Vijfentwintig jaar Vlaamse Beweging
(1969)–H.J. Elias– Auteursrechtelijk beschermd7. Nieuwe stromingen in de Belgische politiek - De aanval van Degrelle op de regering (Brusselse verkiezingen van 11 april 1937)De geschiedenis van de politieke gedachtenkrisis in België houdt geen rechtstreeks verband met het voorwerp van onze studie, begrensd tot de geschiedenis van de Vlaamse Beweging. Wij geloven evenwel, dat het wenselijk is er een woord over te zeggen omdat men hier het verband zal zien tussen de evolutie van het Vlaams nationalisme, in de breedste betekenis van het woord, en de algemene ontwikkeling van de Belgische politiek. De reakties op het akkoord k.v.v.-v.n.v. en het gemak waarmede de politici van de oude stempel dit akkoord hebben kunnen kelderen, bewijzen dat in de katolieke partij de drang tot vernieuwing niet zeer sterk was. De oorzaak hiervan dient gezocht in het feit dat het Vlaams nationalisme (zowel Verdinaso als v.n.v.), met zijn grote katolieke aanhang, buiten de partij stond: de vernieuwingsdrang beperkte zich in de katolieke partij in Vlaanderen hoofdzakelijk tot de kring van de Vlaamse intellektuelen die geen vat hadden op de partijorganizatie. In de partij zelf zijn er wel elementen geweest die sympatie hadden voor de ‘nieuwe orde’, maar deze werd dan sterk konservatief opgevat en men zag de toekomst ervan niet aan de kant van het v.n.v. maar van een steeds verder evoluerend VerdinasoGa naar voetnoot(1). Men mag in zekere zin zeggen dat de katolieke partij vreemd bleef aan de problemen van de tijd en | |
[pagina 51]
| |
alleen hervormingen zocht in de lijn van de grondwettelijke positiesGa naar voetnoot(2). Anders was het gesteld met de socialistische partij waar H. De Man een bondgenoot gevonden had in P.H. Spaak en waar, na het Plan en in de lijn ervan, de formule gevonden werd van ‘het nationale socialisme’. Eén ogenblik scheen het alsof de regering zelf in dat verband een belangrijke rol zou spelen. In de regeringsverklaring (24 juni 1936) had P. Van Zeeland het voornemen van de bewindsploeg te kennen gegeven om over te gaan tot de oprichting van een Studiecentrum voor de Hervorming van de Staat. Dit Instituut, bekend onder zijn Franse benaming als Centre d'Etudes pour la Réforme de l'Etat (c.e.r.e.), is inderdaad tot stand gekomen in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk (statuten gepubliceerd op 28 nov. 1936). Het legde een grote aktiviteit aan de dag en zijn publikaties zijn een kostbare bron om de politieke gedachtenstromingen van de tijd te leren kennen, maar een invloed op de evolutie van de Belgische politiek is moeilijk te bespeurenGa naar voetnoot(3). P. Van Zeeland toonde zich, door de aankondiging van dit Instituut, partijganger van hervormingen en nieuwe opvattingen. Zijn gezag in de drieledige regering was groot. Geruchten begonnen de ronde te doen dat hij een nieuw blad zou oprichten. De naam van de hoofdredakteur werd genoemd, René Hislaire. Er kwam inderdaad een hernieuwing in de oude Indépendance Belge die kon beschouwd worden als het orgaan van de regering. Er werd in politieke kringen verteld dat Van Zeeland streefde naar een koncentratie van politieke formaties die zouden bereid zijn hem te volgen. Er werd over geredetwist of het niet meer zou zijn dan een koncentratie nl. een nationale of sociale unie van het centrum met de traditionele partijen, bij uitsluiting van kommunisten, rexisten en Vlaamse nationalistenGa naar voetnoot(4). Bij de vorming van het eenheidsfront van de regeringspartijen tegen Rex-v.n.v. kon men horen dat er krachten waren die nog wat anders wilden dan eenvoudig Degrelle te bestrijden. Wij hoorden Spaak te Schaar- | |
[pagina 52]
| |
