Vijfentwintig jaar Vlaamse Beweging
(1969)–H.J. Elias– Auteursrechtelijk beschermd6. Rondom het akkoord K.V.V.-V.N.V. (8 dec. 1936)Wij hebben gezien hoe, na de meiverkiezingen, er dadelijk stemmen opgingen in de katolieke partij voor een dualistische reorganizatie van de partij. Deze stemmen bleven niet zonder weerklank. Zeer spoedig stelde het Bureau van de Katolieke Unie een komitee aan onder voorzitterschap van Hub. Pierlot om een reorganizatieplan van de partij uit te werken. Na de zomervakantie was dit met zijn werk klaar. Reeds einde september verscheen het bericht dat er zou overgegaan worden, half oktober, tot de ontbinding van de Katolieke Unie. Dit bericht werd bevestigd: op 8 oktober, op voorstel van Edm. Rubbens, had het hoofdbestuur van de Katolieke Unie beslist het voorgestelde hervormingsplan over te maken aan een voorlopig direktoriumGa naar voetnoot(1). Op de algemene vergadering van de Katolieke Unie, op zondag 11 oktober, werd op dat voorstel ingegaan. Een direktorium belast met de voltooiing van de hervorming werd aangesteld. Het steunde op de oprichting van een Katolieke Vlaamse Volkspartij en van een Parti Catholique Social, alleen aan de toppen verbonden. Volgens het verslag van het komitee beschouwde dit de hergroepering als een eerste etappe naar een verdere Vlaamse koncentratie, waarbij de besprekingen voor samenwerking met gelovigen, die buiten de katolieke rangen stonden, dienden vergemakkelijkt. Het direktorium van de k.v.v. dat onder deze omstandigheden tot stand kwam, was als volgt samengesteld: Alf. Verbist (voorzitter), Edg. De Bruyne, G. Eyskens, A. Van Coillie, P.W. Segers, Em. Van Dievoet, J. GruytersGa naar voetnoot(2). De nieuwe partijformatie droeg, voor heel het land, de naam Blok der Katolieken van België. Dezelfde avond reeds legde het direktorium van de k.v.v. een verklaring af dat het besloot ‘in de geest van het kongres van Mechelen, de ruimst mogelijke koncentratie te bewerken van alle gezonde volkskrachten in Vlaanderen, op een ondubbelzinnige Vlaams-nationale en kristelijke grondslag’. Deze verklaring werd, zoals gezegd, afgelegd op 11 oktober d.w.z. een paar dagen nadat in de pers het bestaan van een akkoord v.n.v.-Rex was bekend gemaakt. | |
[pagina 37]
| |
In de loop van dezelfde week had een woelige vergadering plaats van het Verbond der Katolieke Verenigingen en Kringen, de z.g. Fédération. Er kwam in dit konservatief milieu een sterk verzet tot uiting tegen de federatieve inrichting van de partij. P. Nothomb viel scherp uit tegen de katolieke Vlamingen, tegen de Vlaams-nationale opvattingen en de anti-Belgische drijverijen; P. Struye viel de Vlaamse nationalisten aan als onwaardige burgers en trok insgelijks van leer tegen Rex. Hij geloofde echter, dat de Vlamingen ondanks alles toch hun opzet zouden doordrijven en was van oordeel, dat men het alleen maar kon betreuren. In tegenstelling met deze woordvoerders waren Tschoffen en du Bus de Warnaffe meer tegemoetkomend. De voorzitter van de vergadering d'Aspremont Lynden sprak over de noodzakelijkheid van een nieuwe regeringsoriëntatie, omdat thans de socialistische invloed te sterk was; over de noodwendigheid van een militair statuut dat moest kunnen aanvaard worden door beide landsgedeelten. Hij verklaarde, dat de Vlaamse nationalisten en de rexisten niet op gelijke voet mochten gesteld worden met de kommunisten en wees erop dat de Vlaamse katolieken onderhandelden met de Vlaamse nationalisten en met hen naar een akkoord zochtenGa naar voetnoot(3). Op dat ogenblik werd het direktorium van de k.v.v. door Van Zeeland ontvangen om zijn eisen voor te leggen: amnestie; Vlaamse Akademiën; een radiostatuut; een nieuw taalstatuut voor het leger; de splitsing van de Hogere Raad voor Volksontwikkeling en de oprichting van een kultuurraad voor VlaanderenGa naar voetnoot(4). De Katolieke Vlaamse Kamergroep van haar kant vroeg op dat ogenblik volledig zelfstandige Vlaamse radiouitzendingen; stelde vast, dat er met de Vlaamse nationalisten een akkoord bereikt was over een gemeenschappelijke tekst voor amnestie en nam een motie aan waarin de groep wel zijn bereidwilligheid verklaarde om overleg te plegen met de Vlaamse gekozenen van andere partijen, maar anderzijds zijn volledig vertrouwen uitsprak in de heer Van Zeeland en vooral in de Vlaamse ministersGa naar voetnoot(5). Dat gebeurde op de dag vóór de beruchte redevoering van Spaak in Schaarbeek. Wij zagen hoe de reakties hierop waren en o.a. hoe Staf De Clercq aan Senator Verbist, voorzitter van het direktorium van de k.v.v. vroeg of hij de aanval van Spaak goedkeurde. Het | |
