Vijfentwintig jaar Vlaamse Beweging
(1969)–H.J. Elias– Auteursrechtelijk beschermd11. De betekenis van het Waalse vraagstukVooraleer de reeds aangekondigde moeilijkheden te behandelen die de regering Spaak tegemoet ging bij de oprichting van de Vlaamse Akademie voor Geneeskunde, moeten wij een ogenblik stil blijven staan bij een nieuw verschijnsel in de Belgische politiek nl. de erkenning door minister Spaak, in zijn regeringsverklaring, van het bestaan van een Waals vraagstuk. Wij hebben tot dusver geen aandacht geschonken aan de Waalse BewegingGa naar voetnoot(1). Het was ook niet nodig. Deze had geen invloed | |
[pagina 77]
| |
op de ontwikkeling van de Vlaamse gedachte of de Vlaamse rechtseisen. De ‘Waalse Beweging’, die kort na 1880 ontstond, was geen nationale beweging. Ze behoorde niet tot de grote gedachten- en gevoelsstromingen van het begin van de 19de eeuw in Europa, zoals dit voor de Vlaamse gedachte wel het geval was. Het was een verweer tegen de opkomende kracht van de Vlaamse Beweging. Het ‘In Vlaanderen Vlaams’ bracht er de positie van de Walen in gevaar. Zo is deze Waalse Beweging te beschouwen als een aspekt van het Franse kultuurimperialisme dat zich eveneens manifesteerde in Luxemburg en in de Elzas. Het is vanzelfsprekend dat er in een zeker opzicht toch wel een invloed was op de Vlaamse Beweging nl. in het totstandkomen van de taalwetten, doordat de Waalse afgevaardigden in het parlement er zich, op enkele uitzonderingen na, heftig tegen hebben verzet. Het is niet zonder betekenis dat de Waalse Beweging juist haar oorsprong vindt in de jaren 1880, in het verzet tegen de taalwet van 1883 op het verplicht onderwijs van twee vakken in het Nederlands in het officieel middelbaar onderwijs in Vlaanderen. De bespreking van het wetsvoorstel Visart-Wagener (vanaf 1 dec. 1887) dat een zeer beperkte kennis van het Nederlands voorschreef voor alle officieren en dus een taalwet zou zijn die ook van toepassing was op de Walen, gaf de volle maat aan van dit Waals verzet. In de Kamer waren Bara en Frère-Orban de woordvoerders van de Waalse oppositie. In de polemieken die volgen, vormen de publicisten der franstalige hegemonie en van het Waals verzet blok, met een beroep op de gevaren die de wet in zich sloot voor de eenheid en het bestaan van de natie. Volksvertegenwoordiger Hanssens van Luik, die het gewaagd had een verzoeningsvoorstel te doen, werd | |
[pagina 78]
| |
gedwongen in Luik als schepen van onderwijs af te treden ter wille van zijn ‘verraad’ in de Kamer. In december 1887 had ter Luik een Waalse meeting plaats waarop besloten werd een Mouvement Wallon in 't leven te roepen tegen de Vlaamse Beweging. Uit deze gebeurtenissen der jaren 1886-1887 blijkt duidelijk de geest waaruit dit eerste Waals verzet als Waalse Beweging ontstaan is. Zonder de Vlaamse Beweging zou er geen Waals bewustzijn tot stand gekomen zijn, omdat de Walen in België alle expansiemogelijkheden vonden voor hun Franse taal- en kultuurbelangen, voor hun persoonlijke- en groepsbelangen: het Waals bewustzijn kon zich volkomen uitleven als Belgisch nationaal bewustzijn. De beweging ging intussen verder. Op het Waals kongres van 1890 werd, naast allerhande moties en besluiten gericht tegen de aangenomen taalwetten en andere maatregelen van vernederlandsing, de wens uitgedrukt ‘tussen Walen en Vlamingen een innig en broederlijk verbond te sluiten in 't belang van de binnenlandse vrede en van de nationale eenheid’. De kern van de hele opzet kan samengevat worden