beek (16 okt.) een hervormingsplan voorstellen. Wij zagen hem tijdelijk achteruitkrabbelen, maar op 9 febr. 1937 verscheen in de Indépendance Belge een vraaggesprek waarin hij zich ‘socialiste national’ noemdeGa naar voetnoot(5). Spaak kwam van zeer ver. Op de konferentie van de Socialistische Arbeiders Internationale te Parijs, in augustus 1933, waar de middelen besproken werden om de fascistische bedreiging tegen te gaan, behoorde hij tot de minderheidsvleugel die, samen met de kommunisten, desnoods de macht door middel van geweld wilde veroveren. Deze minoriteit ging daarbij uit van het standpunt dat de strijd tegen het fascisme niet tot doel had de handhaving van de burgerlijke demokratie, maar wel de vestiging van de socialistische demokratie. Op de rand van de partij, propageerde hij zijn opvattingen in L'Action SocialisteGa naar voetnoot(6). Hij evolueerde toen echter naar het Planisme. Dit zou gebeurd zijn in september 1934, tijdens de debatten van de konferentie te Pontigny waaraan hij met De Man deelnam. Begin 1935 waren Spaak en De Man volledig akkoord. Dit strekte zich uit tot de praktische besluiten die Spaak ertoe brachten enerzijds zich te verzetten tegen de revolutionaire algemene staking gepredikt door zijn vroegere vrienden van de Action Socialiste, anderzijds om samen met De Man een politiek te voeren die zou leiden tot de samenstelling van de regering Van ZeelandGa naar voetnoot(7). Het interview met Spaak werd de volgende week gevolgd door een met De Man. Deze verklaarde de benaming ‘nationaal socialisme’ te aanvaarden op voorwaarde er een betekenis aan te geven die alle dubbelzinnigheid uitsloot. Spaak en ik bedoelen - zo zegde hij - een socialisme dat het hoofdbelang erkent van de ‘nationale daad’ - een socialisme dat beproeft te verwezenlijken al wat te verwezenlijken is binnen het nationaal kader, in plaats van zich terug te trekken op het terrein van een platonisch internationalisme. En ten slotte, een socialisme, dat niet alleen begaan is met de belangen van een enkele sociale kategorie, doch met het algemeen belang van de overgrote meerderheid der burgers van elk land. De Man verklaarde voor de staatshervorming de formule van Spaak ‘Orde, Gezag en Verantwoordelijkheid’ te aanvaarden. Naar aanleiding van het ‘nationa- | |
[pagina 53]
| |
lisme’ sprak De Man nogmaals zijn ‘haat’ uit voor het ekonomisch nationalisme, het politiek nationalisme en het rassen- en kultureel nationalismeGa naar voetnoot(8). De reaktie in de schoot van de socialistische partij bleef niet uit. Op de vergaderingen van de partijraad in febr. 1937 werden Spaak en De Man fel aangevallen door Brunfaut, Balthazar en De Brouckère, maar uiteindelijk werd toch beslist dat er geen tegenstelling bestond tussen het demokratisch socialisme van het b.w.p.-programma en het nationale socialisme van Spaak en De Man. Dit betekende dat de partijraad de praktische konklusies van het nationale socialisme aanvaardde, maar de doctrinaire grondslagen ervan verwierp wat aanleiding gaf tot de interpretatie dat de partijraad het nationale socialisme veroordeeld hadGa naar voetnoot(9). In Vlaanderen hadden deze tegen mekaar opbotsende stromingen nog een ander gevolg nl. de ondergang van de Anti-Oorlog Liga. Deze was van een oorspronkelijk pacifistische organizatie, uitgegroeid tot een uitgesproken anti-fascistische vereniging. Een deel echter van zijn militanten bekeerde zich tot het ‘demanisme’ als realistische politiek tegen de fascistische tendenties, een andere strekking zag in een tweede wereldoorlog de mogelijkheid tot sociale revolutie en gaf haar pacifisme op. De Liga kon evenmin een eensgezinde houding bereiken tegenover het Plan De Man. Op het kongres van 1934 werd deze houding tot een vrije kwestie verklaard. Een groot aantal leden verlieten de Liga. Anderen werden uitgestoten, zoals bijv. de sekretaris M. Naessens. De Liga verloor alle politieke betekenis. Ze had zich ontwikkeld tot een revolutionaire organizatie in de partij. Enkele maanden vóór de verkiezingen van 1936 besloot de Algemene Raad van de partij, op aandringen van de Vlaamse leden, alle banden met de Liga te verbreken. Wonder genoeg werd deze beslissing genomen tegen het advies in van H. De Man die een meer gematigde houding tegenover de Liga had aanbevolenGa naar voetnoot(10).
