Vijfentwintig jaar Vlaamse Beweging
(1969)–H.J. Elias– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 150]
| |
Hoofdstuk VI / De Vlaams-nationalistische partijen1. Het VerdinasoWij hebben gezien dat, op 10 juli 1932, het Verdinaso zijn eerste landdag belegde te Roeselare. De wervingskracht van de nieuwe partij scheen, in het begin althans, niet groot. In West-Vlaanderen werd de beweging ingedijkt door het k.v.n.v. Er werd taai aan beide kanten gevochten. In het Gentse verloor Wies Moens elke invloed. Geen enkele groepering in het land sloot verder aan bij het Verdinaso, behalve in het arrondissement Mechelen. Hier kwam Ward Hermans, in mei 1933, over met zijn Vlaams Nationaal Verbond. Het duurde niet lang of de onvoorwaardelijke trouw van de volgelingen aan de persoon van Van Severen werd zwaar op de proef gesteld. De tweede landdag zou plaats hebben op 10 september 1933 in het Vlaams Huis te Tielt. Kort tevoren had Van Severen aan zijn naaste medewerkers gesproken over een verandering in de politiek van het Verbond. Hij wenste de strakke revolutionaire, anti-Belgische lijn op te geven voor een handiger taktiek. Wies Moens verzette zich hiertegen en dreigde de beweging te verlaten. Em. Thiers verklaarde het eens te zijn met Moens. In deze voorwaarden besloot Van Severen te wachten. De landdag van Tielt was in alle stilte voorbereid. In de voorgaande maanden was door socialisten en kommunisten een heftige campagne gevoerd geweest tegen de ‘fascisten’ van het Verdinaso en de organizatie was nog niet sterk genoeg om deze aanvallen te trotseren, al had de militie in Mechelen, naar aanleiding van een spreekbeurt van Wies Moens, nog eens bewezen dat zij de straten schoon kon vegen. Op deze tweede landdag kondigde Van Severen aan, dat er een tijd zou komen waarop hij direktieven zou geven die de volgelingen wel eens konden verbazen en wellicht ergeren. Dit was een toespeling op zijn eerste koersverandering, de z.g. nieuwe marsrichting. Vooralsnog gaf de opening van Dinaso-huizen in Gent (september 1933) en in Brussel (oktober 1933) aanleiding tot linkse betogingen en straatgeweld die tot een | |
[pagina 151]
| |
ware belegering voerden van de ‘groene huizen’ door de opgehitste arbeidersmassa. De regering de Broqueville bleef van haar kant niet onverschillig voor de openlijk aangekondigde revolutie die de staat en het regime zou omverwerpen. Ze verbood aan de staatsambtenaren lid te zijn van het Verdinaso (november 1933). Op dat ogenblik had Staf De Clercq reeds zijn proklamatie tot stichting van het v.n.v. afgekondigd, maar het verbod was nochtans niet van toepassing op het lidmaatschap van het v.n.v. De oorzaak van deze diskriminatie zal wel in eerste instantie te zoeken zijn in de zeer uitdagende politiek van Van Severen en het machtsvertoon van zijn militie, terwijl daartegenover het v.n.v. nog maar op papier bestond en anderzijds in de Kamer vertegenwoordigd werd door acht volksvertegenwoordigers die, met uitzondering van Leuridan, het parlementaire spel regelmatig schenen te willen spelen. Toen Van Severen, op 14 juli 1934, op een beperkte bijeenkomst in Kemzeke, in het Waasland, de hoofdlijnen van zijn nieuwe marsrichting uiteenzette, ging dat bijna onopgemerkt voorbij. Waar hij, in zijn nieuwjaarsboodschap, het Verdinaso geproklameerd had als de enige drager in Dietsland van de fascistische beweging, sprak hij thans uitdrukkelijk van ‘mijn meester Maurras’. Hij beweerde er tevens, dat de Walen zouden meester blijven over hun eigen toekomst, dat hij er niet voor terugdeinsde dat de Walen