Vijfentwintig jaar Vlaamse Beweging
(1969)–H.J. Elias– Auteursrechtelijk beschermd3. Het eerste ministerie Van Zeeland (25 maart 1935-26 mei 1936)De regering Theunis bood haar ontslag aan op 19 maart. Op 23 maart deed de Koning een beroep op P. Van Zeeland om een ministerie te vormen. Deze had een plan tot ekonomisch herstel op zak, uitgewerkt in overleg met H. De Man. Deze laatste heeft in zijn gedenkschriften uitvoerig uiteengezet waarom de socialisten op dat ogenblik in het ministerie gegaan zijn en de propaganda voor het Plan hebben laten vallen. Wij mogen volstaan met hiernaar te verwijzen aangezien deze onderhandelingen en besprekingen toch geen rechtstreeks verband houden met ons onderwerpGa naar voetnoot(37). In de nieuwe regering was de Vlaamse aanwezigheid goed verzekerd door De Schrijver, De Man, Van Isacker, Rubbens en Poullet, deze laatste als minister zonder portefeuille. Bij de socialisten merkte men de aanwezigheid op van Spaak, voor de eerste maal minister en die hiermee, onder invloed van H. De Man, een evolutie begon die op een paar jaar tijd zou leiden tot het nationale socialisme, waardoor Spaak-De Man poogden de socialistische partij en het land te hernieuwen. Het hoofd van de nieuwe bewindsploeg, Paul Van Zeeland, vice-goeverneur van de Nationale Bank, kwam uit de financiële wereld. Zijn eerste onthaal door de Kamer was vrij koel. Later genoot hij van een gezag, dat het aan de oppositie bijna onmogelijk maakte nog de mond te openen om te onderbreken. Wij hebben persoonlijk zittingen meegemaakt | |
[pagina 137]
| |
van de Kamer waar Van Zeeland het woord voerde en met een kwasi-religieuze aandacht werd beluisterd. Hij sprak met een zachte, zalvende stem en scheen de soms zo woelige kamerleden een les te geven in financiële of ekonomische wetenschappen. Toen hij later werd aangevallen, stond hij daar op de tribune, als ware het met de handen op het hart, om te getuigen van zijn onschuld en van zijn geest van opoffering, toen hij de rijke tafels van de financiële wereld verliet om zich tevreden te stellen met het schamele ministeriële brood. Hij dreef het zover te spreken over de onzekerheid van zijn toekomst en over zijn kinderen die aan de zorg van God waren overgelaten... De politiek van Van Zeeland steunde op de devaluatie van de munt (30 maart 1935). Tal van maatregelen die hierop volgden hadden tot gevolg dat zeer vlug de oplossing van de werkloosheid zichtbaar werd alsmede de stijging van de uitvoer. De wereldtentoonstelling van Brussel (27 april 1935) had hier niet weinig toe bijgedragen: de gedevalueerde munt trok miljoenen toeristen aan uit het buitenland. In de eerste dagen van het kabinet Van Zeeland, op 15 april 1935, had in Brussel de verkiezing plaats, nodig geworden door het bovenvermelde ontslag van P.H. Spaak. Al wie tot hiertoe over deze periode geschreven heeft, vermeldt ternauwernood dit incident, omdat de verkiezing, door de samenstelling van de nieuwe regering, blijkbaar geen enkele betekenis meer had. Wij geloven integendeel dat ze een teken aan de wand geweest is en dat de betekenis ervan onderschat werd. Ze gaf, een jaar van tevoren, een voorafschaduwing van de verkiezingen in mei 1936. Spaak werd natuurlijk herkozen. Hij behaalde 120.784 stemmen. De kommunisten haalden 18.757 stemmen (in 1936 zouden zij in het arr. Brussel van 1 op 3 zetels komen). Opmerkelijk was echter het succes van een agitator A.F. Janssens die vooral de middenstand bewerkte. Hij noemde zijn beweging het Réalisme en gaf sedert 1933 een weekblad uit Rénovation. Wij vinden bij hem reeds een deel van de elementen van de rexistische agitatie: de campagne tegen de staatstussenkomsten, tegen de grote warenhuizen, koöperatieven en elektriciteitsmaatschappijenGa naar voetnoot(38). Deze nieuwe partij behaalde thans te Brussel 45.772 stemmen. Niet minder sprekend was het resultaat bereikt door Staf De Clercq. Op een ogenblik dat in het land de scherpste agitatie werd gevoerd tegen het ‘fascistische’ v.n.v. (in maart 1934 was Staf De Clercq bijna doodge- | |
[pagina 138]
| |
slagen door de socialistische anti-oorlogsliga in Niel) en dat dit laatste nog volop in de moeilijkheden van zijn eerste groeiperiode worstelde om zijn bestaan, behaalde Staf De Clercq hier 32.550 stemmen. Het was natuurlijk geen Bormsverkiezing (dit zou ook bezwaarlijk gekund hebben in Brussel) en niemand in het v.n.v. leefde in de illusie dat dit cijfer kon bereikt worden in normale omstandigheden, maar het was toch opvallend dat niettegenstaande de scherp uitgesproken Grootnederlandse positie van Staf De Clercq en zijn bekentenis tot een nieuwe orde, toch meer als tweeëndertigduizend volwassen mannen in zijn eigen arrondissement zich voor hem hadden uitgesproken, liever als blanco te stemmen. Wij zeiden: de verkiezingen van april 1935 waren een teken aan de wand, maar de tijdgenoten hebben het niet begrepen, omdat de wetgevende verkiezingen naar hun verwachting in een heel andere atmosfeer zouden plaats hebben en vooral omdat zij toen nog niet de werkelijke vijand van 1936 kenden: Leon Degrelle.