De hierbovengenoemde slotresolutie (febr. 1937) van de partijraad met betrekking tot het nationale socialisme van Spaak en De Man, werd aangenomen op de vooravond van een der geweldigste politieke campagnes die het land tussen de twee oorlogen | |
[pagina 54]
| |
heeft gekend: de strijd tussen Degrelle en het front van de regeringspartijen Van Zeeland, waarbij zich voor de gelegenheid ook de kommunisten aanslotenGa naar voetnoot(11). Na de inzinking die de Rex-beweging ontegensprekelijk had gekend als een gevolg van de mislukte betoging van 25 okt. 1936, was Degrelle erin geslaagd opnieuw vaart in de beweging te brengen. In januari 1937 haalde hij de krachttoer uit in het Sportpaleis te Brussel (15.000 plaatsen) een ‘zesdaagse’ in te richten d.w.z. zes avonden te spreken voor een stampvolle zaalGa naar voetnoot(12). De bijval van de ‘zesdaagse’ gaf aan Degrelle, voor zover nodig, zijn zelfvertrouwen terug. Hij besloot een grote slag te slaan: een rechtstreekse aanval op de regering. Volgens Degrelle zou deze beslissing genomen zijn in overleg met Gust. SapGa naar voetnoot(13). Zoals een paar jaar tevoren Spaak gedaan had, diende thans de rexistische volksvertegenwoordiger voor Brussel, Alf. Olivier zijn ontslag in en werd dit voorbeeld gevolgd door al zijn plaatsvervangers (7 maart). Tussentijdse verkiezingen werden nodig te Brussel. Degrelle stelde zich kandidaat. Weinige dagen later kreeg hij het antwoord: op aandringen van alle partijen die anders geen gemeenschappelijke kandidaat konden vinden stelde Paul Van Zeeland, extra-parlementair eerste minister, zijn kandidatuur tegenover die van Degrelle. Op 12 maart reeds richtte hij een oproep tot de Brusselse bevolkingGa naar voetnoot(14). En waar stond de bondgenoot van Rex, het v.n.v., in dit geval? Het werd door Degrelle voor het voldongen feit geplaatst. De | |
[pagina 55]
| |
leiding van het v.n.v. werd door Degrelle op de hoogte gebracht van zijn beslissing nieuwe verkiezingen te Brussel uit te lokken op het ogenblik dat het ontslag van Olivier reeds een feit was. Op een bijeenkomst met Degrelle werd hem door ons zeer heftig de waarheid gezegd. Er werd in eerste instantie op gewezen hoe een dergelijke handelwijze volledig in strijd was met het bestaande akkoord. Er werd hem ten tweede duidelijk gemaakt dat wij, van onze kant, dit politiek maneuver als een fout beschouwden en het wis en zeker niet zouden goedgekeurd hebben. Ten derde werd hem dan toch, per slot van rekening, de verzekering gegeven dat wij zouden trouw blijven aan het gegeven woord en hem bij deze verkiezingen - die wij afkeurden - toch zouden steunenGa naar voetnoot(15). Wij beschouwden dit politiek maneuver als een vergissing omdat wij, in de gegeven atmosfeer, overtuigd waren dat het niet zou verlopen zoals ten tijde van de Bormsverkiezing of van de inhoudloze Spaakverkiezing te Brussel. Toen hadden de partijen de zetel zonder strijd overgelaten aan de rechthebbende. Wij waren ervan overtuigd dat dit thans niet het geval zou zijn en dat de drie partijen, na hun oorlogsverklaring van oktober 1936, zouden front vormen. Wij konden toen echter nog niet vermoeden, dat het voor hem in de meest ideale voorwaarden zou geschieden door een kandidatuur Van Zeeland te kunnen stellen tegenover Degrelle. Van Zeeland werd het symbool van de demokratie tegen het fascisme. Onder deze zeer ongunstige omstandigheden was het dat G. Sap in de Kamer, bij zijn interpellatie van 16 maart, Van Zeeland aanviel naar aanleiding van onregelmatigheden die zouden plaats gehad hebben in de Nationale Bank o.a. in de bezoldiging van de goeverneur en van enkele hogere ambtenaren, waartoe ook Van Zeeland behoorde. Ik heb deze interpellatie bijgewoond. Ze viel als een baksteen. Sap stond op het spreekgestoelte, helemaal alleen tegenover een vijandige Kamer. Zelfs wij, in de oppositie, durfden hem ternauwernood steunen. Het scheen of hij, in zijn wrok tegen de regering, zijn gezond verstand verloren had. Onze algemene indruk was, na de repliek van Van Zeeland - in zijn beste eerstekommuniekantenstijl - dat er een man politiek overboord gevallen was: Gustaaf Sap, die niet meer kon opgevist worden. En nochtans was het deze mislukte interpellatie van 16 maart die zeven maanden later (25 okt. 1937) de diepere oorzaak zou zijn van | |
