Vijfentwintig jaar Vlaamse Beweging
(1969)–H.J. Elias– Auteursrechtelijk beschermd3. De koncentratiepolitiek van het weekblad ‘Nieuw Vlaanderen’Op 3 mei hadden de verkiezingen van het Front populaire plaats in Frankrijk. Op 3 juni beleefde men, naar het voorbeeld van dit volksfront in Frankrijk, ook in België een begin van werkstakingen. Het parool zou weldra doorgegeven worden in linkse kringen: na Spanje, Frankrijk; na Frankrijk, België! In de atmosfeer geschapen door een militant katolicisme in Vlaanderen en door de overwinning van de Vlaamse nationalisten, was het niet te verwonderen dat als reaktie tegen de bedreiging van links, men de gedachte vooruitzette van een katoliek Vlaams volksfront. In het elfde-julinummer van Nieuw Vlaanderen verscheen een artikel onder de titel Wachter, wat is er van de nacht? Daarin werd gewezen op | |
[pagina 13]
| |
het dreigende gevaar van een rood volksfront met als konklusie de noodzakelijkheid om hiertegenover een katoliek Vlaams front te stellen. In hetzelfde nummer verscheen een oproep voor het Kongres der Vlaamse Koncentratie te Leuven op 19 juli 1936. De oproep tot het Kongres was ondertekend door A. Bouweraerts, uit naam van de Katolieke Vlaamse Landsbond en prof. H.J. Van de Wijer, uit naam van het k.v.o.h.v. Als voorzitter van het Kongres zou Prof. Van de Wijer optreden, als sekretaris ervan Prof. R. Van Cauteren. Met deze oproep viel, de volgende dag (12 juli), de toespraak samen van Staf De Clercq op de landdag van het v.n.v. Hij bestempelde er het Vlaams Nationaal Blok dat naar aanleiding van de verkiezingen gevormd was, als een parlementaire vechtformatie, niet bedoeld als partij. Dat front zou mogelijks kunnen uitgebreid worden, maar niet ten koste van zijn Vlaams-nationaal karakter. Hij verklaarde met sympatie het streven te volgen van Nieuw Vlaanderen, Hooger Leven, e.a. Hij zegde met skepticisme, doch zonder vijandschap de oprichting te zien van een Vlaamse katolieke partij. Door deze toespraak stelde het v.n.v. het signaal op groen licht voor Leuven. Daags na de landdag sprak Prof. Daels de elfde-juliredevoering uit voor v.o.s. te Brugge (13 Juli)Ga naar voetnoot(1). De vergelijking van de twee teksten toont een opvallend parallelisme. Er was op dat ogenblik ontegensprekelijk een Vlaams front in wording: de pogingen tot splitsing van de katolieke partij; de stroming in het v.n.v. die dreef naar samenwerking en niet naar afsluiting in steriel dogmatisme; de werking van Nieuw Vlaanderen en de geest van v.o.s. onder het impuls van G. Lefever zijn zovele tekenen die wijzen in deze richting. v.o.s. bleef angstvallig buiten alle partijpolitiek, maar op de IJzerbedevaart (23 aug. 1936) weerklonk de oproep van de algemene voorzitter G. Lefever: het offer van hen die wij hier herdenken zal niet vruchtbaar zijn zolang de grenzen van ons taalgebied in dit land niet tevens de grenzen zijn van het meest volledige zelfbestaanGa naar voetnoot(2). Intussen had het koncentratiekongres in Leuven een schitterend verloop gekend. Als sprekers traden op: P.F. Beeckman, G. Eyskens, Fern. Van Goethem, Edg. De Bruyne, Carlos De Vriendt (uit naam van de jeugd), L. Delwaide, H.J. Elias en A. Bouweraerts. Frans Van Dorpe sprak er als lid van het VerdinasoGa naar voetnoot(3). | |
[pagina 14]
| |