[pagina 38]
| |
antwoord van Verbist was mede een uitnodiging tot een bijeenkomst van zeven leden van het v.n.v. met het direktorium van de k.v.v. ‘om, naar aanleiding van ons manifest, gezamenlijk te zoeken naar de grondslagen van een kristelijke Vlaamse partijformatie’Ga naar voetnoot(6). Staf De Clercq liet weten, dat hij aan Elias en Romsee opdracht gegeven had zich met Verbist in verbinding te stellen ‘ten einde de modaliteiten van bespreking nader vast te leggen’Ga naar voetnoot(7). Vanuit dit uitgangspunt zijn dan de besprekingen gevoerd die, op 8 dec. 1936, geleid hebben tot het beginselakkoord k.v.v.-v.n.v. Op 23 oktober was de gemeenschappelijke verklaring De Clercq-Degrelle verschenen. In een redevoering in Berchem beweerde Leo Delwaide dat deze verklaring de gewenste opheldering had gebracht, nam hij positie tegen Spaak, sprak hij zich uit voor samenwerking met Rex en het v.n.v. en deelde hij mee dat het Direktorium in deze richting reeds een initiatief genomen had. Een eerste kontaktneming had inderdaad plaats gehad tussen Verbist - Prof. Alb. De Vleeschauwer en Elias - RomseeGa naar voetnoot(8). Enkele dagen later (6 nov.) verscheen in De Standaard het bericht dat de afgevaardigden van het a.c.w. in het Direktorium de samenwerking met het v.n.v. hadden van de hand gewezen. De algemene sekretaris van het a.c.w., P.W. Segers logenstrafte dit dadelijk en formeel, ook wat de voorstelling betreft alsof hijzelf de samenwerking met het v.n.v. zou hebben afgeradenGa naar voetnoot(9). Arth. Mulier van zijn kant verklaarde dat hij bereid zou zijn het manifest De Clercq-Degrelle te ondertekenen en dat ‘ons gemeenschappelijk ideaal moet zijn het organisch uitbouwen van de nieuwe staat op federalistische en solidaristische grondslag’. Meningsverschil kon er, volgens hem, alleen maar bestaan in de taktiekGa naar voetnoot(10). Paul De Mont, van zijn kant, deelde mee dat er een politieke raad van Rex opgericht was, samengesteld uit 9 leden: 3 voor Rex-Vlaanderen, 3 voor Rex-Wallonië en 3 voor Rex-Brussel. Hij verkondigde dat Rex-Vlaanderen zelfstandig was, dat de leiders van | |
[pagina 39]
| |
Rex-Vlaanderen gemachtigd waren namens Rex-Vlaanderen verbintenissen aan te gaan of overeenkomsten te sluiten en dat Rex-Vlaanderen ertoe bereid was toe te treden tot iedere Vlaams-nationale koncentratie op de basis van het manifest De Clercq-DegrelleGa naar voetnoot(11). Op het ogenblik dat de regering de oorlog verklaarde aan Rex en het v.n.v. zag het er naar uit, dat een grote politieke koncentratie in Vlaanderen tot de mogelijkheden behoorde! De toenadering was zelfs zichtbaar in de terminologie: Edm. Rubbens sprak over de twee ‘volksgemeenschappen’ die de grondslag vormden van de staat, en Alf. Verbist sprak in een radiorede tot zijn ‘Vlaamse volksgenoten’ over ‘de uitgroei van een korporatieve volksorde’ en deed een oproep om mede te bouwen ‘aan de Vlaamse-nationale orde in de k.v.v.’Ga naar voetnoot(12). Op dezelfde dag (12 november) vergaderde de Katolieke Vlaamse Kamergroep en besprak het vraagstuk van de staatshervorming. De groep sprak zich uit voor volgende hervormingen: de oprichting van een Raad van State; de toevoeging van een staatssekretaris aan elk ministerieel departement, met de bedoeling de volksdualiteit die in de Belgische staat bestond tot uiting te brengen; de indeling van de diensten bij elk ministerieel departement in eentalig Franse of Vlaamse afdelingen; de verplichte tweetaligheid voor de hogere ambtenaren der centrale besturen en de oprichting van twee konsultatieve kultuurradenGa naar voetnoot(13). Het weekblad Nieuw Vlaanderen, dat zich volledig inzette voor de koncentratie, wilde deze zeer ver doordrijven. Het stelde de vraag ‘of het verband tussen gekoncentreerde formaties niet te los is en niet te broos, en of de Vlaamse koncentratie niet, door een fusie zou moeten uitgroeien tot een grote katolieke Vlaamse regeringspartij’. Deze partij zou dan bij machte zijn ‘een alzijdig, diep-hervormend programma op federatieve en korporatieve grondslag in al zijn geledingen, teoretisch en praktisch te aktueren’Ga naar voetnoot(14). Dat het alles niet zo eenvoudig was en dat het niet van vandaag op morgen zover zou komen, bleek intussen uit enkele andere reakties. In Volk en Staat (15 nov.) verscheen een artikel van V. LeemansGa naar voetnoot(15) om te preciseren wat de koncentratie moest brengen: | |