door de Mogendheden er zouden toe gedwongen worden aan te sluiten bij Dietsland, evenmin als de uitdrukking ‘een Boergondische staat’ hem afschrok: ook in dit geval zou de Waals-franskiljonse invloed gebroken worden. De regering trok andermaal een verdere streep door Van Severens rekening: bij de wet van 29 juli 1934 (Staatsblad van 6-7 augustus) werden privé-milities verboden. Deze wet was in teorie gericht tegen alle milities, zowel die van de Légion Nationale en van de socialisten, als die van Van Severen. Rechtstreeks tegen het Verdinaso gericht was de maatregel waardoor geen werkloosheidsvergoedingen meer konden uitbetaald worden door het n.a.s. zoals dit wel kon door de andere vakbonden. Van Severen pareerde de slag door een einde te maken aan de syndikale aktie en Dinaso-korporaties op te richten. Anderzijds ontbond hij op 1 aug. 1934 zijn militie die omgevormd werd tot de Dinaso-Militantenorde (d.m.o.). Innerlijk groeide Van Severen verder en verder weg van de traditionele Vlaamse Beweging. Hij nam aldus positie tegen de jaarlijkse IJzerbedevaart die hij als verwaterd beschouwde. In augustus 1934 verspreidden zijn militanten een | |
[pagina 152]
| |
spreekkoor in Diksmuide, het IJzerspreekkoor, waarvan de kern kan samengevat worden in de verzen: ‘Hier liggen hun lijken als zaden in 't zand / Laat ze niet rotten, o Vlaanderland...’. Het was geen plagiaat: de tekst kwam van Verschaeve zelf die op dat ogenblik geen geheim maakte van zijn sympathieën voor het Verdinaso. Op 20 aug. 1934 hield Van Severen een lange redevoering te Izegem, waarin hij zijn standpunt uitvoerig toelichtte. Die werd gepubliceerd en verspreid als brochure onder de titel Van de demoliberale volksverscheurdheid naar Dietschland en Orde door het Verdinaso (z.j. z.pl. (1934), 24 blz.). Voor de eerste maal, sedert 1926, week hij af van zijn strakke Grootnederlandse lijn. Hij had, met deze Grootnederlandse politiek er grotendeels toe bijgedragen om het Vlaams nationalisme in zijn praktische aktie te verlammen en vooral innerlijk te verdelen. Van belang is het na te gaan in welke mate hij hier van afweek en uitwerkte wat men door zijn toespraak in Kemzeke slechts in samenvatting had vernomen. Tot aan de opkomst van het Verdinaso - aldus de motivering van de nieuwe marsrichting - heeft geen enkel ‘leider’ in Vlaanderen de Dietse strijd begrepen. Zij hebben steeds het lot van de strijd vastgebonden aan de waandenkbeelden van het liberalisme en van het ‘demokratisme’. De ‘leiders’ hebben evenmin begrepen wat een volk is, wat het Dietse volk is. Op het einde van de 18de eeuw zegevierde in Frankrijk het leugenachtige Liberté-Égalité-Fraternité. Dit had tot gevolg de vernietiging van alle organisch verband tussen de geledingen van het volkslichaam. Het was het bedrog van het liberalisme, waarvan het marxisme met zijn klassenstrijd het gevolg was. Het was het bedrog van het ‘demokratisme’ met de z.g. volkssoevereiniteit. Wij daarentegen willen weerom orde, overal, door de korporaties. Wij bouwen op de grondslag van de kristelijke levensleer. Het moet worden volgens de formule van La Tour du Pin: de prins in zijn raden, het volk in zijn staten. Wij willen de macht in de Staat, wij willen de Staat veroveren. Wij in België, de Dinaso's in Rijksnederland. Samen vestigen wij het ene grote Dietse Rijk. Wij hebben daartoe geen massa's nodig maar keurbenden. Op drie jaar tijd is het Verdinaso de enige werkelijke Dietse kracht geworden. Het flamingantisme en het separatisme zijn vastgelopen. Wij zullen de macht veroveren in Noord en Zuid, in één organizatie, volgens één enkel plan, één enkele strategie, onder één leiding. En de Walen? Zij zullen doen wat zij in hun belang zullen achten: wij zullen ze niet dwingen. Wij, voor ons, vrezen de Walen niet in ons Dietse Rijk waarin zij zouden | |