in de twee hoofdeisen nl. het behoud van het Frans als officiële taal van het Rijk en het verplicht onderwijs van het Frans in het lager onderwijs in Vlaanderen. In hetzelfde Frans-Belgisch en anti-Vlaams daglicht moeten wij ook de motie zien van het Waals kongres van 1891 (december, te Namen) waar de afschaffing van de taalwetten als het ideaal werd beschouwd. Dat alles liet de Vlaamse openbare mening tamelijk onverschillig. Het was een onderdeel van de anti-Vlaamse agitatie waardoor de flaminganten niet werden geschokt in hun overtuiging dat hun vijanden de franskiljons waren in Vlaanderen en niet de Walen, die zij beschouwden als hun broeders. Een zekere beroering werd alleen verwekt, kort vóór de oorlog, door de separatistische stemmen uit Wallonië, na de nederlaag van het linkse kartel bij de verkiezingen in 1912. Wij hebben elders deze Vlaamse reaktie vrij uitvoerig beschrevenGa naar voetnoot(2). Ze liet ditmaal echter haar sporen na in de Vlaamse Beweging. De gedachte aan de bestuurlijke scheiding had ook in Vlaanderen wortel geschoten. De Waalse eis tot scheiding berustte niet in eerste instantie op een Waals nationaal bewustzijn. Paul Lippens, die in Luik gestudeerd had en de Walen kende, was van oordeel dat de Waalse Beweging haar voornaamste spoorslag vond, onbewust misschien, in het antiklerikalismentGa naar voetnoot(3). Hij had in grote mate gelijk: de Waalse Be- | |
[pagina 79]
| |
weging was zeer sterk bepaald door een afweerrefleks van het overwegend vrijzinnige Wallonië tegen de ‘klerikale’ overmacht van Vlaanderen, maar er is ook meer. Er is zonder twijfel een bewustwording aan 't groeien tegen de Vlaamse Beweging, zoals die na 1818 groeide tegen de taalwetgeving van Koning Willem I en die er de Walen, vast besloten in geen geval hun eigen taal en aard prijs te geven, zou toe brengen hun houding tegenover de Belgisch-nationale gedachte, die tot dan toe konform geweest was met hun eigen opvattingen, te herzien. Er was, tijdens de eerste wereldoorlog, een Waals aktivisme; er zijn ook manifestaties te vinden van een Waals separatisme, maar dat alles is zonder grote betekenis geweest en zonder invloed, tenzij wij het zien in het historisch perspektief van de ontwikkeling van een Waals bewustzijn. Het valt in geen geval te vergelijken met de ontwaking van het Vlaams bewustzijn in het aktivisme en de frontbeweging. Er was, onder deze omstandigheden, ook na de oorlog geen ernstige mogelijkheid tot een dialoog tussen flaminganten en wallinganten, tussen Vlaamse nationalisten en een nieuw ontwakende Waalse Beweging. Wel duiken reeds spoedig Waalse ontwerpen op van federalisme: aldus van Alb. Mockel (1919); Em. Buisset (1919); Leon Troclet (1919) en R. Colleye (1919), maar ze vinden voorlopig geen weerklank. De enige die tot een dialoog kwam met de Vlamingen was R. Colleye. Hij werd een regelmatig medewerker aan Ons Vaderland en trad zelfs in Brussel op met H. Borginon, de strijdlustige, die steeds er toe bereid was een debat te aanvaarden. De Assemblée Wallonne, die op 9 maart 1919 haar werkzaamheden hervatte, stond in het teken van het Belgisch patriottisme. Onder impuls van J.M. Remouchamps ging ze de weg op van een sterk frankofiel unitarisme. Remouchamps zelf haalde de stelling naar voren van het z.g. bilateralisme d.w.z. van de noodzakelijkheid van een Vlaamse en een Waalse meerderheid bij de stemmingen in het parlementGa naar voetnoot(4). Het nieuwe programma van de Assemblée Wallonne werd vastgelegd op 25 april 1920 en op deze vergadering aangenomen met 40 stemmen voor, bij één onthouding. Het bevestigde ‘sa ferme volonté de maintenir la nationalité belge’. De Assemblée wilde boven en buiten alle partijen en klassen staan, ze wenste te ijveren voor de volstrekte gelijkheid van Vlamingen en Walen. In haar opvatting bestond | |