[pagina 40]
| |
‘Wij willen koncentratie op nieuwe politieke struktuur begrippen, op de erkenning van een anderen staatsvorm en een anderen staatsinhoud, met al de organizatorische en geestelijke veranderingen die door een dergelijke koncentratie, als ze eerlijk gewild wordt, geïmpliceerd zijn’. De k.v.v. moet hiervan het a.c.w. overtuigen! Frans Van Cauwelaert reageerde hierop in De Gazet van Antwerpen (18 nov.) zeer scherp met een artikel Nieuw Leven maar geen zelfmoord: ‘Volk en Staat heeft de kwestie duidelijk gesteld: het wil koncentratie rondom de eigen vlag; het wil de zelfontbinding van de katolieke partij en van onze kristelijke sociale organizaties in Vlaanderen. Het is niet nodig er op aan te dringen dat het niet deze koncentratie is die in de katolieke Vlaamse kringen werd bedoeld. Wij willen nieuw leven, geen zelfmoord.’ Van groot belang was insgelijks de redevoering door Edg. De Bruyne op 20 november uitgesproken in Leuven namens het Direktorium van de k.v.v. H. Borginon die intussen ingeschakeld was in de besprekingen en er in feite de leiding van had genomen voor de v.n.v.-onderhandelaars, had de volledige tekst van deze toespraak vooraf ontvangen. Hij schreef dadelijk aan Verbist dat men zich na een dergelijke rede geen illusies meer hoefde te maken: ze kwam - volgens hem - voor ‘als een onverklaarbaar misverstand of als een opzettelijke poging om de onderhandelingen tot hereniging van alle Vlamingen op kristelijke grondslag voor goed te torpederen’. Deze redevoering ‘is de vernietiging van alle koncentratie’. Hij vroeg hem het woord te verlenen onmiddellijk na de spreekbeurt van De BruyneGa naar voetnoot(16). Borginon was in Leuven, maar de voorzitter Prof. Alb. De Vleeschauwer kondigde bij het begin van de vergadering aan dat er geen tegenspraak zou zijn. In zijn redevoering verklaarde Prof. De Bruyne, uit naam dus van het Direktorium, met veel omhaal van woorden, dat de Vlaamse volksgemeenschap in haar bestaan moest gewaarborgd worden door een publiekrechtelijk statuut; dat een zekere autonomie daartoe vereist was; dat dit een zekere decentralizering veronderstelde met een zekere verwezenlijking van de federalistische gedachte, dit alles echter bij behoud van het Koninkrijk België, zonder verzwakking van de hervormde Belgische staat en zonder volledige afzondering van de Vlaamse en Waalse gemeenschap. Hij meende trouwens ook in deze zin de opvattingen van het v.n.v. te mogen interpreteren. Wat nu de | |
[pagina 41]
| |
toekomstige formatie betreft, deze moest volgens hem één zijn maar mocht ook geen uitdaging betekenen voor de anderen, dit om te voorkomen dat ze aanleiding zou geven tot de vorming van een rood volksfrontGa naar voetnoot(17). Na de vergadering legde Borginon aan de medewerker van De Standaard een verklaring af. Hij deelde hem mee dat deze rede in 't geheel niet beantwoordde aan de atmosfeer waarin de jongste bijeenkomst was verlopen of aan de konkrete resultaten waartoe de konfrontatie van de wederzijdse standpunten had geleidGa naar voetnoot(18). Men scheen op dat ogenblik toch nog ver af te staan van het doel. Toch schreef op 26 nov. Verbist opnieuw aan Borginon om hem te vragen wanneer drie leden van het v.n.v. opnieuw zouden kunnen samenkomen met drie leden van het Direktorium (De Vleeschauwer-Eyskens-Verbist) om een akkoord te bereiken op basis van een bijgevoegd stukGa naar voetnoot(19). Dezelfde dag schreef H. Heyman in De Gazet van Antwerpen een overmoedig artikel, waarin hij zijn eisen formuleerde in verband met de koncentratie. Hij eiste de aanvaarding van de programmaverklaring van het direktorium van het Katoliek Blok; een verklaring van de v.n.v.- en Rex-leiders dat zij akkoord gingen met de vier principes die erin vervat waren en de bekendmaking van het akkoord v.n.v.