In de eerste weken die volgden op de samenstelling van de nieuwe drieledige regering, kwam het vraagstuk van het gebruik der talen in gerechtszaken aan de orde in de Senaat. Reeds maanden lang was hier een hardnekkige strijd gevoerd door de franstaligen om het ontwerp, aangenomen door de Kamer, te verminken. Op een grote volksvergadering in Antwerpen, op 1 febr. 1935, was daartegenover een Vlaams front gevormd: Huysmans (soc.), Lebon (kat.), Jules Boedt (Vlaams liberaal) en Jan Timmermans (Vlaams nat.) voerden er het woord om de knoeierijen in de senaatskommissie aan te klagenGa naar voetnoot(39). Het kwam zelfs tot een verklaring dat de Katolieke Vlaamse Senaatsgroep de begroting van justitie niet zou goedkeuren indien het ontwerp van de Kamer niet ongewijzigd door de Senaat werd aangenomenGa naar voetnoot(40). Deze tekst werd wel gewijzigd, doch over 't algemeen niet grondig, al werd de Brusselse agglomeratie nog verder uitgebreid wat de toepassing betreft van de wet en al waren er nog grotere faciliteiten vastgelegd voor de franspleitende advokaten. De nieuwe tekst werd door de Senaat aangenomen op 12 april 1935. Het intussen tot stand gekomen Verbond der Vlaamse Kultuurverenigingen (v.t.b. - v.o.s. - Davidsfonds - v.e.v. - Vlaamse Kruis - Vlaams Verbond voor Brussel) nam te vergeefs positie in tegen de tekst | |
[pagina 139]
| |
van de SenaatGa naar voetnoot(41). Op 5 juni nam de Kamer deze ongewijzigd over. Dit werd aldus de wet van 15 juni 1935 (Staatsblad van 22 juni). De stemming die heerste in de Vlaamse rangen werd zeer juist weergegeven in een hoofdartikel van volksvertegenwoordiger Leo Delwaide in De Standaard (6 juni): ‘De Vlamingen zullen over dit resultaat geen zegelied aanheffen, maar zij zullen het toch met voldoening begroeten. Voor geestdrift bestaat er geen reden, omdat in de wet, met name wat Brussel betreft, bepalingen voorkomen die ver beneden onze wensen blijven. Dat niemand zich inbeelde dat thans de Vlaamse Beweging ten einde loopt. De Vlaamse Beweging begint pas’Ga naar voetnoot(42).