[pagina 80]
| |
deze gelijkheid niet en was het evenwicht verstoord ten nadele van Wallonië. Ze vroeg derhalve een rechtvaardige vertegenwoordiging van de Walen in de regering en in het beleid van de buitenlandse politiek, ook een politiek van gelijkheid op ekonomisch gebied, zonder bevoorrechting van een van beide landsgedeelten. Ze verklaarde zich niet te willen mengen in de taaltwisten in Vlaanderen op voorwaarde dat elke Vlaming zou vrij zijn in zijn taalkeuze. Ze verzette zich tegen het opdringen van elke tweetaligheid aan Wallonië. Ze sprak zich uit voor een sterke bewapening, in samenwerking met Frankrijk, om de Latijnse beschaving te verdedigen. Ons Vaderland (15 sept. 1921) stelde, naar aanleiding van de aankondiging van een kongres van de Assemblée Wallonne, niet zonder bitterheid vast, dat de wallinganten hun anti-Vlaamse tendens behielden in plaats van, evenwijdig met de aktie van de Vlaamse autonomisten, de strijd aan te binden tegen het Belgisch unitarisme: de Walen bleken meer gedreven te worden door haat tegen de Vlamingen als door liefde voor Wallonië! Men had waarachtig zo lang niet hoeven te wachten om de onmogelijkheid van een Vlaams- Waals akkoord vast te stellen! Naar aanleiding van de aanneming van de wet op het gebruik der talen in bestuurszaken door de Kamer, had de Assemblée een ‘manifest aan het Waalse volk’ verspreid waarin gezegd werd: ‘Het Belgisch parlement komt de overeenkomst van 1830 te verscheuren... De stemming van 6 augustus betekent terzelfder tijd een overwinning voor Duitsland, een belediging voor Frankrijk, een uitdaging voor Wallonië’. Het naoorlogse wallingantisme stond aldus volledig aan de zijde van het franskiljonisme, van de strijdende franstalige minderheid in Vlaanderen, en het zou nog jaren duren - tot na de Bormsverkiezing in december 1928 - voor er verandering kwam in de houding van de Walen. Niemand minder als J. Destrée, die in 1929 met Cam. Huysmans tot het Compromis des Belges kwam, dat in dit opzicht een kentering betekende in de socialistische opinie in Wallonië, schreef nog in 1923 dat de Walen het Frans niet alleen in Wallonië, maar ook in Vlaanderen te verdedigen hadden: het was plicht tegenover de bewonderenswaardige Franse beschaving ‘dont nous sommes les marches du Nord’. Met het Compromis des Belges kwam een wijziging in de houding van de Waalse socialisten. Wij hebben kunnen vaststellen hoe verdragend en hoe zwaar aan gevolgen de vrees was van de Walen voor de tweetaligheid: zij lieten de franskiljons uit Vlaanderen los en Vlaanderen begon zijn opmars naar de eentaligheid van zijn | |
[pagina 81]
| |
kultuurgebied. De Waalse Beweging heeft in dat alles een moeilijk te bepalen rol gespeeld. Zij is beslist niet zonder invloed gebleven op de Waalse politici, maar ze stelde in ieder geval geen eisen die er konden doen aan denken dat er, naast het Vlaamse vraagstuk, nu ook een Waals probleem zou ontstaan. Dit gebeurde nochtans tijdens en na de grote ekonomische krisis van 1931-1935. Wallonië werd hier zeer zwaar door getroffen en kwam de slag niet volledig meer te boven. Het was duidelijk dat het zwaartepunt in België, ook in ekonomisch opzicht, zich langzaam verlegde naar