Vijfentwintig jaar Vlaamse Beweging
(1969)–H.J. Elias– Auteursrechtelijk beschermd2. De verschillende reakties op de verkiezingen van mei 1936Bij deze verkiezingen verloor de katolieke partij, voor de eerste maal sedert 1919, de betrekkelijke meerderheid. Ze was niet meer de sterkste partij van het land. Ze had haar traditionele recht verbeurd om, als sterkste partij, ook de eerste kans te krijgen om een regering te vormen. Een tweede gevolg van haar ernstige nederlaag was dat een katoliek-liberale koalitie over geen meerderheid meer beschikte in het parlement: de twee partijen hadden samen maar 86 zetels op de 202. Hetzelfde was trouwens het geval voor een linkse koalitie die op haar beurt maar over 93 zetels beschikte. Een alliantie met de Vlaamse nationalisten of met de rexisten om een parlementaire meerderheid te vormen kon onmogelijk over- | |
[pagina 9]
| |
wogen worden. Men was aangewezen op de voortzetting van een drieledige ‘nationale’ regering. Die werd makkelijker aanvaard omdat de drie traditionele partijen voorlopig een gemeenschappelijke vijand hadden: Leon Degrelle die, op zijn beurt, vast besloten was zijn agitatie voort te zetten om voor zich alleen de macht te veroveren. Onder deze omstandigheden kwam, na de gebruikelijke politieke traktaties, op 13 juni de tweede regering Van Zeeland tot stand. Vooraleer de geschiedenis ervan te behandelen en om de moeilijkheden waarvoor ze zich geplaatst zag beter te begrijpen, dient men rekening te houden met de reakties in de verschillende partijen op de uitslag van de verkiezingen. De globale indruk die de machtsverschuivingen van 24 mei gemaakt hadden, werd door het weekblad Nieuw Vlaanderen, in een redaktioneel artikel (6 juni) samengevat als volgt: ‘Het kan niet langer ontkend. We staan op een keerpunt van de geschiedenis zowel van de Kerk als van de tijdelijke maatschappij. De grote strijd die thans gestreden wordt in de wereld en ook in Vlaanderen is de strijd om een nieuwe ordening. Op de puinen van de liberale, individualistische, volksvreemde maatschappij der negentiende eeuw, hebben we te stellen een kristelijke volkse idee’. In de rangen van de katolieke partij in Vlaanderen zouden deze opvattingen hun diepste weerklank vinden. Reeds onmiddellijk na de verkiezingen had prof. Gaston Eyskens, van de Leuvense groep, de gedachte vooruit gezet van een splitsing van de katolieke partij in een Vlaamse en een Waalse vleugel. In De Standaard van 3 juni schreef hij een hoofdartikel voor het tot stand komen van een volksfront van alle Vlaamse strijdformaties. Een ‘volks’ front! De uitdrukking was duidelijk ingegeven door de politieke evolutie in Frankrijk. Op 26 april-3 mei hadden aldaar de verkiezingen plaats gehad in het teken van een links ‘front populaire’. Die zouden op 4 juni het ministerie L. Blum aan de macht brengen. G. Eyskens zag dit Vlaamse volksfront in een Vlaams-nationalistische visie: ‘De Vlaamse Beweging moet in het Vlaamse politiek leven de plaats innemen die haar toekomt, namelijk de eerste, en zij dient alle andere bewegingen: sociale, ekonomische, kulturele in zich op te nemen, omdat zij een nationale beweging is’Ga naar voetnoot(1). De groep van de Leuvense hoogleraren kon voor zijn politiek opzet in ruime mate rekenen op de steun van het dagblad De Standaard dat positie nam voor de oprichting van een Vlaamse katolieke partij. Zelfs Elckerlyc, het | |
[pagina 10]
| |
weekblad van Frans Van Cauwelaert, schreef zeer verrassend: ‘zonder eigen staatsorde is er geen eigen volksgemeenschap voor Vlaanderen. De verhouding van een Vlaamse staatsorde tot de Belgische is te bepalen. Wij zijn geen separatisten, maar wij zijn van oordeel dat Vlaanderen recht heeft op een zeker autonoom en gedifferentieerd leven, zonder hetwelk het geen volk kan zijn’. Het blad pleitte voor een vernieuwing van de politieke beweging in Vlaanderen en voor de oprichting van een soort Vlaamse Katolieke UnieGa naar voetnoot(2). Prof. Fern. Van Goethem, in een Lettre ouverte à M. Charles du Bus de Warnaffe en réponse à sa brochure pour un parti catholique rénové (Brussel, z.j., gedateerd 27 juni 1936, 23 blz.) sprak zich uit voor een autonome Vlaamse katolieke partij als een conditio sine qua non voor een werkelijke renovatie van de katolieke partij. Op de algemene vergadering van het a.c.w. werd het vraagstuk van de hervorming van de katolieke partij besproken en werd, bij de bevestiging van de noodzakelijkheid van één katolieke partij, de wenselijkheid onderstreept van de organizatie ervan in twee afdelingenGa naar voetnoot(3). De