Vijfentwintig jaar Vlaamse Beweging
(1969)–H.J. Elias– Auteursrechtelijk beschermd5. De nieuwe koers in de Belgische buitenlandse politiek (14 okt. 1936)Wij stelden in een vorig hoofdstuk vast hoe, op de vooravond van de meiverkiezingen 1936, hoofdzakelijk onder Vlaamse druk, een nieuwe oriëntering zichtbaar wordt in de Belgische buitenlandse politiek. In de twee jaren die volgen, wordt deze nieuwe koers bevestigd en verder doorgezet. Het zou nochtans verkeerd zijn hier uitsluitend Vlaamse druk te zien. Er was in de laatste jaren ook een stroming in konservatieve en in Belgisch-nationalistische kringen om zich los te maken van Frankrijk. De bedenkelijke evolutie van Frankrijk naar links, zijn bondgenootschap met Rusland (2 mei 1935), het gevaar dat de linkse krachten een preventieve oorlog tegen Duitsland zouden ontketenen: ziedaar zovele omstandigheden die de rechtse openbare opinie in België wantrouwig maakten tegen een al te stevige band met Frankrijk. Tegelijkertijd stelt | |
[pagina 29]
| |
men vast dat - mede onder invloed van het Verdinaso - meer en meer stemmen opgaan voor een militair verbond met Nederland, een trouwens zeer utopische politiek, omdat Nederland onder geen voorwaarden op een dergelijke alliantie wilde ingaan. Het verbond v.o.s. was, naast de Vlaamse nationalisten, de hardnekkigste bekamper van alle militaire verplichtingen. Wij onderstrepen hier dat, in deze strijd, de houding van dit Verbond en van het v.n.v. niet identiek zullen blijven, aangezien de Vlaamse nationalisten afgeweken waren van een absoluut antimilitarisme naar de gedachte van een gewapend verzet tegen elke aanval. Dadelijk na de verkiezingen (nl. op 17 juni 1936) organizeerde v.o.s. een kollektief petitionnement van Vlaamse intellektuelen om bij de regering op een nieuwe buitenlandse politiek aan te dringen. De formulering hiervan was tamelijk vaag maar er werd toch duidelijk in uitgedrukt, dat v.o.s. streefde naar een politiek van zelf-standigheid en vrijwillige neutraliteitGa naar voetnoot(1). De regering was niet onverschillig gebleven voor de zware druk die op haar werd uitgeoefend. Reeds op 20 juli 1936 had P.H. Spaak, minister van buitenlandse zaken, op het diner van de Vereniging der Buitenlandse Journalisten een toespeling gemaakt op een nieuwe koers in de buitenlandse politiek. Op 14 okt. 1936 hield dan de Koning zijn befaamd geworden toespraak voor de ministerraad, een redevoering die verscheen in het Staatsblad, onder de verantwoordelijkheid van de ministers. De Koning verklaarde hierin dat, zoals Spaak reeds gezegd had, men een uitsluitend en volstrekt Belgische politiek diende na te streven, een politiek die er moest op gericht zijn ons land buiten de konflikten van onze buren te houden. Hij verwees, wat de mogelijkheid van een dergelijke politiek betrof naar ‘het fiere en vastbesloten voorbeeld van Holland en Zwitserland’Ga naar voetnoot(2). Hoe was nu de toestand? Wat bleef er nog over van de oude verbintenissen, van het militair akkoord met Frankrijk? In een brief aan Nieuw Vlaanderen (nr. van 26 sept. 1936) antwoordde minister Edm. Rubbens op een aanval van Dr. Jef Rombouts, de bekende Vlaamse specialist voor militaire vraagstukken, om erop te wijzen dat het oude militair akkoord vervallen was en dat er geen gevaar- | |
[pagina 30]
| |