Een reeks besluiten werden door het Kongres aangenomen. Het Kongres wenste: - het ontstaan, boven partijen en groeperingen, van een machtskoncentratie tot de gemeenschappelijke verdediging van het Vlaamse volksbestaan en het opbouwen van een kristelijke en volkse orde in Vlaanderen; - een maatschappelijke orde op kristelijke, solidaristische grondslag; - het fnuiken van de overheersende macht van de financiële en ekonomische machten; - een politiek van vrijwillige neutraliteit op buitenlands gebied. Het Kongres verklaarde dat Vlaamse zelfstandigheid en zelfbeschikkingsrecht in zich sluiten het veroveren van een voldoende staatsmacht tot het beheersen van de kommandoposten in het hele volksleven; het wilde voor Brussel een politiek met het uitgesproken doel Brussel weer te winnen voor de Vlaamse volksgemeenschap. Het Kongres formuleerde daarnaast een reeks van praktische eisen die rijp waren voor onmiddellijke verwezenlijking, waaronder volledige bestuurlijke, politieke en militaire amnestie, splitsing van de bestuurlijke diensten, splitsing van de sociale en ekonomische overheidsorganismen en opzegging van het bestaande geheime Frans-Belgisch militair akkoordGa naar voetnoot(4). Als besluit van de vergadering werd een leidingskomitee aangesteld, met als voorzitter Prof. Van de Wijer. De leden ervan waren A. Bouweraerts, P. Beeckman, G. Eyskens, F. Van Goethem, Edg. De Bruyne, Ir. C. De Vriendt, L. Delwaide, H. Elias, Fr. Daels, P.M. Orban, Ger. Romsee en R. Van Cauteren. Men zal opmerken dat het Verdinaso hierin niet opgenomen was, al werd de mogelijkheid van een latere uitbreiding bepaald. Nieuw Vlaanderen was vol geestdrift. Het schreef de week na het Kongres (nr. van 25 juli): ‘op 19 juli 1936 werd te Leuven het Vlaamse volksfront gesticht.... De Vlaamse koncentratie is er. De leiding is er. Aan het werk voor de organizatie van Vlaanderens weerstand’. Het Kongres had inderdaad vele verwachtingen gewekt, was zeer geestdriftig verlopen, maar werd niet door iedereen zonder meer aanvaard. Van socialistische zijde was er natuurlijk voorbehoud. Aug. Balthazar schreef in Vooruit dat hij de indruk had opgedaan ‘dat te Leuven de burgerlijke orde - opgevat naar de nieuwe mode - en natuurlijk met een nieuw etiket - meer belang had dan de Vlaamse herwording’Ga naar voetnoot(5). P.W. Segers op de algemene vergadering van het a.c.w., sprak met veel sympatie, maar ook met wantrouwen over het kongres en de vorming van | |
[pagina 15]
| |
een Vlaams volksfront. Zijn wantrouwen betrof vooral de sociale strekking en de sociaal-ekonomische strukturen die er door zekere sprekers waren verdedigd. Hij besloot dat het nog te vroeg was om tot het volksfront toe te tredenGa naar voetnoot(6). Anderzijds kon men in het weekblad Elckerlyc lezen dat het met overtuiging toetrad tot het volksfront. Om meer waarde te hechten aan deze toetreding, als zijnde ‘het gebaar van een reële groep’ werd door het weekblad een gedeelte van zijn redaktieraad thans bekend gemaakt nl. de voorzitter Edg. De Bruyne en de leden Arth. Boon, Ant. Breyne, G. Craen, J.A. Goris, N. De Cleene, Jan Valvekens, Karel Van Cauwelaert, Rob. Van de Putte en Fern. Van GoethemGa naar voetnoot(7). De eerste vergadering van het leidingskomitee van de koncentratie had enkele dagen na het Kongres reeds plaats. Er werd beslist: een uitnodiging te sturen naar al de Vlaamse organizaties om aan te sluiten; daarna een Grote Raad van het Volksfront op te richten met een bestendig leidingskomitee en een bestendig sekretariaat. Er zou een studiekommissie aangesteld worden voor onderzoek van het programma en men zou overgaan tot de organizatie van een Vlaams Jeugdfront. Men zou gewestelijke of plaatselijke organizaties tot stand brengen voor propagandawerking en overgaan tot de inrichting van gewestelijke en centrale massabetogingenGa naar voetnoot(8). Er zou - zoals blijkt uit een latere diskussie - op deze eerste vergadering reeds een ernstig meningsverschil ontstaan zijn met Prof. Edg. De Bruyne. Deze verklaarde er elke idee van volledige politieke autonomie van Vlaanderen in België verworpen te hebben, dan wanneer volgens het verslag van prof. Van Cauteren iedereen op de vergadering het er over eens was het standpunt van de koncentratie te omschrijven als volgt: ‘Vlaanderen moet binnen het staatsverband België de vereiste zelfstandigheid verwerven om eigenmachtig over eigen belangen en eigen aangelegenheden te beslissen; door zelfstandigheid wordt dus niet alleen kulturele maar ook politieke zelfstandigheid bedoeld; deze houding is niet als beperkend te beschouwen voor verder reikende politieke standpunten’Ga naar voetnoot(9). De betwisting is te onthouden, omdat zij helpt enig licht te werpen op de houding van Prof. De Bruyne bij het akkoord k.v.v.-v.n.v. | |