Wij staan nog een volledig jaar vóór de verkiezingen. Het is er een van ekonomisch herstel, maar tevens van diepe politieke beroering. De openbare mening in België reageert niet alleen op de gebeurtenissen in eigen land, in een onmiddellijk verleden, maar ook zeer scherp op die in het buitenland waarvan ze de weerslag vreest in de eigen lotsbestemming. De voornaamste feiten waren, sedert op 30 jan. 1933 Adolf Hitler rijkskanselier geworden was, de volgende. Op 14 okt. 1933 verliet Duitsland de ontwapeningskonferentie en de Volkenbond; op 6 febr. 1934 had op de Place de la Concorde te Parijs een schietpartij plaats waarbij 16 doden vielen en die een psychose van burgeroorlog deed ontstaan; op 14-15 juni had de ontmoeting Hitler-Mussolini plaats in Venetië; op 25 juli werd te Wenen kanselier Dollfuss vermoord; op 1 augustus werd Hitler, na de dood van Hindenburg, Reichsführer. In het jaar 1935 zag men: op 13 januari de volksraadpleging ten gunste van Duitsland in het Saargebied; op 2 mei het afsluiten van een Frans-Russisch akkoord dat het spook opriep van een koalitie tussen het linkse Frankrijk en het kommunistische Rusland om het nationaal-socialistische Duitsland neer te slaan; op 14 juli grote manifestaties in Parijs voor de vorming van een links Volksfront (Front Populaire); op 15 september de afkondiging in Nürenberg van de wetgeving tegen de Joden die vrij sterk de openbare mening trof, voortdurend bewerkt door de krachten van links en nu ook van de Joodse gemeenschappen over heel de wereld en zeer sterk in de wereld van politiek, financie en pers | |
[pagina 140]
| |
vertegenwoordigd in Frankrijk, Engeland en de Verenigde Staten; in oktober de aanval van Italië op Abessinië. De eerste vijf maanden van 1936 brachten nog: op 7 maart de opzegging door Duitsland van de akkoorden van Locarno en de militarizatie van het Rijnland; op 26 april-3 mei de verkiezingen van het Volksfront in Frankrijk, met onmiddellijk daarna een vloed van werkstakingen en de bezetting van de fabrieken. Europa leefde in de voortdurende vrees voor een tweede wereldoorlog. Deze toestand bracht in België opnieuw het Frans-Belgisch militair akkoord op de voorgrond. Van in het begin was de publieke opinie in Vlaanderen ononderbroken gewaarschuwd voor de gevolgen van dat akkoord. Het ‘Los van Frankrijk’ bleef het wachtwoord. Het was een van de grote tema's waarmee alle Vlaamsgezinden akkoord gingen, wat ook zekere onder hun politieke leiders (o.a. Pr. Poullet) er mochten over zeggen. Wij hebben gewezen op de herrie, begin 1929, ontstaan door de publikatie van de dokumenten van Utrecht, de z.g. tekst van het geheim akkoord. De internationale toestand was toen nog niet bijzonder dreigend. Ook nog in 1932 vreesden de Europese staatslieden de macht van Duitsland niet. Ze vreesden eerder, en terecht, een volledige ineenstorting van dit land. Begin 1935 was de toestand grondig veranderd. Op dat ogenblik besloot v.o.s. een volkscampagne op touw te zetten voor de opzegging van het Frans-Belgisch militair akkoord en voor een politiek van vrijwillige, zelfstandige neutraliteit. Het besluit daartoe werd genomen op het landelijk kongres van 24 maart 1935. Deze campagne werd bijzonder hardnekkig en zeer effektief gevoerdGa naar voetnoot(43). v.o.s. kende op dat ogenblik een nieuwe bloei onder voorzitterschap van Germ. Lefever. Deze was algemeen voorzitter geworden in 1932 en vond in Karel De Feyter, bestendig sekretaris vanaf 1929, de gedroomde medewerker. Op het politieke vlak was, in de laatste jaren, de strijd tegen het Frans-Belgisch militair akkoord eerder beperkt gebleven tot de Vlaamse nationalisten. Thans nam v.o.s. de speciale taak op zich: in zijn weekblad, bij middel van plakbrieven, meetings, optochten, populaire pamflettenGa naar voetnoot(44). Op 18 aug. 1935, naar aanleiding van de IJzerbedevaart, had op de | |
[pagina 141]
| |
