsluiting. Maur. Ponette was fascist, zo verweet hem De Clercq, maar dit belette hem niet een anarchist te zijn in de beweging...Ga naar voetnoot(15). Zo wat aangevallen van alle zijden, sloeg Staf De Clercq terug. Hij schreef een artikel dat tegelijkertijd op 12 sept. verscheen in Strijd en Volk en Staat om zijn politiek te verdedigen zowel tegen wie het v.n.v. te radikaal vond als tegen wie het niet radikaal genoeg oordeelde. Hij herhaalde elke kartelvorming met een andere partij te verwerpen die als doel zou hebben te komen tot één formatie (wat wel stond in het akkoord k.v.v.-v.n.v.); hij verklaarde insgelijks dat het v.n.v. nooit een Belgische regeringspartij zou worden. Anderzijds verklaarde hij bereid te zijn tot elke konkrete samenwerking en legde hij, tegenover de onvoorwaardelijke Dietsers, de klemtoon op de positieve betekenis van de strijd voor zelfregeringGa naar voetnoot(16). Men ziet hier duidelijk de hoofdtrekken der politiek van Staf De | |
[pagina 93]
| |
Clercq: de absolute weigering om het v.n.v. te laten opgaan in een nieuwe partijvorming, wat een afwijzing betekende van de politiek van Nieuw Vlaanderen (waar Borginon achter stond) en de aanvaarding van het federalisme als ontbindingsmetode van de Belgische staat. Het was duidelijk dat deze laatste bevestiging zuiver teoretisch was, juist zoals de bevestiging dat het v.n.v. nooit een Belgische regeringspartij zou worden. Misschien was het de diepe, innerlijke overtuiging van Staf De Clercq, maar het was beslist niet de overtuiging van de oude federalistische clan uit 1930. Deze verklaring was dan ook in eerste instantie bedoeld als een geruststelling voor de onvoorwaardelijke aanhangers van de politieke Dietse gedachte.
De macht van de politiek Grootnederlandse gedachte was, in de laatste jaren, sterk verminderd zowel als gevolg van de binnenlandse als van de buitenlandse verhoudingen. De Dietse gedachte leefde nog wel sterk voort in de rangen van het v.n.v., vooral bij de jongeren, maar ze had haar aanvallend onvoorwaardelijk karakter verloren. De twee voornaamste organen ervan, het blad van de ideologen Jong Dietschland en dat van het onvoorwaardelijke ‘delenda Belgica’ Vlaanderen waren gevallen. De pogingen om in de schoot van het v.n.v. een Dietse kernbeweging te vormen die haar politieke richtlijnen uiteindelijk toch zou opdringen aan de leiding, waren mislukt. Staf De Clercq herhaalde wel geregeld zijn Grootnederlandse geloofsbelijdenis en de Dietse volksstaat bleef als ideaal ingeschreven in het programma van de partij, maar voor eenieder was het toch duidelijk te zien in de politiek van het v.n.v. dat het zwaartepunt van het programma verlegd was naar de zelfregering m.a.w. de federalistische omvorming van de Belgische staat. De dissidentengroepjes buiten het v.n.v., zoals de Gentse groep rondom De Nieuwe Voorpost, hadden niets te betekenen. Ook de zuiver Dietse jeugdbeweging van het a.k.d.s. was maar een kernbeweging. De Landsbond van de Rooms Katolieke Vlaamse Meisjes, onder leiding van Mevrouw Dosfel, stond buiten alle politiek. Op al deze jongeren - ook de groeperingen aangesloten bij het v.n.v. - werd een sterke invloed uitgeoefend door Wies Moens die erin slaagde zijn tijdschrift Dietbrand overeind te houden. Niet te onderschatten waren, in de evolutie van de Dietse gedachte, de posities die ingenomen werden door Van Severen in zijn eerste en - verder te behandelen - in zijn tweede marsrichting. | |
[pagina 94]
| |