lijke verbintenissen meer bestonden. Dr. Rombouts wees deze argumentatie van de hand en bleef bij zijn standpunt: het essentiële van het militair akkoord nl. de besprekingen tussen de legerstaven, bleef voortbestaanGa naar voetnoot(3). Het is een feit, dat in Vlaanderen het wantrouwen bleef voortleven. Kon men trouwens in de kranten niet lezen dat in de Franse Kamerkommissie voor buitenlandse zaken minister Delbos verklaard had, dat België al zijn verplichtingen handhaafde en dat minister Van Zeeland hem telefonisch verzekerd had, dat niets gewijzigd was o.m. in zake de overeenkomst tussen de generale stavenGa naar voetnoot(4)? Het Verbond v.o.s. zette, in zijn weekblad, onverdroten zijn campagne voort. Het k.v.o.h.v. nam positie tegen de militaire ontwerpen van de regering en haalde hier drie argumenten naar voren: het Belgisch verdedigingssysteem, door het kontakt van de legerstaven, is in feite in het Frans defensiesysteem tegen Duitsland dienstwillig ingeschakeld; het beginsel van de eenzijdige landsverdediging is vals en dus ook de aanpassing hieraan nl. het nieuw militair statuut; de vernederlandsing van het leger dient honderd procent doorgezetGa naar voetnoot(5). Staf De Clercq, die over het hele Vlaamse land na de redevoering van 14 oktober, grote aanplakbiljetten had laten uithangen met het motto ‘De Koning geeft ons gelijk’ sprak in het parlement een redevoering uit die onder het publiek werd verspreid in brochurevorm. Nieuw in deze toespraak was de bevestiging, dat het v.n.v. ertoe bereid was militaire lasten te aanvaarden bij een aangepaste buitenlandse politiek. Hier echter, beweerde hij, wil de Koning deze politiek, en zegt dat ze er moet komen, maar wij stellen vast, dat de regering de oude politiek wil voortzetten. Hij bleef hameren op dezelfde spijker: het Frans-Belgisch militair akkoord leeft nog voort in de kontakten onder de legerstaven en de besproken militaire ontwerpen zijn erop gebouwd. Wij houden het - aldus de konklusie - met het IJzerbede-vaartkomitee, met v.o.s. en... met de Koning. Het parool blijft: Los van FrankrijkGa naar voetnoot(6)! Naast het voortbestaan van het Frans-Belgisch militair akkoord kwam een nieuw vraagstuk de openbare mening beheersen nl. de vraag naar de omvang van de verplichtingen opgelegd door art. 16 | |
[pagina 31]
| |
van het Volkenbondpakt en het daarin besloten recht van doorgang over het nationale grondgebied voor de troepen belast met de uitvoering van de beslissingen van de Volkenbond. In de Kamerzitting van 2 dec. 1936 verklaarde minister Van Zeeland hiervan geen andere interpretatie te aanvaarden dan die die België hieraan zou geven, in de volheid van zijn soevereiniteit. Op 11 febr. 1937 werd in dezelfde zin een verklaring afgelegd in de vergadering van de Volkenbond, door de Belgische afgevaardigde Paul HymansGa naar voetnoot(7). Men ging in België evenwel niet zo ver als in Nederland waar de minister van buitenlandse zaken, in de Eerste Kamer op 17 maart 1937, verklaarde, dat zijn land er zich voortaan toe verplicht achtte af te zien van elke deelneming aan Volkenbondsankties wanneer ze tegen een nabuur gericht warenGa naar voetnoot(8). Enkele weken later, op 24 april, legden Frankrijk en Engeland een gemeenschappelijke verklaring af, waarin ze bevestigden dat ze België beschouwden als vrij tegenover hen van elke verplichting die zou voortvloeien uit de akkoorden van Locarno of de verdere onderlinge overeenkomsten van 19 maart 1936, tot stand gekomen na de opzegging van het Locarnopakt door Duitsland. Zij verklaarden echter ook dat zij nota hadden genomen van de verzekering die België had gegeven dat het trouw wilde blijven