grote markt in Diksmuide een ‘vredesdefilé’ plaats waar een proklamatie werd voorgelezen door de ondervoorzitter van v.o.s. Joris Dekeyser en de handen tot een eed werden geheven ‘Los van Frankrijk’. Ook Nieuw Vlaanderen begon een campagne voor een nieuwe buitenlandse politiek. De openbare mening kwam in beweging. In konservatieve, franstalige kringen drong nu eveneens het besef door dat een eenzijdige alliantie met een links georiënteerd Frankrijk, verbonden met de Sovjet-Unie en naar een preventieve oorlog gedreven door de voorhoede van de antifascistische groepen, wel eens een gevaar kon betekenen voor BelgiëGa naar voetnoot(45). In januari 1936 riep v.o.s. de Vlamingen op tot een grote betoging te Brussel op 22 maart voor de opzegging van het Frans-Belgisch militair akkoord en voor een politiek van vrijwillige en zelfstandige neutraliteitGa naar voetnoot(46). Op 5 februari werd door Borginon c.s. een wetsvoorstel ingediend tot opzegging van het Frans Belgisch militair akkoord. Op 1 februari namen de katolieke Vlaamse groepen van Kamer en Senaat een motie aan tegen het akkoord. De Vlaamse Kultuurverenigingen sloten zich aan bij de beweging en zetten hun leden aan gevolg te geven aan de oproep van v.o.s. voor de betoging te Brussel. Toen volgden drie verrassende feiten. Op 6 maart de schijnbare opzegging van het geheim Frans-Belgisch militair akkoord; op 7 maart de opzegging door Duitsland van de akkoorden van Locarno en de militarizatie van het Rijnland; als reaktie hierop het verbod, door burgemeester Max, van de aangekondigde betoging van v.o.s. De opzegging van het oude geheim militair akkoord werd bevestigd door een brief d.d. 6 maart van de Franse ambassadeur in BrusselGa naar voetnoot(47). Er stond evenwel hierin ook te lezen dat het kontakt tussen de generale staven behouden bleef ‘ayant pour objet l'exécution des engagements définis par le traité rhénan de Locarno, ainsi que l'étude des conditions techniques d'une application éventuelle des dits engagements’. Deze ‘opzegging’, die in feite een ‘aanpassing’ was, behield de vroegere toestand: permanente stafbesprekingen met één mogendheid. Op 11 maart werd deze opzegging door Van Zeeland aan de Kamer medegedeeld in bewoordingen die aan H. De Man in zijn gedenkschriften - hij was intussen in onmin geraakt met Van Zeeland en misschien niet altijd zeer objektief in zijn oordeelGa naar voetnoot(48) - volgende | |
[pagina 142]
| |
ironische bedenkingen ingaf: in de voorkeur van Van Zeeland voor het clair-obscur was deze opzegging met zeer veel woorden omringd ‘dont il résultait que cet accord n'ayant pas été un accord tout en étant un accord, il avait en somme cessé d'exister sans qu'on eût besoin d'y mettre fin’Ga naar voetnoot(49). Op 20 maart vergaderde de Katolieke Vlaamse Kamergroep om zijn houding te bepalen. De groep maakte een verklaring openbaar waarin hij zegde met voldoening akte te nemen van de verklaring van de eerste minister. Hij gaf als zijn overtuiging te kennen dat de geheimzinnigheid die rond het oude akkoord bestond opgeruimd was en dat er uit het nieuwe akkoord geen politieke verplichtingen konden voortvloeien en ook alle vreemde inmenging in onze legerorganizatie was geweerdGa naar voetnoot(50). Frans Van Cauwelaert op zijn beurt snelde de regering te hulp (Kamerzitting van 25 maart). Hij drukte de mening uit, dat de aktualiteit van het Frans-Belgisch militair akkoord op de achtergrond gedreven was en er een einde gesteld was aan de emotie in het Vlaamse land. Van Cauwelaert vergiste zich deerlijk, des te meer daar een nieuw vraagstuk gesteld was door de opzegging van de verdragen van Locarno en de militarizering van het Rijnland. Bij de opzegging van deze akkoorden had Duitsland zich beroepen op het alliantieverdrag van 2 mei 1935 tussen Frankrijk en Rusland dat in strijd was, zo niet met de letter, dan toch met de geest van Locarno. Bij de internationale spanning die hierop volgde, ging nu de aandacht naar de verplichtingen die Locarno aan België had opgelegd. Indien Frankrijk tot de aanval was overgegaan (op grond van de flagrante schending van art. 4 par. 3 van het verdrag van Locarno), zou België aan de dwangmaatregelen tegen Duitsland hebben moeten deelnemen! De stemmen voor een vrijwillige neutraliteit werden nu luider, ook buiten de Vlaamse kringen, waar een krachtig verzet bleef bestaan tegen de nieuwe akkoorden. Minister Spaak sprak, in de Kamervergadering van 29 april volgende merkwaardige woorden uit: wij moeten een geweldige militaire inspanning doen ‘sous un régime dit d'indépendance, seule solution susceptible de réaliser une cohésion parfaite entre Flamands et Wallons’. Een gelijktijdige militaire kommissie stelde vast: het Vlaamse land is in zijn grote meerderheid gekant tegen een eenzijdige militaire politiek. Vlaanderen wil niet weten van een militaire politiek in het spoor van de Franse en dit is een feit waarmee | |
[pagina 143]
| |
de kommissie zal moeten rekening houden, wat zij er ook zelf mag over denkenGa naar voetnoot(51). Vlaanderen was op weg om België een zelfstandige neutraliteitspolitiek op te dringen.