Samenvallend met de nieuwe oriëntering in de Belgische buitenlandse politiek, werd de Dietse gedachte omgevormd tot een heelnederlandse. Dat hier een duidelijke afgelijding was naar een nieuwe nationale opvatting bleek voor eenieder duidelijk. Dat deze opvatting in Vlaanderen een terugkeer was naar het Belgicisme, was voor velen niet zo zichtbaar. De gedachte van een Hollands-Belgische toenadering vond steun in franskiljonse en oud-nationalistische Belgische kringen. Zelfs Paul De Mont, van Rex-Vlaanderen, kon deze ‘Dietse’ (het woord bleef verder in zijn nieuwe betekenis gebruikt) opvatting voor Rex aanvaarden. In zijn brochure over het akkoord v.n.v.-Rex (17 nov. 1936) schreef hij over een groeiend Nederlands solidariteitsbegrip, ook in franstalige kringen. Hij pleitte verder voor diplomatieke, ekonomische en militaire solidariteit van de Nederlanden op het Europees vlak. Hij noemde dit ‘realistisch-Dietse politiek’ en zag ook in deze geest het akkoord van Rex met het Dietse v.n.v.Ga naar voetnoot(17). In dat verband loont het de moeite een ogenblik te blijven stilstaan bij de evolutie van Tony Herbert en bij de voorstelling die hijzelf zich hierover maakte. Tony Herbert was een van de voornaamste stichters geweest van het v.n.v. Dadelijk na de redevoering van de Koning over de buitenlandse politiek (14 okt. 1936) had hij in Nieuw Vlaanderen (vanaf 21 nov.) een reeks artikelen geschreven om de klemtoon te leggen op de waarde van de nationale weerbaarheid. Hij ging hierdoor rechtstreeks in tegen de oude antimilitaristische traditie in de Vlaamse Beweging. Hij schreef ook aldaar een artikel (28 nov.) voor een Nederlands-Belgisch militair akkoord en kwam op dit tema nogmaals terug in een artikel van 26 dec. 1936. Begin 1938 gaf hij een samenvatting van zijn opvattingen in de reeks voordrachten door Willy Melis georganizeerd in St.-Niklaas. Hij sprak er op 13 jan. over De Vlaamse Beweging, België en de verbondenheid der NederlandenGa naar voetnoot(18). P.F. Beeckman reageerde in Volk en Staat (19 en 23 jan.). Hij verweet aan Herbert, dat hij geenszins de houding van hun generatie weergaf tegenover de nationale problemen van hun tijd, en evenmin de juiste vertolking van haar aspiraties op nationaal gebied. Daartegenover stonden de reakties van Hier Dinaso dat in de voor- | |
[pagina 95]
| |
dracht in grote trekken het programma van het Verdinaso zag en van Elckerlyc dat er zeer lovend over schreef en er het bewijs in vond dat Van Cauwelaert nog steeds ideologisch de Vlaamse Beweging bleef beheersenGa naar voetnoot(19). Onbekend voor het publiek bleef de zeer scherpe aanval van Borginon die op 22 januari een brief schreef aan Herbert waarin hij uiting gaf aan zijn ergernis, omdat hij Herbert voor een groot deel verantwoordelijk stelde voor het Dietse streven van het v.n.v. en voor de onwerkelijke geest waarin de strijd gevoerd werd, vooral door de Westvlamingen, terwijl hij nu volledig rechtsomkeert maakte in het publiek zonder zelfs gepoogd te hebben zijn medestanders te overtuigen van een begane vergissing. Herberts antwoord was een verrassing: hij verklaarde wel geijverd te hebben voor de Grootnederlandse idee maar nooit meegedaan te hebben aan de campagne van het ‘delenda Belgica’. ‘Ik heb het moeten ondergaan net zoals u. Dat ik stilaan van het v.n.v. vervreemdde is niet in de eerste plaats mijn schuld. Tot vóór 16 maanden heb ik herhaaldelijk gepoogd een werkterrein te vinden, en in den schoot van het v.n.v. te reageren tegen de m.i. noodlottige afglijding’. Het was verbluffend voor hen die de evolutie van Herbert hadden gevolgdGa naar voetnoot(20)! Omstreeks dezelfde tijd schreef Hugo Van de Perre, blijkbaar zeer sterk onder invloed van het Verdinaso, in het tijdschrift Streven een artikel Over de verhoudingen in België tegenover België, waarin hij het failliet vaststelde van het anti-Belgicisme, waartegenover hij de