-Rex. Terecht - en men zou weldra zien hoe zwaar dit drukte - stelde Prof. Van de Wijer de vraag: bij wie berust nu eigenlijk de leiding: bij de Vlaamse parlementsgroepen, bij het a.c.w., bij het Katoliek Blok, bij de k.v.v. of bij het Vlaams direktoriumGa naar voetnoot(20)? Zo de hemel niet wolkenloos was aan de kant van de k.v.v., dan was men evenmin zonder aarzelingen aan de zijde van het v.n.v. Het was hier toch een zonderlinge toestand! De onderhandelingen werden, uit naam van het v.n.v., geleid door Borginon die, wij hebben het gemerkt bij de meiverkiezingen, resoluut en volkomen met het v.n.v. gebroken had! Staf De Clercq was daarenboven buitengewoon wantrouwig. Op 6 dec. 1936 - twee dagen voor de ondertekening van het akkoord - schreef hij een brief | |
[pagina 42]
| |
aan Romsee, Elias, Borginon en Leuridan om uiting te geven aan zijn diep wantrouwen tegenover de katolieke partij die hij ervan verdacht als enige bedoeling te hebben de Vlaams-nationale konkurrent uit te schakelen. Hij vroeg zich af of het niet beter ware aansluiting te zoeken in de richting van H. De Man en zijn nationale socialistenGa naar voetnoot(21) Het feit dat De Clercq deze brief ook stuurde aan Leuridan wees erop dat hij, naar een reeds vertrouwde metode, zich gereed maakte om de reakties van deze zijde op te vangen en er eventueel gevolg aan te geven. Vrij onverwacht werd dan, op 8 dec. 1936, het akkoord k.v.v.-v.n.v. ondertekend. Het was zo onverwacht dat Ger. Romsee, die verplichtingen had in Limburg, de vergadering niet bijwoonde. Van katolieke zijde waren er Verbist, Eyskens, De Bruyne en P.W. Segers. Van v.n.v.-zijde Borginon en Elias. Het bleek dat men een akkoord zou kunnen bereiken nopens de tekst die men uitgewerkt had. Van katolieke zijde werd met klem aangedrongen om dadelijk te tekenen. Ik weigerde op dat voorstel in te gaan wegens de afwezigheid van Romsee. Toen verklaarde Borginon zich sterk te maken voor Romsee en in zijn naam te zullen tekenen. Ik wees er uitdrukkelijk op dat alleen Borginon, niet ik, deze verbintenis op zich nam. Onder deze omstandigheden is het dat het bekende akkoord werd ondertekend, niet door Romsee, die afwezig was, en ook niet door P.W. Segers die verklaarde niet te mogen tekenen wegens zijn funktie van algemeen sekretaris van het a.c.w., maar voor het overige volledig akkoord te gaan met het ondertekende stukGa naar voetnoot(22). Het akkoord k.v.v.-v.n.v. verschilt grondig van het akkoord Rex-v.n.v. in deze zin dat het maar een beginselakkoord is (dit werd ook uitdrukkelijk in de pers medegedeeld) en dat er over niets overeengekomen was met betrekking tot verdere samenwerking, buiten de slotalinea: ‘de afgevaardigden hebben de wens uitgedrukt op basis dezer princiepen een gemeenschappelijke formatie tot stand te brengen en hun verdere aktie te leiden in deze geest’. In het akkoord werd de noodzakelijkheid bevestigd van ‘een publiekrechtelijk statuut voor de Vlaamse volksgemeenschap, verwezenlijkt en gewaarborgd door een zelfstandige politieke vertegenwoordiging’. Ik mag bevestigen dat bij de lektuur van deze paragraaf onder al de aanwezigen uitdrukkelijk werd begrepen dat deze formulering betekende de federale hervorming | |
[pagina 43]
| |
van de staat. Deze interpretatie blijkt trouwens duidelijk uit de volgende paragraaf waarin de waarborg voor de eenheid van de ekonomische alsmede van de buitenlandse, de militaire en de koloniale politiek gewaarborgd wordt door de Kroon en de gemeenschappelijke wetgevende en uitvoerende macht. Voor het overige werd het behoud vastgesteld van een parlement gekozen door een werkelijk vrije volksstemming; werd, bij uitsluiting van alle staatskorporatisme, de oprichting bepaald van korporaties belast met de uitwerking van de kulturele, ekonomische en maatschappelijke ordening en werd uitdrukkelijk verder de vrijheid van de sociale en syndikale organizaties erkendGa naar voetnoot(23). Men zal opmerken dat de beginselen in dit akkoord vervat, zeer algemeen gehouden waren in hun formulering. Wij hebben er reeds de aandacht op gevestigd, dat al de aanwezigen het principe hadden aanvaard van de omvorming van de eenheidsstaat in een federale staat. Eén ten minste van de ondertekenaars was hier echter niet oprecht geweest, in deze zin dat hij misschien wel bereid was federalisme te ondergaan, maar dat hij er in ieder geval geen partijganger van was. Dit was het geval met Prof. De Bruyne, zoals duidelijk blijkt uit de brief die hij op 9 maart 1937 (drie maanden na de ondertekening van het akkoord) aan Nieuw Vlaanderen stuurde. Hij verklaarde hierin dat hij nooit federalist geweest was en het akkoord k.v.v.