Vlaanderen. Anderzijds beschouwden de Walen de nieuwe oriëntering van de buitenlandse politiek in 1936 als een nieuwe koers die was opgedrongen door de Vlamingen en die de belangen van Wallonië alleen kon schaden. Wij hebben hierop uitvoerig gewezen in de behandeling van deze buitenlandse politiek. Daarbij kwam ontegensprekelijk een dosis jaloersheid en wrok, niet alleen om de ekonomische groei van Vlaanderen, maar ook om zijn kulturele opgang. Max Buset, toen reeds een van de leidende figuren van het Waalse socialisme, verklaarde in een konferentie (24 april 1938) dat een van de oorzaken van een Vlaams-Waalse malaise te zoeken was in een zekere afgunst. Men zag vanuit Wallonië in Vlaanderen ‘une véritable expansion culturelle’. Men stelde er vast dat, onafhankelijk van de politiek, ‘l'action que le peuple flamand a menée pour revendiquer et faire respecter ses droits linguistiques, pour revendiquer une culture, a produit un bouillonnement d'idées. Tout cela prend les allures d'une espèce de renaissance de la culture flamande, ce qui indispose les Wallons’ omdat zij niets gelijkaardigs hebbenGa naar voetnoot(5). Er ontstaan nieuwe stromingen in de Waalse beweging, er komen radikaler opvattingen. Men vindt in deze nieuwe opvattingen een wordend Waals bewustzijn, doch ditmaal met een angstcomplex. Daaruit is het dat opnieuw de wens groeide naar federalisme: men wilde niet medegesleurd worden door Vlaanderen als leidende kracht in België, men wenste over het eigen lot te beslissen. Het is onder deze omstandigheden dat G. Truffaut op 1 juni 1938 bij de Kamer van Volksvertegenwoordigers zijn voorstel tot federalisme indiendeGa naar voetnoot(6). Het ontwerp wordt voorafgegaan door een uitvoerige memorie van toelichting die kenmerkend is voor | |
[pagina 82]
| |
de Waalse opvattingen en argumenten. Truffaut bepaalde een drieledig federalisme. Zijn ontwerp onderscheidt zich van de vorige Waalse projekten doordat men hier werkelijk staat voor het eerste volledig uitgewerkte Waals voorstel. Het was uitgewerkt door een studiekomitee van de Ligue d'Action Wallonne onder voorzitterschap van prof. F. Dehousse en was reeds bijgetreden door de algemene raad van de Concentration Wallonne. De Kamer weigerde, zoals het geval geweest was voor het federaal statuut van Herman Vos c.s., het voorstel in overweging te nemen. Het gebeurde ditmaal echter met 111 stemmen tegen en 62 voor bij 4 onthoudingen (zitting van 2 febr. 1939). De volksvertegenwoordigers van het v.n.v. en een aantal Waalse socialisten en liberalen hadden voor gestemd. De bovengenoemde Ligue d'Action Wallonne formuleerde omstreeks deze tijd haar programma. De fundamentele hervormingen die ze nastreefde waren: de omvorming van de eenheidsstaat tot een federale drieledige staat; de ekonomische aansluiting bij Frankrijk met verwerping van de akkoorden van Oslo en Ouchy; de engste militaire samenwerking met Frankrijk en Engeland bij verwerping van de politiek vastgelegd in de koninklijke rede van 14 okt. 1936. Daarnaast werd een reeks van 28 praktische punten voor onmiddellijke revindikaties geformuleerd. Deze punten bestrijken het gebied van de buitenlandse, militaire, ekonomische, taalkundig-kulturele en administratieve politiek. Ze behelzen o.a. het hervatten van het kontakt met de legerstaven van Engeland en Frankrijk, de verdediging van de oostelijke grens, het verzet tegen de verplaatsing van het ekonomisch zwaartepunt naar Vlaanderen, de strikte eentaligheid van Wallonië, de taalvrijheid te