Katolieke Vlaamse Kamergroep had reeds, op een groepsvergadering (9 juni) zich op het standpunt gesteld van een soort federatieve inrichting van de Katolieke UnieGa naar voetnoot(4). Het is opvallend dat hier, van meetaf aan, geen vijandige positie wordt ingenomen tegenover het v.n.v. Integendeel. De toen overheersende mentaliteit van angst voor de mogelijke bedreiging van een links volksfront, naar het voorbeeld van Frankrijk, wordt geïllustreerd door het feit dat, toen de katolieken bij de provincieraadsverkiezingen van 7 juni 1936 hun meerderheid verloren in de provincies West-Vlaanderen en Antwerpen, zij het voorbeeld volgden van hun partijgenoten in Oost-Vlaanderen en in deze drie provincies de Vlaamse nationalisten opgenomen werden in de bestendige deputatie. De katolieke partij gaf de voorkeur aan de Vlaamse nationalisten boven haar traditionele regeringspartners. In dit bewustzijn van een noodzakelijke beklemtoning van de Vlaamse eisen, zien wij aldus ook het Vlaamse aktieprogram opgesteld door Robert De Man en door al de gekozenen van het a.c.w. aanvaard vóór de verkiezingen, zoals dit werd bekend gemaakt in De Standaard van 1 juli 1936: meer als een dozijn punten waaronder amnestie! | |
[pagina 11]
| |
Van socialistische zijde was de Vlaamse reaktie niet zo scherp, maar toch duidelijk merkbaar. Op het buitengewoon kongres van de b.w.p. te Brussel, op 31 mei-1 juni sprak Em. Vandervelde over de noodzakelijkheid van een strenge toepassing der taalwetten en over een decentralizatie waardoor de beide kulturen tot bloei zouden kunnen komen. Aug. Balthazar klaagde erover dat de Vlaamse socialisten miskend werden bij de onderhandelingen over de samenstelling van de nieuwe regering, terwijl volksvertegenwoordiger Dierckens volledige amnestie eiste, strenge sankties op de taalwetten en ten minste twee Vlaamse ministersGa naar voetnoot(5). In zijn dagblad Vooruit wees Balthazar erop dat De Standaard en Nieuw Vlaanderen het steeds hadden over eenheid, doch dat ze deze beperkten tot de katolieke krachten, dan wanneer de Vlaamse socialisten insgelijks een Vlaams programma hadden en bereid waren tot samenwerking. Hij verwees hierbij naar het antwoord van Craeybeckx op de regeringsverklaring in de Kamer en op het vertrouwen dat men mocht stellen in de Vlaamse socialistische ministers H. De Man en D. BoucheryGa naar voetnoot(6). Zoals gezegd was P. Van Zeeland op 13 juni klaar gekomen met zijn nieuwe bewindsploeg. Het Vlaamse element was er niet slecht in vertegenwoordigd: Aug. De Schryver, Jul. Hoste, H. De Man, Ph. Van Isacker, D. Bouchery en Edm. Rubbens. De regeringsverklaring (24 juni) ontgoochelde des te meer. Er kwam een plechtige belofte in voor tot volledige en loyale toepassing van de taalwetten, dit als antwoord op een Vlaamse grief die begonnen was in 1873 bij de aanneming van de eerste taalwet! Verder werd, in een van deze vage formuleringen waarvoor P. Van Zeeland een | |
[pagina 12]
| |
voorkeur had, verzekerd: ‘De regering begrijpt de eigen aspiraties en de wens naar een autonomen opbloei die steeds meer en meer onze beide nationale kulturen kenmerkt. Zij streeft ernaar, ten hunnen opzichte, een edelmoedig begrijpen op alle gebied aan de dag te leggen’. De Standaard (25 juni) reageerde heftig: de katolieke Vlaamse ministers hadden een regeringsprogramma aanvaard waarin geen enkel konkreet punt was opgenomen van het eigen aktieprogramma van de Vlaamse kamergroepen! Er kwam dan ook een soort bijkomende regeringsverklaring met de belofte van volledig Vlaams militair onderwijs, de inrichting van een Vlaamse wetenschappelijke Akademie en zelfstandige Vlaamse radio-uitzendingen. Uit de bespreking van de regeringsverklaring onthouden wij alleen nog de verklaring van Elias, woordvoerder van de Vlaams-nationalistische kamergroep, die van de gelegenheid gebruik maakte om te verkondigen dat de Vlaamsnationalistische groep, zonder uitzondering, de autoritaire en totalitaire staat verwierp. ‘Wij zijn vastbesloten - ging de redenaar verder - te strijden voor het behoud der vrijheden die de grondslag vormen van onze humanistische beschaving, voor de gelijkheid van alle burgers voor de wet, voor het gelijk recht van de burgers tot de ambten, voor de vrijheid van pers en van vereniging’Ga naar voetnoot(7). De Vlaams-nationalistische groepen in Kamer en Senaat zijn van dat standpunt nooit afgeweken en op grond van deze principiële verklaringen heeft het v.n.v. een politiek kunnen voeren die het gered heeft van het isolement in Vlaanderen tot bij de verkiezingen van april 1939. |
|