-v.n.v. ondertekende, omdat hij het als zijn plicht beschouwde mee te werken aan de politieke eenheid van alle katolieke Vlamingen. Hij achtte zich nu (9 maart) niet langer meer gebonden, omdat het hoger objektief dat hij daarmee nastreefde nu onmogelijk was geblekenGa naar voetnoot(24). Het beginselakkoord werd dadelijk, van verschillende zijden, onder vuur genomen. De eerste die het trouwens van zijn inhoud leegde en er een interpretatie aan gaf die het akkoord voor de leden van het v.n.v. moest onaanvaardbaar maken, was Prof. De Bruyne zelf in een interview met La Libre BelgiqueGa naar voetnoot(25). L'Indépendance Belge, orgaan van P. Van Zeeland, reageerde heftig. R. Hislaire, hoofdrekakteur, schreef in zijn hoofdartikel over ‘une alliance monstrueuse’ en stelde de vraag of de ondertekenaars zouden gevolgd worden door de heren Heyman, Van Cauwelaert en de ministers in funktie Van Isacker, Rubbens en De Schryver. | |
[pagina 44]
| |
H. Pauwels, voorzitter van het a.c.v. verklaarde, dat het enkel ging om een akkoord tussen afgevaardigden, niet tussen partijen; dat het a.c.v. niet geraadpleegd werd en niet akkoord ging met de sociaal-ekonomische organizatie; dat het a.c.v. zijn medewerking beloofd had om Arbeidsorde en de rexistische korporaties te bekampen. Het a.c.v., verklaarde hij verder, zal nooit toetreden tot enig akkoord met het v.n.v. zolang de syndikale vrijheid niet geërbiedigd wordt en het gevaar voor deze vrijheid, dat in een organisme als Arbeidsorde besloten ligt, niet verwijderd wordt. P.W. Segers liet een andere toon horen: het was volgens hem het eindpunt van een eerste etappe naar het herstel van de eenheid der katolieke krachten op politiek gebiedGa naar voetnoot(26). Staf De Clercq, van zijn kant, reageerde op 13 december in Volk en Staat. Hij verklaarde: er bestaat geen akkoord met de k.v.v. Er werden alleen gegevens vastgelegd waarop eventueel een akkoord zou kunnen afgesloten worden. Er is niets veranderd aan onze doelstelling en er is er maar één: de Dietse volksstaat. Hij verklaarde verder dat zelfregering een paar maanden geleden als marsrichting door de Algemene Raad van het v.n.v. was aanvaard. De zelfregering was ‘de wachthalle van de Dietse Volksstaat’. In 1930 (federaal statuut) werd deze oplossing slecht ontvangen. Toen was trouwens misverstand mogelijk, nu niet meer. Het v.n.v. blijft zelfstandig met zijn eigen Dietse doelstelling maar zelfregering is rijp voor verwezenlijking. Toen Staf De Clercq dit schreef was het akkoord, zo niet volledig gekelderd, dan toch politiek uitzichtloos geworden voor wat het punt van de ‘gemeenschappelijke organizatie’ betreft. Het a.c.w. zette toen juist, in de week van 6 tot 13 december (in andere streken van 13 tot 20 december) een grootscheeps landelijk offensief in tegen kommunisme en rechtse diktatuur. In feite was dit gericht tegen het Vlaams nationalismeGa naar voetnoot(27). In zijn nieuwjaarsboodschap (1 jan. 1937) verklaarde Staf De Clercq nooit te zullen afwijken van het standpunt van de volledige en alzijdige onafhankelijkheid van het v.n.v.Ga naar voetnoot(28). Op maandag 4 jan. 1937 had in Brussel een vergadering plaats van de arrondissementsafgevaardigden van de k.v.v. Prof. De Bruyne vermeldde de nieuwjaarsboodschap van Staf De Clercq en deelde mee dat deze de totstandkoming van de eenheidsformatie waar- | |
[pagina 45]
| |