Brussel, de regionale organizatie van de kinderbijslagen en sprak zich verder uit tegen de administratieve amnestieGa naar voetnoot(7). Men vraagt zich natuurlijk af wat deze Waalse kringen vertegenwoordigen en in hoever zij invloed hadden in Wallonië. Er zijn twee of drie feiten die daarbij opvallen. Het eerste is dat er in dat alles geen eenheid van organizatie te vinden is. Verschillende verenigingen en liga's bestaan naast elkaar of volgen elkander op. De oude, unitaristisch geworden Assemblée Wallonne - het schaduw-parlement van Wallonië - had zeer sterk ingeboet aan prestige en invloed. Op het einde van de jaren twintig was uit de Waalse kongressen een Concentration Wallonne gegroeid die omstreeks 1933 alle Waalse militanten buiten de Assemblée Wallonne groepeerde. | |
[pagina 83]
| |
Ze hield het uit tot in 1937 (laatste kongres te Doornik, op 21 nov. 1937). De Concentration had geregeld haar jaarlijkse kongressen gehouden. Het was een groepering van intellektuele militanten: er waren nooit meer als driehonderd kongressisten geweest! In 1936 was reeds een wending gekomen in de taktiek van de wallinganten. Enerzijds had de Ligue d'Action Wallonne van Luik, als konklusie uit het gebrek aan resultaten die tot hiertoe bereikt waren, zich resoluut gewend tot de bestaande politieke partijen en in de schoot ervan haar vertegenwoordigers gevonden: aldus Jean Rey, G. Truffaut en Engl. Renier. Anderzijds was, bij de traditionele Waalse bedevaart naar Waterloo, een nieuwe groepering ontstaan. Het was het Front Démocratique Wallon, met priester Jules Mahieu, die het systeem van de kongressen wilde verlaten om te pogen van de Waalse Beweging een volksbeweging te maken. In 1939 beging abbé Mahieu de onvoorzichtigheid zijn aanhangers te laten tellen bij de verkiezingen: het werd een smadelijke nederlaag. Nog onbeduidender was een Parti nationaliste wallon die in 1939 tot stand kwam. De Walen hadden geen politieke partij nodig om hun revindikaties naar voren te brengen in het parlement en de openbare mening te mobiliseren: zij vonden ruimschoots verdedigers in de traditionele partijen. Dit is het tweede feit waarop in deze Waalse evolutie de aandacht dient gevestigd. Er was nog een derde feit. In tegenstelling met de Vlaamse nationalisten konden de wallinganten in deze partijen gerust hun gang gaan. Alleen in de katolieke partij waren remmende unitaristische krachten in Wallonië, grotendeels als gevolg van het feit dat de katolieken in Wallonië een minderheid vormden die vreesde voor haar bestaan bij een gebeurlijk gemis aan steun van de Vlaamse katolieken. Er is in dat alles niets dat herinnert, zelfs niet in de verste verte, aan de Vlaamse Beweging die meer en meer het karakter aannam van ‘een natie in wording’. Het Waalse vraagstuk was echter gesteld in de Belgische politiek en het zou aldus ook mee de unitaristische partijen dwingen er rekening mede te houden. De Walen traden nu op als ‘eisende partij’. Het is in deze omstandigheden dat, bij de vorming van het ministerie Spaak (15 mei 1938), de eerste minister in zijn regeringsverklaring (17 mei) voor de eerste maal in de geschiedenis van België, een Waals vraagstuk vermeldde. Als hij beloften deed aan de Vlamingen op het gebied van de kulturele autonomie, dan sprak hij ook over de onrust van de Walen, die vreesden een minderheid te worden en over de ekonomische problemen die wezen op een achteruitgang van Wal- | |
[pagina 84]
| |