doorbraak zag van wat wij zouden durven noemen ‘het Dietse bewustzijn’ in BelgiëGa naar voetnoot(21). Maur. Langohr reageerde hierop in Nieuw Vlaanderen (12 maart). Hij beweerde ‘dat de oude strijd tegen het unitaire België, die thans meer dan ooit, minstens als aktueel strijdmotief, gedragen wordt door Vlaanderens bewuste massa en elite, niets anders is dan een anti-Belgische politiek’Ga naar voetnoot(22). Hoe sterk, nationaal gezien, de anti-Belgische idee nog in Vlaanderen leefde, kon men vaststellen in de brochures van Jan BransGa naar voetnoot(23). | |
[pagina 96]
| |
Er ontstond in deze jaren een diepe verwarring in de terminologie - voor velen ook in de politieke opvattingen - door de betekenis die het Verdinaso gaf aan het woord Diets als gelijkwaardig met Nederlands, waarbij dan nog kwam dat voor de enen dit begrip beperkt bleef tot de hedendaagse Beneluxlanden terwijl anderen er ook Frans-Vlaanderen (dat door hen Zuid-Vlaanderen werd genoemd) bij betrokken. In een artikel over de Belgisch-Nederlandse toenadering, naar aanleiding van het bezoek van Koning Leopold aan Den Haag en Amsterdam, legde Elias nogmaals de posities vast van het v.n.v.: de meeste bereidwilligheid tot samenwerking, ook als deze van staat tot staat geschiedde en over de volksverbondenheid van Vlamingen en Noordnederlanders niet of slechts bij uitzondering werd gesproken, maar tevens een absoluut skepticisme over de bereidwilligheid van Nederland om zijn lot militair aan dat van België te binden, ook in de vrijwillige neutraliteitspolitiekGa naar voetnoot(24). Een van de grote argumenten waarop de aanhangers van de federalistische politiek in het Vlaams nationalisme hun opvattingen steunden was altijd geweest de bijna absolute onverschilligheid van Noord-Nederland voor elke Grootnederlandse gedachte. De toestand was er, in dat opzicht, in de laatste jaren niet op verbeterdGa naar voetnoot(25). Ten gevolge van de Grootnederlandse programma's van de fascistische en nationaalsocialistische tendenties in het v.n.v. en in het Verdinaso, werd voor velen, die vroeger dan toch Grootnederlandse opvattingen hadden gehad, de Dietse beweging verdacht. Het Verdinaso had in Nederland slechts een schijn van organizatie. Het v.n.v. beperkte zijn aktie tot Vlaanderen, maar onderhield vriendschappelijke betrekkingen zowel met de Nationaalsocialistische Beweging (n.s.b.) van Mussert als met Zwart Front van Arn. Meijer. Op de landdag van 22 mei 1938 in Gent zag men een afvaardiging van de n.s.b. onder leiding van Rob. Van Genechten, maar anderzijds ook Arnold Meijer zelf met zijn naaste medewerker Eug. Van WessemGa naar voetnoot(26). De v.n.v.-leiding wenste echter tegenover beide bewegingen vrij te staan en zich niet te binden. Van de zijde van de n.s.b. kon zij de kritiekloze houding tegenover het nationaalsocialisme, door zich zelf uitgesproken nationaalsocialistisch te verklaren, niet aanvaarden. Anderzijds was zij niet overtuigd dat de Grootnederlandse | |
[pagina 97]
| |
opvatting van de n.s.b. niet eerder berustte op een Hollandse hegemoniegedachte en, in de grond, niet te zeer gezien werd als een nieuwe ‘accroissement de territoire’Ga naar voetnoot(27), wat volledig in strijd was met de opvattingen die in Vlaanderen en zeker in het v.n.v. overheersten, nl. de groei van beide gedeelten der Dietse Nederlanden tot een nieuwe Nederlandse natie. De reserve tegenover Zwart Front berustte hoofdzakelijk op de overweging dat deze groepering te uitgesproken fascistisch was, vrijwel beperkt bleef tot Noord-Brabant en te weinig vertegenwoordigde om, door een toenadering tot haar, zich de vijandschap van de n.s.b. op de hals te halenGa naar voetnoot(28).