voor het Direktorium geijverd had, onmogelijk maakte. Een motie werd in deze zin door de vergadering aangenomenGa naar voetnoot(29). Op dezelfde dag schreef Verbist aan Borginon een droog briefje om te vragen of de onderhandelaars van het v.n.v. akkoord gingen met de boodschap van Staf De Clercq. Borginon antwoordde (7 jan.) niet in te zien waarin deze zou strijdig zijn met de inhoud van de gemeenschappelijke beginselverklaring of met de geest waarin de onderhandelingen werden gevoerdGa naar voetnoot(30). Dit gebeurde een maand na de ondertekening van het beginselakkoord en het werd duidelijk dat men begon na te kaarten en zich wederzijds de schuld op de nek te schuiven. Het werd nochtans niet door iedereen aldus opgevat en dat werd duidelijk op het kongres van de Katolieke Vlaamse Landsbond in Leuven, op 9-10 januari 1937. Nadat op de ochtendvergadering van zondag reeds sterke beroering was ontstaan door de mededeling dat aan vier Leuvense professoren (Van de Wijer, Eyskens, R. Van de Putte en Mertens) door de bisschoppen verbod was opgelegd nog het woord te voeren op politieke vergaderingen, had 's middags een sterk emotioneel geladen bespreking plaats over de koncentratie. De toon werd aangegeven door Jef Clottens, sedert jaren een bekende werker in het Brusselse. Hij sprak over ‘de geesten der duisternis’ die de koncentratie hadden weten te verhinderen en nochtans, zo riep hij hartstochtelijk uit, ‘de koncentratie bestaat, de koncentratie leeft, de koncentratie zal overwinnen!’. Een andere spreker vroeg inlichtingen over wat er gebeurd was op ‘de kwade Maandag’Ga naar voetnoot(31) waarop de k.v.v. een einde gemaakt had aan de koncentratie. In een sterk onderbroken tussenkomst, verklaarde Van Cauwelaert dat van meet af aan neergeschreven stond dat het doel een eenheidsformatie, een eenheidspartij was. Borginon - er waren nog verscheidene andere Vlaamse nationalisten op de vergadering aanwezig - trok het laken naar zich toe door te verklaren dat het wel waar was dat de vertegenwoordigers van de k.v.v. een eenheidsformatie nastreefden, maar dat het even waar was dat van de zijde van de vertegenwoordigers van het v.n.v. van het eerste uur af werd verklaard dat een fusie moeilijk te verwezenlijken zou zijn, maar dat er nuttig kon worden gezocht naar een gemeenschappelijke basis waarop, om te beginnen, een samenwerking kon worden tot stand gebracht. Ook Prof. De Vleesch- | |
[pagina 46]
| |
auwer, lid van het k.v.v.-direktorium, verklaarde dat er in februari een nieuw direktorium tot stand zou komen; dat hij het beginselakkoord als een verworven goed beschouwde en dat niets verloren was voor de toekomst. Arth. Mulier stelde voor dat, in afwachting van nieuwe kontakten tussen k.v.v. en v.n.v., de Landsbond deze voeling zou verzekeren. Voorzitter Bouweraerts deelde mee, als besluit van het debat, dat het dagelijks bestuur reeds het probleem van de hervorming van de Landsbond had overwogenGa naar voetnoot(32). Dit kongres - het laatste vóór de oorlog - gaf een duidelijk beeld te zien van de evolutie van de geesten in het katolieke Vlaanderen, buiten de kring van de politici: de Landsbond veranderde van karakter en was zich blijkbaar aan 't los maken van Van Cauwelaert. De Landsbond werd meegesleurd door de Vlaams-nationale gedachte die doorbrak over het hele Vlaamse land, wat verklaart waarom het v.n.v., dat in eerste instantie nationalistisch gebleven was, kon stand houden in de beroerde vooroorlogse jaren waarvan wij het beeld verder zullen schetsen. Intussen bleef de weg naar koncentratie vrijwel afgegrendeld door het a.c.v. en het a.c.w. De voorzitter van het a.c.v., stelde wel vast dat de koncentratie beantwoordde aan een diepe innerlijke drang, maar hij stelde tevens als voorwaarde voor verwezenlijking dat deze de groepen zou afwijzen die het a.c.v. konkurrentie aandeden. De middenraad van het a.c.w. van zijn kant beweerde de koncentratie oprecht te wensen in de zin van een machtige politieke partij, maar was van oordeel dat het Blok der Katolieken aan deze vereisten voldeedGa naar voetnoot(33). Om deze paragraaf te besluiten moeten wij nog een drietal spreekbeurten vermelden van ondertekenaars van het akkoord. Op 31 jan. 1937 voerde Elias het woord op het politiek diner van het k.v.o.h.v. in Brussel. Hij verklaarde te willen spreken ‘over een lieve dode, over de koncentratie’. Volgens hem was de koncentratie te Leuven in het goede spoor, maar vanaf het kongres van Mechelen werd het vraagstuk aan de openbare aandacht te zeer opgedrongen in het teken van de verovering der parlementaire meerderheid door een katolieke volksvertegenwoordiging weerom aanknopend aan het verleden. Het nationale werd op de achtergrond geduwd. Koncentratie kon worden misbruikt tot katolieke partijpolitiek. De koncentratie kwam, volgens hem, te | |