[pagina 153]
| |
genieten van een speciaal statuut. Wij zullen met deze metode ook makkelijker dan nu de Waals-franskiljonse koalitie breken en wij willen de Dietse immigranten in Wallonië terugwinnen! Deze redevoering is belangrijk in meer als één opzicht. Voor Van Severen was het de eerste stap naar een meertalige Dietse natie, waarbij het woord ‘Diets’ zal wijken voor het woord ‘Nederlands’. Wij kunnen onmogelijk inzien dat deze positie, in haar eerste vorm, meer realistisch zou geweest zijn als de strakke Grootnederlandse. Per slot van rekening werd hier een hereniging der Nederlanden voorgesteld waarbij aan de Walen de tweederangsrol werd toegedacht zoals dat in de opvatting va Koning Willem I ook het geval zou geweest zijn: het Rijk zou Diets zijn van taal en geest; de Walen zouden kulturele autonomie (om het in hedendaagse bewoordingen uit te drukken) krijgen, maar wie tot de toppen van het Rijk wilde opstijgen zou, als Waal, een perfekte kennis van het Nederlands dienen te verwerven en zich de Dietse geest van dat Rijk toeëigenen. Het staat niet in de tekst, maar het is, voor wie logisch doordenkt, de konklusie van deze tesis van een Diets volk waarvan de Walen geen deel uitmaken. Wist Van Severen reeds, op dat ogenblik, in juli-augustus 1934, dat deze toespraken maar een voorbereidende betekenis moesten hebben? Wist hij toen reeds dat hij moest verder gaan? Een van zijn volgelingen en grote bewonderaars heeft het aldus voorgesteld. Deze konstruktie was - volgens hem - alleen maar uitgevonden ‘pour les besoins de la cause’. Van Severen wilde de onwezenlijke grond van zijn vroegere Grootnederlandse politiek verlaten en was op zoek naar een nieuwe konstruktie waarbij hij zijn volgelingen niet tegen het hoofd wilde stoten door ineens de Walen niet alleen als ‘lotsverbonden’ voor te stellen, maar als ‘volksgenoten’, op gelijke voet met de Dietsers. Tot dusver de interpretatie van de eerste marsrichting door Luc DelafortrieGa naar voetnoot(1). Wij durven ons niet volledig aansluiten bij deze verklaring, omdat wij Van Severen, die macht wilde, vanaf zijn eerste mislukking met het Dietse Verdinaso, zien zoeken, aarzelen en tasten om de middelen te vinden om deze macht te verkrijgen die - dat wist hij beslist - niet te veroveren was door zijn militie (d.w.z. met geweld) of door zijn aantrekkingskracht op de massa. Daarbij is het een feit dat voor vele oprechte dietsgezinden, door deze marsrichting niets essentieel veranderd was aan het nationaal programma van het Verdinaso. Zij hoefden hun opvattingen alleen maar lichtjes aan te passen. Bij | |
[pagina 154]
| |
deze eerste zwenking heeft Van Severen dan ook in Vlaanderen maar één figuur van betekenis verloren: Wies Moens. Deze weigerde te volgen. Hij bood zijn ontslag aan en het werd aanvaard. Ward Hermans, die het Verdinaso niet wilde volgen op de nieuwe paden en niets anders wenste als weerom zijn parlementair mandaat te veroveren, diende eveneens zijn ontslag in. Dit ontslag werd evenwel door Van Severen niet aanvaard: Ward Hermans werd eenvoudig uit het Verdinaso gesloten. Het verlies als gevolg van de nieuwe marsrichting scheen aldus niet groot. In werkelijkheid was het heengaan van Wies Moens een zware slag, omdat hij de geestelijke leidsman was van een aantal jongeren bij wie hij