[pagina 56]
| |
de val van Van ZeelandGa naar voetnoot(16). Het eerste en voorlopig enig gevolg van de interpellatie was dat Sap uit de rechterzijde van de Kamer werd gesloten. In de loop van zijn verkiezingscampagne heeft niet eens Degrelle het aangedurfd met de argumentatie van Sap uit te pakken tegen zijn tegenstander. Een verwoede verkiezingscampagne was intussen losgebroken. Van beide kanten beschikte men blijkbaar over heel veel geld. Het was weldra duidelijk waar de zwakste plek lag van Degrelle in deze Brusselse verkiezingen: zijn akkoord met het v.n.v. Het aktivisme werd er als voornaamste argument bijgehaald en weldra weerklonk de slagzin die het ‘Rex vaincra!’ moest vervangen: ‘Votez Degrelle... Borms vaincra!’ Alle krachten werden tegen Degrelle gemobiliseerd. Het direktorium van de k.v.v. belegde in Brussel een volksvergadering om de kandidatuur Van Zeeland te steunen. Senator Verbist verklaarde dat, als er in België geen links volksfront tot stand gekomen was, dat te danken was aan Van Zeeland die het in de kiem had gestikt. Hij deelde mee dat hij met de eerste minister een onderhoud had over de Vlaamse eisen en dat deze laatste zijn akkoord had betuigd met de aanstelling van staatssekretarissen naast de minister; met het invoeren van taalrollen; met verplichte tweetaligheid voor de hogere ambtenaren; met tweetaligheid in Brussel; met Vlaamse akademiën; met een zelfstandige Vlaamse radio; met de vervlaamsing van het leger: Vlamingen en Walen moesten op voet van gelijkheid behandeld worden; een wetsontwerp werd ingediend voor vernederlandsing tot het uiterste en opleiding van de gegradueerden in hun eigen taal. Verbist vond dit een getuigenis van breedheid van geest: wat amnestie betreft wist Van Zeeland dat alle Vlamingen een oplossing voor deze kwestie verlangden...Ga naar voetnoot(17) Naarmate de verkiezingen naderden, werd de druk van franstalige en patriottische zijde op Degrelle om de inhoud van het akkoord v.n.v.-Rex openbaar te maken met de dag sterker. Hij begreep dat hij er uiteindelijk aan zou moeten toegeven, maar hij begreep nu ook wat de inhoud van het akkoord zou betekenen voor de opgezweepte Belgische patriotten in Brussel. Hij deed bij Staf De Clercq een poging om de tekst van het akkoord te mogen wijzigen, met het oog op de verkiezingen. Het antwoord was radikaal: als er één woord aan het akkoord gewijzigd wordt, publiceer ik | |
[pagina 57]
| |
de volgende dag de oorspronkelijke tekstGa naar voetnoot(18). Onder deze omstandigheden kon Degrelle niets anders doen als, op het laatste ogenblik, het akkoord bekend makenGa naar voetnoot(19). Intussen was de beruchte kromstaf, zo goed bekend bij de Vlaamse nationalisten, ongewoon zwaar op het hoofd van Degrelle neergekomen. Op woensdagavond vóór de verkiezingen, op een meeting in het Sportpaleis, was Degrelle zo roekeloos geweest, in de hoop katolieke stemmen te winnen of ten minste de katolieken te beletten voor Van Zeeland te stemmen, het vraagstuk van de verhouding van Rex tot Mechelen d.i. het aartsbisdom te bespreken op het tema: Mechelen heeft niet gesproken, Mechelen zal niet spreken. Volgens de versie die Degrelle jaren later gegeven heeft, zou dat gebeurd zijn onder de volgende omstandigheden. In de loop van woensdag had een rexistisch volksvertegenwoordiger in Mechelen een onderhoud met Mgr. Leclef, sekretaris van de Kardinaal. Hij kreeg er ‘des apaisements complets’ en dat was er de oorzaak van dat Degrelle zo stout gesproken had in het Sportpaleis op bewuste avond. Wat er ook van zij, op vrijdagavond werd vanwege Kardinaal Van Roey een nota bekend gemaakt waarin hij woordelijk verklaarde: wij hadden gehoopt niet openbaar te moeten tussenkomen, ‘daar