aan het Pakt van de Volkenbond en aan de verplichtingen door dit Pakt aan zijn leden opgelegdGa naar voetnoot(9). Het vraagstuk van de verplichtingen opgelegd door art. 16 van het Volkenbondpakt bleef aldus bestaan. In de Kamerzitting van 29 april 1937 verklaarde minister Spaak nogmaals dat de toepassing van het recht op doorgang onderworpen was aan twee essentiële voorwaarden nl. dat het in geen geval kan uitgeoefend worden zonder de toestemming van België en dat deze niet denkbaar was tenzij als het ging om de uitvoering van een gemeenschappelijke aktieGa naar voetnoot(10). Wat de kwestie betreft van de besprekingen tussen de legerstaven, wilde hij een duidelijk antwoord geven: ‘la déclaration franco-anglaise du 24 avril clôt pour nous cette période que l'on pourrait appeler l'ère des accords militaires, et je m'en réjouis’. Dit belette niet dat Staf De Clercq, in zijn landdagrede te Gent op 6 juni, verder bleef wijzen op het gevaar van de verplichtingen | |
[pagina 32]
| |
voortspruitend uit art. 16. Hij vond een onverwachte bondgenoot in Prof. Fern. Van Goethem, specialist voor buitenlandse vraagstukken, die erop wees, dat Staf De Clercq zich zeer terecht om dat vraagstuk bekommerd had en dat de verklaringen van Van Zeeland en van Spaak niet de nodige klaarheid brachtenGa naar voetnoot(11). Op 13 okt. 1937 overhandigde de Duitse minister van buitenlandse zaken in Berlijn aan de Belgische ambassadeur aldaar een nota uit naam van zijn regering. Hierin werd bevestigd dat Duitsland de onschendbaarheid en de integriteit van België beschouwde als een gemeenschappelijk belang voor de Westerse mogendheden. De regering van het Reich bevestigde haar voornemen in geen enkele omstandigheid inbreuk te maken op deze onschendbaarheid en integriteit en het Belgisch grondgebied te willen eerbiedigen behalve in het geval dat België zou deelnemen aan een militaire aktie tegen Duitsland. De Duitse regering verklaarde zich bereid, evenals de Engelse en de Franse, aan België bijstand te verlenen in geval het zou worden aangevallenGa naar voetnoot(12). Het vraagstuk van art. 16 bleef nog steeds gesteld. Staf De Clercq hamerde voort op zijn tema: hij schreef begin december een nieuwe brochure (gedateerd 12 dec. 1937) Meer dan ooit! Los van Frankrijk (z.j. z.pl. 39 blz.). Enkele weken later, op 23 febr. 1938, was men getuige van een heftige uitval van P.H. Spaak, op het kongres van de socialistische partij, tegen de buitenlandse politiek zoals die werd voorgestaan in Le Peuple. Hij bevestigde verklaard te hebben dat, als hij geen verplicht abonnee geweest was, hij uit protest dit abonnement zou opgezegd hebben. Hij weigerde de partij in de politiek van bewuste krant te volgen en verklaarde dat, indien deze de officiële politiek van de partij moest zijn, hij zijn ministerportefeuille zou opgeven om zijn vrijheid weer te nemen en deze politiek te bevechten. Dit was een rechtstreekse aanval tegen De Brouckère, Rolin en BusetGa naar voetnoot(13). Enkele dagen later, op 11 maart 1938, overschreden de Duitse troepen de Oostenrijkse grens. De ‘Anschlusz’ werd een werkelijkheid. In Vlaams-nationale kringen was de beroering niet groot: dit was toch maar de verwezenlijking van wat de bondgenoten na | |
[pagina 33]
| |