[pagina 16]
| |
In het licht van de koncentratiebesprekingen van Leuven, moet men naar ons oordeel een gedeelte zien van de besprekingen die plaats hadden in Mechelen op het zesde Katoliek Kongres (10-13 sept. 1936). Opvallend was aldaar de aanwezigheid van verschillende bekende Vlaamse nationalisten. In de 3de sektie (Het Openbaar Leven, onder voorzitterschap van Pr. Thuysbaert en met als sekretaris P.W. Segers) sprak aldus ook P. Meuwissen die als woordvoerder optrad van de nieuwste generatie die nu aan bod moest komen. Wij hebben reeds vroeger de aandacht gevestigd op zijn aarzelende houding tussen het Vlaams nationalisme en de katolieke partij. Zijn lezing is kenschetsend voor de mentaliteit van een gedeelte der jongere generatie en ze krijgt nog meer betekenis door het feit dat Meuwissen een van de redakteuren was van de rubriek der jongeren in Nieuw Vlaanderen, waarin dan ook de tekst van zijn lezing verscheen (21 en 28 nov. 1936). Meuwissen weerlegde nogmaals de bewering, dat de jeugd zou afkerig zijn van de politiek: ze is dat niet. Wel is ze afkerig van de oude politieke formules. Hij zet dan in vijf punten uiteen waarom. De samenvatting van deze psychologie is: ‘Wij zijn bewust te leven op de vooravond van de ineenstorting van een maatschappelijke ordening en daarom zijn wij zo intens bekommerd om de nieuwbouw van onze maatschappij. Wij hebben alle vertrouwen verloren in de personen en in de teorieën van de ouderen en daarom hunkeren we naar nieuwe mensen en nieuwe princiepen’. Wij geloven niet, verklaarde hij verder, aan de eeuwige waarde van het demokratisch parlementarisme. Wij zijn ervan overtuigd, dat de liberale staatsteorieën in elkaar storten. Wij willen de reaktie tegen dit systeem zelf richten volgens de vereisten van ons kristelijk geloof en aanpassen aan ons nationaal karakter. Drie motieven beheersen ons denken: het godsdienstige, het nationale en het sociale, waarbij wij, wat dit laatste betreft, het korporatief regime zien als de uitdrukking van de sociale solidariteit. Het standpunt van de oudere politici werd op dit kongres echter zeer duidelijk uiteengezet door Em. Rubbens, toen minister van koloniën. In essentie komt zijn betoog neer op de bevestiging dat een katolieke partij noodzakelijk is en dat er maar één katolieke partij mag zijn. Wel wordt een dualisme aanvaard van een Vlaamse en een Waalse partij, maar een bestaansrecht wordt, uit naam van het katoliek belang, aan andere partijen ontzegd. Wel wordt gepredikt voor ‘koncentratie’ maar dit geschiedt in de geest van de terugkeer naar de ene grote katolieke partij. Het is een analyse van de tijd, waarvan het opbouwend gedeelte zeer zwak is, omdat | |
[pagina 17]
| |