[pagina 47]
| |
vroeg: de politici hebben hun macht gebruikt om de politiek van de Vlaamse intellektuelen af te wijzen. Omdat ze te vroeg kwam, was ook de gevolgde metode verkeerd: men wilde politieke groeperingen bij elkaar brengen die in werkelijkheid niet op dezelfde basis stonden, zodat men aan dezelfde woorden een verschillende betekenis kon geven. ‘Deze’ koncentratie is dood, besloot de spreker, maar de gedachte ervan leeft voortGa naar voetnoot(34). Elias was tamelijk algemeen en teoretisch gebleven in zijn tafelrede. Dat was niet het geval met Borginon in zijn spreekbeurt op de stichtingsvergadering van het k.v.o.h.v. in Hasselt, op 7 februari. Als één van de grote oorzaken van de mislukking zag hij het feit dat het Direktorium de grote politieke machten in de partij niet in handen had, vooral niet het a.c.w., de Boerenbond en de katolieke Vlaamse parlementsgroepen. Het werd een heftige aanval tegen de politici, vooral tegen H. Heyman en Frans Van Cauwelaert. Deze laatste werd door hem als volgt beoordeeld: ‘Voor de gewezen burgemeester van Antwerpen gaat het om het leiderschap van het katolieke Vlaanderen. Hij weet, voelt dat het nationalistisch Vlaanderen zijn leiding niet meer kan aanvaarden. Uit deze grote konfrontatie van standpunten die geleid heeft tot het u bekende beginselakkoord, komt hij als de grote verslagene te voorschijn. Vlaanderen heeft geëvolueerd in een andere richring dan waar hij het wilde insturen, en dat ondanks zijn pogen om het tegen te houden. Nooit is deze verwijdering tussen het opstrevende Vlaanderen en hem zo treffend zichtbaar geweest als te Leuven, op het reeds meer genoemde Landsbondkongres. Dat de heer Van Cauwelaert de koncentratie geen goed hart toedraagt is geweten, en wij begrijpen het’Ga naar voetnoot(35). Prof. De Bruyne van zijn kant zette, voor het franstalig publiek van Brussel in de reeks Leçons d'information politique, zijn standpunt uiteen over koncentratie en federalisme. Hij verklaarde er dat het federalisme een gevaar voor verzwakking betekende voor het land en verwierp derhalve deze oplossingGa naar voetnoot(36). Wij hebben hierboven reeds de aandacht gevestigd op zijn brief van 9 maart aan Nieuw Vlaanderen waarin hij er voor uitkwam nooit federalist geweest te zijn en de formule van het akkoord alleen maar ondertekend te hebben in de hoop - daar komt het toch op neer - de Vlaamse nationalisten te zien aansluiten bij de katolieke partij. | |
[pagina 48]
| |
Hiermee is de geschiedenis van deze koncentratiepoging, die het niet verder bracht als een beginselakkoord waarover de ondertekenaars achteraf niet allen bleken akkoord te gaan, voorlopig afgesloten. Laten wij alleen nog vermelden, dat er nog een tijd besprekingen zijn gevoerd tussen V. Leemans van de pas gestichte Arbeidsorde en A. Wolfs, lid van het hoofdbestuur van het a.c.v., over de mogelijkheid van een versmelting van de kristelijke syndikale organizaties. Wolfs had zelfs een ontwerp van versmelting opgesteld. De leiding van het v.n.v. nam hiertegenover positie op 13 juli 1937. Ze was van oordeel dat er geen aanleiding bestond om het Vlaams Nationaal Syndikaat in deze besprekingen te betrekken. Het v.n.v. bleef - zo verklaarde de leiding - voorstander van een gedepolitizeerde sociale organizatie en steunde het v.n.s. alleen voorlopig. Het wilde eigenmachtig beslissen wanneer de andere vakbonden werkelijk gedepolitizeerd zouden worden. Na kennis genomen te hebben van de besprekingen Wolfs-Leemans met betrekking tot de depolitizering van het a.c.v. en de vraag of het v.n.v. hieraan zou medewerken, besliste de leiding dat, als de depolitizering van het a.c.v. ernstig werd doorgevoerd en met blijvende waarborgen voor de toekomst, het v.n.v. welwillend het vraagstuk van de eenheidsorganizatie zou bespreken en hiertoe haar gezag in de schaal zou werpen tegenover het v.n.s. Romsee schreef d.d. 28 juli een persoonlijke brief aan Wolfs waarin hij bijna woordelijk deze beslissingen meedeeldeGa naar voetnoot(37). Hiermee was het laatste draadje afgebroken. De koncentratie had in de katolieke Vlaamse rangen grote verwachtingen verwekt en wij zullen de gelegenheid hebben om vast te stellen dat er in de twee volgende jaren nog herhaaldelijk in deze richting werd gestuwd. Na gezien te hebben hoe de betrokken tijdgenoten hun houding en hun standpunt hebben gerechtvaardigd op het ogenblik zelf, schijnt het ons mogelijk - meer als dertig jaar later - de argumenten die naar voren gehaald werden, opnieuw af te wegen. De voorgenomen koncentratie k.v.v.