1918 reeds hadden moeten beletten, toen Oostenrijk zich uitsprak voor de aansluiting bij Duitsland. Het was volk bij volk; het was een volkseenheid die men wilde bevestigen door de staatseenheidGa naar voetnoot(14). Omstreeks deze tijd was het dat het verbond v.o.s. zijn knappe brochure uitgaf Zelfstandige neutraliteit. Drie jaar Vossenstrijd (1938, foutief gedateerd 30 maart 1937, 72 blz.). De konklusie ervan luidde: het Frans-Belgisch militair akkoord bestaat niet meer; de Locarnoverplichtingen hebben opgehouden te bestaan; de Volkenbondsverplichtingen zijn tot ongevaarlijke proporties teruggebracht; België neemt geen deel aan het vormen van oorlogsblokken. Voor v.o.s. was het probleem van de buitenlandse politiek aldus van de baan en kon het Verbond nu zijn doel verder nastreven: voor ontwapening en landsverdediging met niet-militaire middelen. Toch had de geschiedenis van art. 16 nog een staartje. Op 27 juli 1938 publiceerde de Konferentie der Noorse Staten, samengekomen te Kopenhagen, een communiqué waarin het fakultatief karakter van de sankties van art. 16 werd bevestigdGa naar voetnoot(15). In september brak de grote krisis uit in Tsjecho-Slovakije. De Europese oorlog werd vermeden door de akkoorden van München (29-30 sept.). Op deze laatste dag, 30 sept. 1938, stelde de Volkenbond vast, dat de meerderheid van de 49 staten zich uitgesproken had voor het niet verplichte karakter van art. 16Ga naar voetnoot(16)
De ontwikkeling van Belgiës buitenlandse politiek had verstrekkende gevolgen, niet alleen voor de internationale betrekkingen - daarover gaat het hier niet - maar ook voor de binnenlandse verhoudingen in de reakties van de publieke opinie op deze nieuwe koers. Op 29 april 1937 legde Spaak in de Kamer een verklaring af in verband met de koninklijke rede van 14 okt. 1936. Hij beweerde, dat een kwasi eensgezinde openbare mening in het land de koninklijke verklaring had goedgekeurd. Als Spaak gesproken had voor een Vlaams parlement, dan zou deze uitspraak ongetwijfeld hebben beantwoord aan de werkelijkheid. Nu hij sprak voor een Belgisch parlement was dat alleen een bevestiging zonder meer. De aanval van Spaak zelf op de politiek van het socialistisch | |
[pagina 34]
| |
orgaan Le Peuple, op het kongres van 23 febr. 1938, bewijst dat reeds ten overvloede. Twee grote frakties van de openbare mening hebben deze neutraliteitspolitiek nooit aanvaard. Aan de ene kant de linksen die zo hartstochtelijk en ook metterdaad de zijde hadden gekozen van de Republikeinen in de Spaanse burgeroorlog. De anti-fascistische en anti-nationaalsocialistische passies dreven deze groep naar de oorlog en de deelneming hieraan van België. Anderzijds was er de Waalse openbare mening, in overwegende mate beheerst door linkse elementen en traditioneel zeer sterk fransgezind. De Waalse leiders hebben zich nooit neergelegd bij de vrijwillige neutraliteitspolitiek. In de Kamer was deze atmosfeer zeer goed aan te voelen. Ik kan ten volle onderschrijven wat Borginon, op 12 mei 1939, aan Romsee schreef: ‘In feite zijn haast alle Walen, en uiterst linksen deze politiek in zover zij in feite neutraliteit betekent, vijandig. Zij geven zich haast de moeite niet hun gezindheid te verbloemen, en leggen daarbij een ongelooflijke candeur aan de dag’Ga naar voetnoot(17) Op 27 juni 1937 bracht aldus Jean Rey voor de Entente Libérale Wallonne in Namen verslag uit over de Belgische buitenlandse politiek. Hij stelde vast dat, als er op het eerste gezicht niet veel veranderd scheen, de werkelijkheid toch anders bleek: het vertrouwensakkoord dat sedert twintig jaar bestond tussen België, Engeland en Frankrijk was vernietigd; de grond van ons internationaal statuut was veranderd doordat