spreker slechts modaliteiten van katolicisme zagGa naar voetnoot(10). Toen enkele maanden later een beginselakkoord k.v.v.-v.n.v. tot stand kwam dat de principes van een toekomstige samenwerking formuleerde, ontstond daardoor dadelijk de twistvraag of het akkoord al dan niet bedoeld was als de terugkeer tot de eenheid van de katolieke partij in Vlaanderen. Intussen had men niets meer gehoord over de Leuvense koncentratie. Op 12 september publiceerde Nieuw Vlaanderen een kort briefje van een lezer - volgens het weekblad de tolk van velen - om de vraag te stellen waar de aktie bleef voor de Vlaamse koncentratie. Inderdaad: de Leuvense koncentratie was doodGa naar voetnoot(11). Ze had een volksbeweging willen worden in Vlaanderen, een sterke stroming die de partijen zou hebben meegesleurd in haar spoor of ze zou vooruitgestuwd hebben in haar richting, maar er was in haar schoot geen kracht voorhanden om deze organizatorische en agitatorische taak op zich te nemen. Het werd, als volksbeweging, een mislukking op elk gebied, nog vóór de aktie ervoor was ingezet. De gedachte evenwel van de koncentratie leefde voort en zij zou, in de schoot van de partijen, worden uitgewerkt. In zijn Winterboodschap (De Schelde, 20 sept. 1936) had Staf De Clercq zich nog bereid verklaard over te gaan tot een uitbreiding van het Vlaams Blok. Hij had daarbij echter de toegang afgegrendeld naar drie kanten. Om te beginnen naar de weg van de reaktie. Als, verklaarde hij, het tot een rechts blok mocht komen tegen het rode front, dat nu in België wordt nagestreefd onder de leus ‘Na Spanje, Frankrijk; na Frankrijk, België!’, dan zouden de leden van het v.n.v. daar niet staan ‘als de reaktionairen van rechts, maar als de dragers der nationaal-solidaristische revolutie’. Naar een tweede zijde werd de koncentratie afgegrendeld: het Verdinaso dat met zijn nieuwe marchrichting de Vlamingen vaster snoerde aan de Walen en zich aldus roekeloos en moedwillig uit het nationaal front in Vlaanderen had uitgeschakeld. Uiteindelijk naar een derde richting: het rexisme, met de verklaring: ‘Er is voor een Waalse Rex-beweging geen plaats in Vlaanderen en de Vlaamse is er overbodig’. Acht dagen later, op 27 september, gaf Elias in Gent, op een grote arrondissementsvergadering, op zijn beurt de posities aan van het v.n.v. De ochtendkranten hadden zo juist het bericht gebracht van de oprichting van een Katolieke Vlaamse Volkspartij. Elias | |
[pagina 18]
| |
verklaarde te willen afwachten om te zien of het lapwerk betekende of vernieuwing. De houding van het v.n.v. stelde hij vast als volgt: onder geen voorwaarde zien wij af van onze eigen politieke formatie, maar als de k.v.v. in haar programma de zelfregering opneemt, zijn wij bereid de mogelijkheid tot samenwerking te onderzoeken. Elias stond even scherp afwijzend tegenover het Verdinaso als Staf De Clercq. Tegenover Rex klonk hier echter een andere toon. De verklaringen van Paul De Mont - zegde Elias - wijzen erop, dat Rex de federale staat aanvaardt. Indien Rex-Vlaanderen met dit programma een Vlaamse partij wordt zonder Waalse afdelingen, een partij die het Vlaams-nationale principe doet aanvaarden door heel de rexistische beweging, dan is een samenwerking met het v.n.v. niet uitgesloten. Wij stellen echter voor het ogenblik vast, dat Degrelle zich nog niet duidelijk heeft uitgesproken en dat Rex voorlopig zijn aanhang in Vlaanderen hoofdzakelijk vindt in de traditionele anti-Vlaamse kringen. Er valt hier wel een kentering te bespeuren en Degrelle sprak in deze zin harde woorden. Als Rex deze kringen tot hun volk kan terugbrengen, dan heeft het wel zijn eigen taak in Vlaanderen te vervullen. Laten wij - aldus het besluit van deze spreekbeurt - ons niet beheersen door het verleden en door de wrok die nog in ons leeftGa naar voetnoot(12). Elias moest zich wel bewust geweest zijn van de verrassing die zijn woorden voor de toehoorders meebrachten. Hij had zelf, in zijn verkiezingscampagne Rex gescholden als ‘een paddestoel op een mesthoop’. Dat konden de Gentse propagandisten nog niet vergeten zijn. Het was dan ook niet te verwonderen, dat Elias zijn toespraak besloot met een dergelijke oproep. De waarheid was dat het v.n.v. op het punt stond een akkoord af te sluiten met Rex, maar dat wist nog niemand buiten de leiding van het v.n.v. |
|