Intussen bleef het v.n.v. bij het reeds vroeger ingenomen standpunt. In zijn nieuwjaarsboodschap voor 1938 verklaarde Staf De Clercq, dat zodra een politieke groepering zou tot stand komen die in haar programma de politieke zelfstandigheid voor Vlaanderen zou opnemen en haar programma hierbij zou aanpassen, het v.n.v., bij behoud van zijn organizatorische zelfstandigheid, ertoe bereid was een samenwerking met deze groepering te onderzoeken. Hij sprak intussen de wens uit één te zijn in Vlaanderen voor de verovering van bepaalde eisen zoals die inzake amnestie, legerwet, Brussel, de taalgrens enz.Ga naar voetnoot(29). Het v.n.v. was een autoritaire beweging met echter een sterke decentralizering in de brede zelfstandigheid van aktie die aan de verschillende groeperingen werd verleendGa naar voetnoot(30). Dat middenpuntvliedende krachten hier een latent gevaar bleven, bewees een poging tot afscheuring in maart 1938 van de zijde van de jeugdorga- | |
[pagina 98]
| |
nizatie. Het incident bracht echter tevens het bewijs van het gezag van leider Staf De Clercq in zijn organizatie en van de geslotenheid van de gelederen. De jeugdorganizatie van het v.n.v. kwam voort uit het a.v.n.j. Dit laatste had van Staf De Clercq de opdracht gekregen in de schoot van het v.n.v. de jeugd van Vlaanderen te groeperen. H. Van Ooteghem aanvaardde deze opdracht. In okt. 1933 werd Dr. Gravez als leider van de Jeugdcentrale benoemd in vervanging van Van Ooteghem. Deze laatste zou, onder leiding van Gravez, zich bezighouden met de Grijze Brigade. Het a.v.n.j. omvatte toen: de Grijze Brigades, de Hoogstudenten, de Volksjeugd. Waar de taak van Dr. Gravez te zwaar bleek werden de werfbrigades onder de leiding gesteld van Herm. Van Ooteghem, rechtstreeks afhankelijk van de Leider. Waar het a.v.n.j. moeilijk op dreef kwam of (zoals in West-Vlaanderen) grotendeels buiten de leiding om, stelde De Clercq twee hulpkrachten aan voor Gravez: Jef Coene voor de hoogstudenten en Jan Seghers d.d. arrondissementsleider voor St.-Niklaas voor de volksjeugd. Dr. Gravez trok zich van de beslissingen van Staf De Clercq niets aan en ging zijn eigen gang. Het kwam uiteindelijk tot een konflikt. Op 24 maart 1938 werd Dr. Gravez ter verantwoording geroepen door Staf De Clercq, omdat hij eigenmachtig beslissingen, door de Leider genomen, vernietigde. Dr. Gravez beweerde dit recht te hebben, aangezien hij het a.v.n.j. als een zelfstandige organizatie beschouwde waaraan het v.n.v. niets te zeggen had. Hierop belegde Staf De Clercq op 27 maart in Gent een vergadering van de a.v.n.j.-leiders, samen met enkele andere vertegenwoordigers van het v.n.v. De Clercq zette de feiten uiteen. Ook zijn standpunt dat het v.n.v. de boom was waarvan de takken zijn o.m. het a.v.n.j., het v.n.v.v. en de Grijze Brigade (Werfbrigade). Zijn beslissing was: Dr. Gravez wordt vervangen door Dr. Lehembre die voorlopig benoemd wordt en de titel zal dragen Dietse Jeugdleider. Heel de vergadering, met uitzondering van de a.v.n.j.-leider te Aalst, die bedenktijd vroeg, juichte de genomen beslissingen toe. De aanwezigen legden hierop de eed af van trouw aan de leiderGa naar voetnoot(31). Hiermee was de krisis overwonnen. Dr. Gravez verloor met één slag de organizatie die hij de zijne waande. Dit betekende het einde van een sedert lang broeiend konflikt waarvan hoofdzakelijk de koers die Dr. Gravez sedert lang stuurde, de oorzaak was. | |