wij echter rechtstreeks betrokken worden, en dat ons stilzwijgen uitgelegd wordt als een goedkeuring, is het ons onmogelijk niet te spreken. Wij verklaren dus: 1 dat het kollektief schrijven van het Belgisch episkopaat in verscheidene van zijn passages stellig Rex bedoelt, en zijn metoden en zijn fondamentele princiepen veroordeelt; 2 dat verre van gerust te zijn aangaande Rex, wij overtuigd zijn dat hij een gevaar is voor het land en voor de Kerk. Diensvolgens is de plicht van iederen loyalen katoliek voor de verkiezing van 11 april duidelijk en alle onthouding moet worden afgekeurd’Ga naar voetnoot(21). Het was een zeer zware slag voor Degrelle omdat hij op dat ogenblik reeds volledig in het defensief gedrongen was en van katolieke zijde moest rekenen op massaal blanco stemmen, een onthouding die thans uitdrukkelijk door de Kardinaal werd veroordeeld. Daarbij kwam - volgens Degrelle - nog het volgende. DeGa naar voetnoot20 | |
[pagina 58]
| |
Kardinaal zou reeds op donderdag positie gekozen hebben tegen hem, doch deze beslissing werd geheim gehouden tot vrijdag 15 uur, het tijdstip van de laatste inlevering van propagandamateriaal bij de post, zodat hij niet meer kon antwoordenGa naar voetnoot(22). Degrelle had voor dezelfde vrijdagavond nog een meeting belegd in het Sportpaleis. Hij verklaarde er, dat Rex steeds de godsdienstige doctrine van de Kerk zou aanvaarden. Ook in Le Pays Réel van zaterdagmorgen, 10 april, verscheen zijn antwoordGa naar voetnoot(23). Intussen had Degrelle ons (Borginon, Elias, Romsee) dringend om een onderhoud verzocht, op vrijdagavond, na de meeting in het Sportpaleis, op zijn hoofdkwartier. Wij vonden er iedereen in de diepste verslagenheid. Al de medewerkers van Degrelle belegerden hem om het op te geven en bekend te maken dat hij zich, na de uitspraak van de Kardinaal, uit de verkiezingsstrijd tegen Van Zeeland terugtrok en geen kandidaat meer was. Hij had ons te hulp geroepen in de hoop bij ons de nodige steun te vinden om zijn medewerkers ervan te overtuigen door te zetten. Wij waren alle drie de mening toegedaan, dat het zijn politieke dood betekende als hij in dat opzicht toegaf. Hij weigerde dan ook zich te laten meeslepen door de paniekstemming van zijn medewerkers en vocht tot de laatste dagGa naar voetnoot(24). Toen de eerste uitslagen van de verkiezing zondagavond bekend werden, was er geen twijfel mogelijk over het eindresultaat: Degrelle was zwaar verslagen. Van Zeeland behaalde 275.840 stemmen, d.i. 75,89%, Degrelle 69.242 stemmen, d.i. 19,05%. Er waren slechts een goede 18.000 blanco of ongeldige stemmen. De katolieke konservatieven, die in twijfel gestaan hadden of zij wel hun stem zouden geven aan het onverwachte ‘volksfront’ van de Van Zeelandpropagandisten, hadden gehoor gegeven aan de oproep van de Kardinaal. Vergeleken bij de uitslag van de meiverkiezingen van vorig jaar, waar Rex en v.n.v., samengeteld, 73.721 stemmen hadden behaald, d.i. 19,9% was er zelfs een achteruitgang. Bij een berekening van de stemmenverdeling over de verschillende kieskantons, kon men vaststellen dat Degrelle in de Brusselse agglomeratie zijn stemmen verloren had. Het was duidelijk dat de rexistische kiezers Degrelle in de steek gelaten had- | |
[pagina 59]
| |
den, terwijl de v.n.v.-kiezers trouw het wachtwoord van de Leiding hadden gevolgdGa naar voetnoot(25) Degrelle is de nederlaag van deze verkiezing nooit meer te boven gekomen. Zijn beweging was in haar groei gebroken. Het zou in de volgende maanden bovendien blijken, dat hij zijn troepen niet meer in handen had. De landdag van Rex, in juli 1938, in O.L.V.-Lombeek gaf misschien nog een illusie van macht door de massale opkomst, maar het was nog slechts een strovuur. De verkiezingen van 2 april 1939 zouden er het bewijs van leveren, indien er nog iemand aan getwijfeld had. Rex had zijn dreigende macht verloren door de Brusselse verkiezingen. Het akkoord met het v.n.v. was daarvan zo niet de enige oorzaak, dan toch een doorslaggevende geweest. |
|