lonië. De katoliek J. Duvieusart - hij was na de tweede wereldoorlog eerste minister, ten tijde van de koningskwestie (8 juni-11 aug. 1950) - onderstreepte dit nieuwe feit in de brochure Wallonie 1938 (Luik, ed. Action Wallonne) die hij kort daarna publiceerde. Hieruit spreekt een sterk Waals bewustzijn. Wanneer men de ontwaking ziet van de Vlaamse fierheid - zo schreef hij - de ontplooiing die zij neemt en de grote voordelen die zij aan Vlaanderen brengt, met al de gevaren die erin besloten liggen voor Wallonië ‘on aperçoit l'urgence d'un réveil de la conscience et de la solidarité wallonnes. La “communauté wallonne” est le cadre nécessaire de notre action politique et de notre vie sociale... La Belgique de demain doit être une formule d'équilibre entre la communauté flamande et la communauté wallonne’. Als wij aan de woorden terugdenken die Max Buset omstreeks dezelfde tijd schreef en aan de verschillende Waalse stromingen die wij hebben vermeld, dan stelt men het bestaan vast van een wordend Waals bewustzijn, doch ditmaal niet meer in de geest van een Waalse hegemonie maar zeer duidelijk in een angstcomplex zowel tegenover Vlaanderen als voor wat betreft de toekomst van Wallonië. Pas na de tweede wereldoorlog wordt het vraagstuk scherper gesteld, maar het probleem van de demografische en ekonomische achteruitgang van Wallonië was reeds vóór de oorlog gesteld en daarom was het nodig er ook hier de aandacht op te vestigen. In een reeks brochures Les Documents Wallons die de vorm aannamen van tweemaandelijkse publikaties, trachtte de Action Wallonne de publieke opinie voor haar standpunt te winnen. De eerste van deze brochures was van M. Firket, Pour un régime économique nouveau (Luik, 31 blz.) verscheen op 15 april 1939 en schetst een programma dat regelrecht indruiste tegen alle traditionele Vlaamse en Belgische opvattingen. Het vroeg een Conseil Economique Wallon tot stand te brengen als tegenhanger van het Vlaams Ekonomisch Verbond om te waken over de belangen van de Waalse industrie ‘comme telle’. Een radikaal middel zou de invoering zijn van het federalisme die aan de Walen zou toelaten ‘en nous donnant une large autonomie au point de vue fiscal et budgétaire, d'établir nous-mêmes le régime économique qui nous serait le plus favorable’. Wij dienen nog verder te zien in de toekomst: wij moeten een einde maken aan het ekonomisch nationalisme om in te schakelen in een politiek van grote ekonomische blokken. Voor ons Walen kan dit niet anders zijn als het Franse blok: ‘modifier profondément l'orientation économique du pays pour l'intégrer, | |
[pagina 85]
| |
économiquement, dans le système impérial français’. Als tweede nummer verscheen, van G. Truffaut en F. Dehousse, L'Etat fédéral en Belgique (32 blz.) en als derde brochure een studie van L.E. Troclet, La Wallonie et les allocations familiales (32 blz.) met een voorstel tot afschaffing van de nationale kompensatie om deze te vervangen door een provinciale. Het uitstervende Wallonië weigerde nog te betalen voor de grote gezinnen in Vlaanderen en wilde een eigen stelsel uitwerken. Dit principe was reeds aangenomen op het tweede kongres der Waalse socialisten (11 juni 1938) op voorstel van de socialistische volksvertegenwoordiger G. Hubin. De Waalse openbare mening werd anderzijds gemobilizeerd, zoals wij reeds gezien hebben, tegen de Belgische buitenlandse politiek. Het probleem van de verhouding Vlaanderen-Wallonië steunde nu op een nieuwe basis. Het zal één van de grote vraagstukken worden van de Belgische politiek na de tweede wereldoorlog. |
|