-v.n.v. is in eerste instantie mislukt, omdat de onderhandelaars niet representatief waren voor beide partijen. Van de zijde van de c.n.v.-onderhandelaars is het duidelijk dat Borginon, die niet het v.n.v. maar de strekking van de groep rondom Nieuw Vlaanderen en in het k.v.o.h.v. vertegenwoordigde, niet voldoende heeft rekening gehouden met de bestaande mentaliteit en stromingen in het v.n.v. Hij heeft zijn opvattingen doorgezet, zonder voldoende | |
[pagina 49]
| |
voorafgaande afspraak. Hij stond te ver af van het v.n.v. en zijn militanten. Men zal hierbij terecht opmerken dat ook mijn persoonlijke verantwoordelijkheid in het gedrang komt, daar ik, als lid van de leiding van het v.n.v., toch de onderhandelingen heb gevoerd en het akkoord heb ondertekend. Dat is juist, maar mij was het niet te doen, althans niet in eerste instantie om de organizatorische mogelijkheden voor de toekomst, maar wel om de affirmatie van het nieuwe politieke standpunt dat door het v.n.v. was ingenomen en om te beletten dat het v.n.v. het kontakt zou verliezen met de katolieke vlaamsgezinde massa van de k.v.v.-aanhangers in Vlaanderen die moesten gewonnen worden voor de Vlaams nationale gedachte. Ik heb deze bekommernis in mijn tafelrede van 31 januari voor het k.v.o.h.v. zeer duidelijk uitgedrukt waar ik zegde dat de koncentratiegedachte niet dood was, maar dat het werk diende opnieuw begonnen te worden op een andere basis, dat wij ons volk moesten veroveren ‘voor de gedachten die de koncentratie ten grondslag hebben gelegen en die de uitdrukking en de beleving moeten worden van een nieuwe politiek, uitgroeiend boven de partijkaders, los van een katolieke partijmeerderheidspolitiek, op grondslag van een nationaal bewustzijn. Onze ralliementskreet moet het worden: de verovering van ons volk voor een politiek van nationale samenhorigheid in de strijd tegen de liberale en marxistische opvattingen van staat en maatschappij’. De oorzaak van de mislukking lag echter niet bij het v.n.v. dat klaar en duidelijk, vanaf het begin, verklaard had niet tot ontbinding te willen overgaan en zijn zelfstandigheid te willen bewaren. Ze lag hoofdzakelijk bij het direktorium van de k.v.v., een nog voorlopige politieke leiding waarvan onmiddellijk zou blijken dat ze de levende, politieke krachten van de nieuwe k.v.v. - nog grotendeels de oude katolieke partij - niet vertegenwoordigde of althans niet in handen had. Van één van de k.v.v.-onderhandelaars, prof. De Bruyne, mag dan bovendien toch betwijfeld worden of zijn houding volledig vrij was van partijmachiavellisme, waar hij een beginselakkoord ondertekende waarvan hij het voornaamste bestanddeel in de ogen van de tegenpartij nl. de federalistische omvorming van de staat, nooit heeft aanvaard. Hij bleef per slot van rekening dan toch hoofdredakteur van Elckerlyc, het weekblad van Frans Van Cauwelaert! De traditionele machthebbers in de katolieke partij bleken machtig genoeg om in enkele dagen het beginselakkoord te kelderen onder voorwendsel dat er geen partijeenheid zou door tot stand komen. Men moet boven- | |
[pagina 50]
| |
dien de mislukking van het akkoord zien op een hoger vlak en in een breder kader. Het werd ondertekend op een ogenblik dat de tegenstellingen in het land elke dag scherper werden tussen de partijgangers van een nieuwe politieke en sociale ordening en die van een traditioneel demokratisch front die geen grondige hervorming van staat en maatschappij nastreefden. Deze laatsten vormden de overgrote meerderheid in de katolieke partij en zij hadden de hefbomen van de politieke macht in handen. De partij zou, onder hun invloed, de oude koers verder blijven volgen, vast besloten, in bondgenootschap met liberalen en socialisten, de aanhangers van een ‘nieuwe orde’ te vernietigen. Het was de strijd tussen oud en nieuw die ook buiten de katolieke rangen zijn weerklank vond en ook daar werd uitgestreden, zij het dan ook in andere vormen. |
|