Dat alles gebeurde op de vooravond van de verkiezingen. De regering Van Zeeland-De Man was schitterend geslaagd in haar politiek van ekonomisch herstel, maar veel ontevredenheid bleef nahangen, vooral in de middenstand en bij de burgerij. Wij hebben erop gewezen hoe ze tot uiting kwam in de Brusselse verkiezingen van april 1935. De realistische partij werd, einde 1935 begin 1936, weggeveegd door een nieuwe, het Rexisme, waarvan de leider een buitengewone persoonlijkheid was. Op het ogenblik van de verkiezingen van 1936 leefde het land sedert zes maanden in de greep van deze agitator van groot formaat, Leon Degrelle. Hij werd geboren te Bouillon, op 15 juni 1906Ga naar voetnoot(52). Zijn vader was een geboren Fransman, Belg genaturalizeerd en hij speelde een rol van betekenis op het vlak van de katolieke provinciale politiek in Luxemburg. Leon Degrelle liep school te Namen aan het o.l.v.-Kollege en ging vandaar over naar de Universitaire Fakulteit van de jezuïeten, insgelijks in Namen, om in 1925 te Leuven aan te landen als student in de rechten. Het duurde niet lang of hij stond er op de voorgrond van het Waals studentenleven. Hij werd hoofdredakteur van het studentenblad L'Avant-Garde dat een tijdlang de krachttoer uithaalde te verschijnen als dagblad. Leon Degrelle had de journalistiek in het lijf. Hij vond de tijd niet om zijn diploma van doctor in de rechten te halen. Vanaf 1929 was hij medewerker aan het dagblad Le XXe Siècle, waarin hij reportages schreef over de krotwoningen (gepubliceerd met een woord vooraf van H. Heyman), over het Italiaanse sociale werk Opera | |
[pagina 144]
| |
Ferrari, over de kerkvervolging in Mexico. Hij werd in oktober 1930 direkteur van de uitgaven van Rex, een onderneming van zeer beperkte omvang, gesticht in 1926 voor de uitgave van brochures van de Katolieke Aktie (van daar de leus: Christus Rex). Degrelle wierp zich hier hals over kop in een koortsige propaganda: de publikatie van brochures die onmiddellijk op het tijdsgebeuren reageerden. Op 30 september 1932 verscheen, bij de uitgave van Soirées, een maandelijks bijblad Rex dat reeds op 1 jan. 1933 zelfstandig verscheen, tweemaal per maand, om vanaf 22 maart 1934 een weekblad te worden door de versmelting met Vlan, waarvan het eerste nummer van de pers kwam op 4 feb. 1933 en dat ook tweemaal per maand verscheen. Degrelle nam aktief deel, in 1932, aan de verkiezingspropaganda voor de schone ziel van 't kind, waarbij men niet mag vergeten dat hij het toch niet was die toen de katolieke partij van de ondergang heeft gered, zoals hij later beweerde. Vlan in tegenstelling met het literaire Rex, was een politieke publikatie. Degrelle werd, omstreeks deze tijd, op het spoor gebracht van de collusies tussen financiën en politiek door de katolieke senator voor Brussel P. Crokaert, die zelf begonnen was ‘le mur d'argent’ aan te klagen. De jongeman begon reeds duchtig met zijn armen te molenwieken. Hij wierp zich op alles wat de openbare mening beroerde. Hij sloeg aldus de grote trom bij de verschijningen van Beauraing en van Banneux en evengoed bij de mystifikatie van Onkerzele. De beweging van Rex was ontstaan uit de a.c.j.b., de Katolieke Aktie van de franstalige jeugd (Association Catholique de la Jeunesse Belge). Men begon zich in dit milieu onbehaaglijk te gevoelen met het geval Degrelle. Deze laatste zelf gaf aanleiding tot de breuk door een heftige aanval in Vlan (21 jan. 1934) tegen de vice-president van de a.c.j.b. De motivering van de breuk was geen veroordeling. De sekretariaten van de Katolieke Aktie en van de a.c.j.b. deelden in een communiqué mee niet langer meer solidair te zijn met Rex, omdat dit laatste een politieke beweging geworden was, wat in strijd was met de statuten van de Katolieke Aktie. In mei 1934 moest Rex de lokalen verlaten van de a.c.j.b. te Leuven. Degrelle kon zijn huishuur niet meer betalen. De uitgeverij Rex raakte in moeilijkheden. Er werd een akkoord getroffen met de schuldeisers (zij werden in 1937 betaald toen Rex over miljoenen beschikte). Degrelle had, op achtentwintigjarige leeftijd, reeds heel wat agitatie achter de rug. Toch was het pas in november-december 1934, dat zijn naam voor het eerst sterk op de voorgrond drong door | |