wij van geassocieerden beschermde neutralen werden; België ziet er vanaf voortaan een onderscheid te maken tussen zijn buren; wij verzwakken niet alleen onze eigen verdediging maar ook die van Engeland en Frankrijk. In de motie, in aansluiting bij dit rapport aangenomen, werd de wens uitgedrukt, bij het totstandkomen van een Westers pakt, terug te keren tot de Belgisch-Frans-Engelse solidariteit en in afwachting de stafbesprekingen te hervatten tussen de drie landenGa naar voetnoot(18). De Luikse socialist en federalist G. Truffaut, in een interpellatie in de Kamer (21 okt. 1937) over de buitenlandse politiek, in verband met de Duitse nota van 13 okt. 1937, verklaarde dat Duitsland hier op dezelfde voet gesteld werd als Engeland en Frankrijk: ‘on y voit le triomphe d'une politique germanophile qui heurte la conscience wallonne... elle aboutit à faire sentir aux Wallons que, désormais, ils ne jouent plus aucun rôle dans la di- | |
[pagina 35]
| |
rection de ce pays que leurs pères ont créé’Ga naar voetnoot(19). In het blad L'Action Wallonne, door Truffaut uitgegeven, werd openlijk geschreven dat, indien men van het teoretisch vlak zou overgaan tot het praktische, het blad de soldaten ertoe zou aanzetten het voorbeeld van de Tsjechen te volgen en over te lopen: ‘nooit zullen wij tegen Frankrijk marcheren’Ga naar voetnoot(20). Max Buset, toen reeds een invloedrijke figuur in de socialistische partij, schreef omstreeks dezelfde tijd (24 april 1938) dat de nieuwe oriëntatie van het Vlaams nationalisme aan de basis lag van de verandering in de buitenlandse politiek. Deze verhoogde volgens hem de gevaren van het fascisme in het binnenland en verzwaarde de fascistische druk in het buitenlandGa naar voetnoot(21). In de brochure die Jean Rey in oktober 1938 publiceerde bij de Action Wallonne over de buitenlandse politiek, kwam hij nogmaals in verzet tegen de nieuwe politiek. Hij zag die niet zozeer gericht op de behartiging van de permanente belangen van België als op de bevrediging van een deel der openbare mening in België. Hij deed een oproep om de publieke opinie tegen deze politiek in het gelid te brengen: de Waalse elite liet reeds haar stem horen. Wij dienen verder diepere en bredere lagen van de bevolking hiertegen in verzet te brengen, besloot hijGa naar voetnoot(22). Van katolieke zijde hoorde men de stem van J. Duvieusart. In zijn brochure Wallonie 1938 (overdruk uit de Revue Catholique des Idées et des Faits, xviii) ontvouwde hij een katoliek Waals programma waarin hij wees op de betekenis voor Wallonië van deze buitenlandse politiek die door de Vlamingen was bepaald. Dit waren niet de stemmen van onbeduidende propagandisten zonder gezag. Georges Truffaut was volksvertegenwoordiger en een man met autoriteit bij de wallinganten; na de oorlog werd Jean Rey minister; Duvieusart minister en eerste minister; Max Buset voorzitter van de socialistische partij. Een onderzoek naar de reaktie van de wallinganten, aktief in de beweging, zou dezelfde reakties tonen in alle felheid van kleuren en zonder politieke verantwoordelijkheid. Men moet met deze stemming rekening houden om de onrust te begrijpen die zich meester maakte van flaminganten en Vlaamse nationalisten bij een steeds groter wor- | |
[pagina 36]
| |
dend gevaar van oorlog. Hoe en in hoever de akkoorden van München, alsook later de verdere gebeurtenissen in Tsjecho-Slovakije, deze opvattingen en verhoudingen hebben gewijzigd, zullen wij verder kunnen aantonen. |
|