sedert 1933 zijn volksdietse opvattingen kon verspreiden door zijn eigen tijdschrift Dietbrand. Na zijn afscheiding uit het Verdinaso werden hierin de nieuwe opvattingen van Van Severen fel bestredenGa naar voetnoot(2). Het Verdinaso verloor zo zijn werfkracht bij de dietsgezinde jongeren. Het onmiddellijk gevolg hiervan was dat de verwijdering tussen het Verdinaso en het inmiddels tot leven gekomen v.n.v. nog groter werd en thans ook zichtbaar voor velen die zich vroeger niet bewust waren van het grote onderscheid omdat - zoals wij later zullen zien - een vleugel van het v.n.v. in het begin bijna evenwijdig marcheerde met Van Severen. Ook de druk van het Verdinaso op het v.n.v. viel weg. Er was voor principiële dietsgezinden, die minder gaven om de vernieuwing van politieke en sociale opvattingen, geen wisseloplossing meer van het v.n.v. naar het Verdinaso, zodat de z.g. federalistische vleugel in het v.n.v. zijn druk zal kunnen verhogen, zonder het evenwel voorlopig te halen. Op de landdag van 7 oktober 1934 - nog steeds binnen een Vlaams Huis, ditmaal in Tielt - bevestigde Van Severen de nieuwe marsrichting als een verandering van taktiek en van plan. Zijn eersteluitenant Thiers zei het vrij brutaal: ‘wij hebben ons verlost van “het flamingantisme” en van het “hollandisme”; thans verlossen wij ons van de separatistenmentaliteit. Wij zijn niet langer separatisten’. In feite had Van Severen op dat ogenblik in West-Vlaanderen, en ook daarbuiten, de strijd verloren om de traditionele Vlaamse Beweging te veroveren. Zijn nederlaag met als voornaamste wapen het volksdietse principe en ook de volslagen irreële basis van zijn eerste opvattingen, brachten de intelligente | |
[pagina 155]
| |
Van Severen ertoe te breken met zijn ‘flamingantisch’ verleden om langs andere wegen de macht te zoeken. In de grond echter is Van Severen nooit van dit verleden volledig vervreemd: de verdere evolutie van zijn opvattingen zal ons het bewijs hiervan brengen. Er volgen nu een paar jaren stilstand in Van Severens geestelijke evolutie. Op 4 aug. 1935 hield het Verdinaso zijn eerste landdag in de open lucht te St.-Kruis-Male, nabij Brugge. De organizatie en de enscenering waren perfekt. De orde die erin tot uitdrukking kwam, versterkte de aanhangers in hun geloof, begon aantrekkingskracht uit te oefenen op een burgerij - ook een niet vlaamsgezinde - die bereid was een Leider te aanvaarden. Misschien dient hierbij onderstreept dat Van Severen (in tegenstelling met de nieuwjaarsboodschap van 1934) verklaarde geen fascist of geen nationaal-socialist te zijn, maar Dietser en nationaal-solidarist. Opvallend was ook zijn scherp afwijzen van het flamingantisme. Hij noemde het ‘een der bedroevendste en meest beschamende verschijnselen van de Dietse herwordingsstrijd’. Hij zag de Vlaamse Beweging als een beweging van ‘morrende en machteloze, met gezwollen ledige woorden zich zat drinkende slaven’. Hij zal later dan toch weer milder oordelen... In Hier Dinaso werd een sterke klemtoon gelegd op de vooruitgang van de Dinasogedachte in franstalige kringen. Ter verovering hiervan verscheen, begin juni 1936, een franstalig maandblad L'Ordre Thiois. Van Severen bleef logisch verder redeneren op zijn ‘boergondisch’ uitgangspunt om tot een nieuwe politieke metamorfoze te komen waardoor hij zich definitief van de stroming der Vlaams-nationale beweging zou afscheiden en - nog niet aan het einde van de implikaties zijner nieuwe opvattingen - definitief aan de zelfkant kwam te staan van de Vlaamse Beweging en de Belgische politiek. |
|