[pagina 145]
| |
zijn hardnekkige en taaie campagne tegen ‘le curé rouge’, een afvallig priester die van Volkshuis tot Volkshuis in het rode Wallonië op het podium werd gebracht in een grote antiklerikale campagne. Degrelle volgde hem op de voet, ging tegenspreken te midden van jouwende, opgehitste arbeiders, tot hij er uiteindelijk in slaagde de afvallige priester van het toneel te doen verdwijnen. Bij de katolieke jeugd in Wallonië was de naam Degrelle reeds populair. Vanaf 1933 hield hij hier en daar spreekbeurten, vormde hij kernen voor de verspreiding van zijn uitgaven. Van hogerhand begon men ongerust te worden. Mgr Picard, de apostel van de katolieke franstalige aktie in België, die Degrelle bij zijn opkomst beschermd en gesteund had, schreef op 13 maart 1935 een brief aan de Kardinaal, om uiting te geven aan zijn bezorgdheid: hij wenste niet dat Degrelle zeer machtig zou worden; ‘ce serait un risque redoutable’. Hij waarschuwde ervoor dat Degrelle de macht wilde en dat de Kerk moest voorkomen dat er hier verwarring ontstond tussen de politieke aktiviteit van Rex en de Katolieke Aktie. Mgr. Picard kende zijn beschermeling...Ga naar voetnoot(53) Leon Degrelle stond op dat ogenblik nog in de katolieke partij. Op 1 mei 1935 sprak hij op een suksesrijke meeting in het Koninklijk Circus te Brussel o.a. met P. Nothomb, onder het voorzitterschap van P. Crokaert. Het was zijn eerste grote optreden te Brussel en het versterkte - voor zover dit wel mogelijk was - zijn zelfvertrouwen. Op 2 nov. 1935 ontplofte eindelijk de rexistische bom op het jaarlijks kongres van de Fédération des Cercles et Associations Catholiques, te Kortrijk, onder voorzitterschap van Paul Segers, een veteraan van de katolieke konservatieve politiek. Degrelle had gezorgd voor de opkomst van zijn jonge mensen. Hij voerde er het woord voor een heftige aanval waarin hij Segers sommeerde het politiek toneel te verlatenGa naar voetnoot(54). Op 11 november sprak hij op een eerste monstermeeting in het Sportpaleis in Brussel. Een nieuwe partij was geboren: het Rexisme. Enkele dagen later nam Kardinaal Van Roey afstand van de nieuwe beweging. Op 20 november gaf hij verbod aan de geestelijken meetings of vergaderingen van Rex bij te wonen of mede te werken aan zijn bladen; Rex te verkopen aan de kerkpoorten; hij gaf aan de superiors van de scholen voor jongens en meisjes opdracht | |
[pagina 146]
| |
alle nodige maatregelen te treffen, opdat de jeugd afzijdig zou blijven van de rexistische agitatie. De motivering van deze beslissing is merkwaardig in haar vooropstelling van de katolieke partij als de partij van de Kerk in België: ‘...considérant enfin qu'il (d.i. de politieke beweging van Rex) déploie son activité en dehors des cadres du Parti Catholique et en méconnaissant toute discipline’. Het Rexisme was Degrelle, juist zoals het Verdinaso Van Severen was, met dit verschil dat Van Severen politieke teorieën verkondigde en Degrelle daarentegen een agitator was met sterk demagogische inslag en zonder enige vast omlijnde doctrine. Er ging ten andere van zijn persoon een grote verleiding uit. Op zijn dertigste jaar was hij een mooie jongeman, met levendige, bruine ogen, met pikzwart haar en een natuurlijke glimlach op de lippen. Zijn geestdriftigste aanhangers waren de jonge meisjes en vrouwen voor wie hij ‘le beau Léon’ was. Hij was fier op deze bijval en zag