[pagina 99]
| |
De jeugdbeweging gleed meer en meer af naar een ‘Germaanse’ strekking waarin de opvattingen en het voorbeeld van de Hitlerjugend maar al te zeer opvielenGa naar voetnoot(32). De afstelling van Dr. Gravez was, samen met de verwijdering van H. Van Puymbrouck uit de redaktie van Volk en Staat en uit de leiding van het v.n.v., een duidelijk bewijs van de wil van het v.n.v. om zich niet te laten meesleuren in het vaarwater van het Duitse nationaalsocialismeGa naar voetnoot(33). Het v.n.v. toonde de macht van zijn organizatie op zijn vierde landdag in Gent, op 22 mei 1938. Het jaar tevoren was de optocht door de stad een improvizatie geweest van de troepen. Thans was hij zorgvuldig voorbereid. Meer als tienduizend man marcheerden in perfekte orde door de stad. 's Middags had de landdag plaats in dezelfde tentoonstellingshall als vorig jaar. Ditmaal waren de zijkanten, die het vorig jaar nog weggewerkt waren, ook stampvol. Na verklaard te hebben dat de landdag in het teken stond van ‘Arbeid en Macht’ en na een groet aan de aanwezige Dr. Borms, zo pas zestig jaar geworden, handelde Staf De Clercq uitvoerig over de buitenlandse politiek. Hij verklaarde dat Vlaanderen niet zou marcheren voor vreemde belangen en eiste dat de militaire politiek van België zou aangepast worden aan zijn nieuw buitenlands beleid. Een opstand van Wallonië tegen deze politiek zal de onafwendbaarheid bewijzen van onze droom: het Dietse Groot-Nederland. In dit verband wees hij naar de aansluiting van Oostenrijk bij Duitsland die zo pas gebeurd was (11 maart): Austria docet! Hij verklaarde, in verband met de binnenlandse politiek, ertoe bereid te zijn elke verantwoordelijkheid op te nemen op het ogenblik dat het Vlaamse nationalisme sterk genoeg zou zijn om de staat op een federale basis om te vormen (wat dus wel een stap verder scheen te zijn als de verklaring van 12 september 1937, nooit een Belgische regeringspartij te zullen vormen). Imperialistische dromen tegenover Wallonië verklaarde hij over te laten aan ideologen en fumisten, maar hij verwierp ook alle federalisme met zijn drieën en bleef Brussel opeisen als Vlaamse grond. Op deze landdagrede werd zeer gunstig gereageerd in De Standaard (27 mei) door Prof. Van Cauteren, van de Leuvense groep van Nieuw Vlaanderen. Hij stelde om te beginnen vast, dat het | |
[pagina 100]
| |
v.n.v. aan 't uitgroeien was tot een macht die tot nadenken deed stemmen. Hij vergeleek de Vlaamse stemming die op deze landdag heerste met die op de amnestiebetogingen, de IJzerbedevaart, de Vlaams-nationale zangfeesten en, meer bezadigd maar niet minder diep gevoeld, op de kongressen van de Katolieke Vlaamse Landsbond en van het Davidsfonds. Hij onderstreepte de betekenis van de verklaring van Staf De Clercq: de bereidwilligheid verantwoordelijkheid op te nemen bij een federale omvorming van de staat. Hij zag er een sukses in voor Nieuw Vlaanderen en voor het k.v.o.h.v. Dat de k.v.v. van geen federalisme wil weten is haar goed recht, maar het is haar recht niet de vraag te ontwijken hoe zij voor de Vlamingen meesterschap in eigen huis zal veroveren in het kader van de eenheidsstaat. Hij schreef dit artikel ‘waarin wij als lid van de k.v.v. bittere woorden niet in de pen konden houden’ en drukte bij het slot zijn hoop uit dat het katolieke Vlaanderen zijn verdeeldheid zou te boven komenGa naar voetnoot(34). |
|