er een waarborg in voor zijn populariteit: de vrouwen - verzekerde hij - hebben meer instinkt als de mannen en zolang het vrouwelijk publiek mijn meetings zal blijven bijwonen, ben ik gerust over de toekomst. In de alledaagse omgang was hij buitengewoon innemend. Men raakte onwillekeurig en onvermijdelijk onder de indruk van zijn hartelijkheid en zijn openheid. In zijn gezelschap waren sjagrijnigheid of pessimisme niet leefbaar: het leven was schoon! Het leven was schoon, zoals voor de eeuwige student en er waren grote meetings van Rex in het Sportpaleis te Brussel waar, bij gebrek aan eigen strijdliederen, de menigte, aangevoerd door scholieren en studenten, haar overmoed uitjubelde in de suksesnummers van de dag, vanaf Tout va très bien, Madame la marquise tot aan C'est la faute à mon papa... Men zou zich ternauwernood op de meeting geloofd hebben van een partij die beweerde binnen enkele jaren de macht te zullen veroveren, tot ‘le chef’ verscheen en de massa begon te kneden met zijn buitengewone en hartstochtelijke welsprekendheid. Het is de vraag of hij in die tijd niet de beste volksredenaar was in het Frans-Belgisch taalgebied, met uitzondering wellicht van de enkele jaren oudere P.H. Spaak. Hij was een taalvirtuoos die zowel de poëtische en sentimentele snaar kon tokkelen als de massa meeslepen in een hartstochtelijke en vernederende passie. Hij had daarbij evenwel een groot gebrek. Als hij kon gaan tegenspreken op socialistische meeting en aldaar het gejouw van de massa ondergaan, dan was het hem onmogelijk te verdragen dat hij zijn eigen publiek op een vooraf vastgelegd tema niet kon meeslepen. Hij | |
[pagina 147]
| |
voelde de massa met of tegen hem leven en paste zich, in dit laatste geval, aan de gevoelsstroming van de massa aan. De leiding van het v.n.v. heeft er de pijnlijke ervaring van opgedaan, ten tijde van de Van Zeeland-verkiezingen, toen het aktivisme tegen Degrelle in de schaal werd geworpen en deze, tegen alle afspraken in, over Borms sprak als ‘dat lijk dat men gaan ontgraven was’. Hij sprak niet alleen schitterend, maar schreef ook zeer goed. Hij had zonder twijfel dichterlijke aanleg, maar hij kon ook zijn pen in vitriool dopen om aan te vallen. Daarbij bezat hij nog een hoedanigheid die de massa bewondert en waardeert: de fysische moed. Op tal van plaatsen en in tal van omstandigheden heeft Degrelle bewezen, dat hij durf had en geen vrees kende. Hij bewees het in de tegenspraak die hij bracht op de meetings van ‘le curé rouge’; hij bewees het tijdens de verkiezingscampagnes die hij voerde, toen hij niet aarzelde het hoofd te bieden aan de rode knokploegen en ze zelfs durfde uitdagen. Hij zal het later bewijzen aan het front in Rusland. Maar al deze grote hoedanigheden stonden in dienst van een Degrelle die maat noch geduld kende, bezeten was door een onbegrensde ambitie en het slachtoffer was van zijn mytomanie. Hij was beslist geen leugenaar, maar kende het onderscheid niet tussen het ware, het mogelijke en het waarschijnlijke. Hij transponeert de werkelijkheid in de wereld van zijn ongekontroleerde verbeelding. Dit zij een waarschuwing: hij is als memorialist in geen enkel opzicht betrouwbaar. Hij ziet alles door misvormende spiegels, door holle en bolle glazen, waarin men uiteindelijk maar één man ziet, reuzegroot: Leon Degrelle die herhaaldelijk het vaderland heeft gered en het steeds zou gered hebben als men hem maar had willen volgen. Al wat hij gezegd of geschreven heeft over zijn eigen leven en handelen mag alleen maar als waarheid aanvaard worden inzover het gestaafd is door bewijzen uit andere bronnen. Niemand, die hem kent, gelooft hem op zijn woord. Hij had daarbij geen enkele gave die de staatsman kenmerkt. In zijn streven naar de macht was hij bezeten door een mateloos ongeduld. Geen sprake van een partij uit te bouwen, kaders te vormen en jarenlang te vechten voor de macht. Het moest rusteloos en roekeloos vooruit, op enkele jaren, door een bestendige agitatie die de massa geen ogenblik rust gunt om zich te bezinnen. Hij wil vooruit, zonder halte, zonder twijfels. Hij was niet vatbaar voor overleg, voor beredenering, voor berekening op lange afstand. Hij stormde vooruit, als een everzwijn uit zijn Ardense heimat. Hij was hierbij sterk door zijn groot zelfvertrouwen. Toen ik hem, een paar dagen voor de Van Zeeland- | |
[pagina 148]
| |
verkiezing, waarschuwde voor roekeloze besprekingen die hij, in het holst van de nacht en zonder bescherming, ging houden met afgescheurde kommunisten in de buitenwijken van de stad, antwoordde hij mij, eenvoudigweg ontwapenend: ‘j'ai foi en mon étoile’Ga naar voetnoot(55). Het Verdinaso blijft tot de geschiedenis van de Vlaamse Beweging behoren, ook nog na de eerste marsrichting van Van Severen: het is een aspekt van de Vlaamse gedachte, het bundelt hoofdzakelijk Vlaamse krachten. Dat is niet het geval voor Rex en Degrelle, maar wij vonden het toch nodig zijn beweging hier meer uitvoerig te behandelen en ze in te schakelen in een geschiedenis van de Vlaamse Beweging, omdat de politiek van Rex ook een ogenblik die van het v.n.v. heeft bepaald en omdat Rex in zekere kringen in Vlaanderen ook vlaamsgezinde aanhang heeft gekregen. Daarbij beheerste Degrelle vanaf januari 1936 de komende verkiezingen door zijn niets of niemand ontziende, soms zeer hatelijke, aanvallen tegen vooraanstaande politici vooral in de twee konservatieve partijen, de katolieke en de liberale, in zijn blad Le Pays Réel (eerste nr. op 3 mei 1936), tevoren reeds in zijn pamfletten. Het eerste van deze schotschriften was gericht tegen de bovengenoemde staatsminister Segers. De titel ervan geeft ook de inhoud weer: J'accuse M. Segers. J'accuse le ministre Segers d'être un cumulard, un bankster, un pillard d'épargne et un lâche (z.pl. z.j., 32 blz.). Hij kondigde in dit eerste pamflet, zijn aanvallen aan tegen Gast. Philips, Fr. Van Cauwelaert, Al. Van de Vyvere, Alf. Rapport, Alb. Carnoy, Frans Brusselmans... Al de modder, al het vuil uit de vorige jaren kwamen naar boven en de stank ervan moest de massa aanzetten afkerig te worden van de witgekalkte graven om Rex te volgen, Rex dat de symbolische bezem in de mast voerde. Wij zullen Degrelle op deze weg niet volgen. Wij vermelden alleen dat hij inderdaad op 6 maart 1936 ook Van Cauwelaert aanviel die zich heftig verweerdeGa naar voetnoot(56). Onder de politici die door Degrelle wer- | |
[pagina 149]
| |
den aangevallen, waren er een paar die geruisloos uit de politiek verdwenen. De meesten weerden zich hardnekkig en verscheidenen spanden een proces in tegen Degrelle. Het ongeluk wilde echter dat de eerste uitspraak van de rechtbank, in het proces Segers c/ Degrelle op 8 mei 1936, een striemende afstraffing werd voor de aanlegger Segers. Degrelle jubelde alsof hij over heel de linie en tegen allen in 't gelijk gesteld was. Hij ontwikkelde op dat ogenblik een fantastische propagandistische aktiviteit in de verkiezingsstrijdGa naar voetnoot(57). En men ging die strijd in met een programma waarvan de parlementaire fraktieleider van Rex later getuigde dat het was ‘un programme d'autant plus généreux que nous l'avions laissé dans un vague extrêmement prudent’Ga naar voetnoot(58). Over heel het land weerklonk de kreet: Rex vaincra! Alle partijen vroegen zich bezorgd af wat het zou geven. Ook de Vlaamse nationalisten. Vooraleer ons met de nadere gegevens over deze verkiezingen bezig te houden is het echter nodig op onze stappen terug te keren en te zien hoe de toestanden zich ontwikkeld hadden bij de Vlaamse nationalisten en bij de vlaamsgezinde aanhangers van het Vlaams Belgicisme. |
|