Vijfentwintig jaar Vlaamse Beweging
(1969)–H.J. Elias– Auteursrechtelijk beschermd10. De Oude Kamer (1918-1919)Wij willen thans, op de achtergrond van deze anti-Vlaamse agitatie en van dit wederoplevend flamingantisme, de evolutie schetsen van de parlementaire strijd en de daarmede samenhangende politieke problemenGa naar voetnoot(136). De Vlaamse impuls is in deze jaren inderdaad beslist niet uitgegaan van de regering of de partijen aan het bewind. Niet de politiek heeft het Vlaamse leven bepaald, maar omgekeerd. In de jaren die volgen zal dan verder | |
[pagina 257]
| |
de tegenstelling tussen de flamingantische wil en de flamingantische politieke onmacht tot een scherpe krisistoestand leiden. Van het vooroorlogse parlement was in Vlaams opzicht niets te verwachten. Het zal niet lang onze aandacht vragen. Deze Kamer heeft haar overgangstaak vervuld en gedaan wat men ervan verwachtte: op 9 mei 1919 kon de wet uitgevaardigd worden die, met het oog op de aanstaande verkiezingen, het zuiver algemeen stemrecht op 21-jarige leeftijd invoerde. Op Vlaams gebied was het initiatief van de regering beperkt tot de oprichting van een kommissie ‘belast met de studie over de inrichting van een overgangsregime, dat aan de studenten die het zullen aanvragen, moet toelaten hun studiën in 't Vlaams aan te vangen in de fakulteiten en Bijzondere Scholen voor Burgerlijke Genie en van Kunsten en Manufakturen der Universiteit Gent’Ga naar voetnoot(137). Deze kommissie stelde aan de regering voor de Vlaamse leergangen, waarvoor professoren beschikbaar waren, met november 1919 in te richten. Er kwam niets van terecht. Wel werd door minister A. Ruzette een wetsontwerp ingediend tot oprichting van een Vlaamse Hogere Landbouwschool. Dit werd door de Kamers aangenomen, met de bepaling dat deze zou gevestigd worden in Gent. Met de universiteit had deze school niets te makenGa naar voetnoot(138). Op het vlak van het parlementair initiatief gaat de aandacht verder alleen nog naar de grote interpellatie der drie Van's (Van de Vyvere, Van de Perre, Van Cauwelaert) die van 14 tot 22 mei 1919 doorging en die sterk de openbare opinie in Vlaanderen beroerde, als een voorteken van de Vlaamse wil tot voortzetting van de strijdGa naar voetnoot(139). Aanleiding ertoe was het verbod om een reeks Vlaamse boeken nog verder door de Spoorwegen te laten vervoeren, o.a. de gedichten van Rodenbach en de Kritiek der Vlaamse Beweging van Aug. Vermeylen. De aanval werd ingezet | |
[pagina 258]
| |
door Al. Van de Vyvere die een uiteenzetting gaf van het Vlaams programma. Hij stelde dit voor als volgt: - de nationale eenheid is niet onverenigbaar met decentralizering, met specializatie van de diensten, met het in 't leven roepen van bijzondere taalregimes voor elk van de territoriale distrikten of eenheden; - vernederlandsing van de universiteit te Gent; - in de administratie uitvoering van een decentralizering van het taalregime, zodat ieder gewest een bestuurlijke eenheid uitmaakt. De centrale administratie dient tweetalig te zijn, waarbij een verplichte tweetaligheid van het personeel moet vervangen worden door een specializatie der diensten; - in het leger gewestelijke aanwerving en indeling, met het Nederlands als voertaal, doch - volgens zijn eigen opvatting althans - met vrije taalkeus voor de milicien. De redevoering van Van de Vyvere was een klare formulering van de minimumeisen van de Vlaamse Beweging. De oud-minister had zijn uiteenzetting betrekkelijk rustig kunnen doen. Toen Dr. Van de Perre, die vooral handelde over de wantoestanden in het leger tijdens de oorlog, aan het woord kwam, werd hij voortdurend en heftig onderbroken. Tijdens zijn spreekbeurt kwam het tot een fel incident tussen Van Cauwelaert en de Waalse socialist Hubin. Naar aanleiding van het berucht geworden memorandum aan de Engelse konsul, verweet Hubin aan Van Cauwelaert de misdaad te hebben begaan de tussenkomst van een vreemde regering te vragen in een nationale kwestie. Van Cauwelaert stelde zich heftig te weer. Als derde spreker had hij het hoofdzakelijk over de praktijken van de Belgische Veiligheidsdiensten, maar zijn rede werd in grote mate een zelfverdediging. Aan te tekenen valt dat, bij de behandeling van het probleem van de vernederlandsing der besturen, Van Cauwelaert verklaarde, dat de Vlamingen de eersten zouden zijn om te eisen dat de rechten van alle burgers zouden geëerbiedigd worden en dat wie gebruik wilde maken van de Franse taal ook dit recht zou hebben. De interpellanten vonden weinig of geen steun buiten de vlaamsgezinden in de eigen partij. Zij werden ervan verdacht uitsluitend elektorale doeleinden na te streven. Van socialistische Vlaamse zijde kwam alleen Debunne (arr. Kortrijk) tussen om te verklaren dat hij wel partijganger was van een Vlaamse universiteit, maar met behoud van de bestaande franstalige in Gent. Bij de Waalse socialisten toonde alleen Troclet enig begrip. Hij verklaarde geen oplossing te zien ‘buiten een algemene en bestuurlijke hervorming, die steunen moet op het zelfbestuur van beide grote gewesten en op de beginselen der demokratie’. Men vindt in de andere Waalse reakties | |
[pagina 259]
| |
reeds de kern weer van de Waalse socialistische houding in de volgende jaren: ze aanvaarden wel, dat de Vlaamse Beweging in haar wezen demokratisch is en dus rechtvaardig, maar zij willen geen afbreuk doen aan het unitaristische België, zijn verblind door hun Frans kultuur-imperialisme en vrezen voor de minorizering van WalloniëGa naar voetnoot(140). Eerste minister Delacroix vond dat alles goed was en dacht dat er alleen nog maar geleidelijk een Vlaamse hogeschool moest komen naast de bestaande Franse in Gent. Het debat werd besloten met de aanneming van een nietszeggende motie: de meeste vlaamsgezinden stemden tegen. Van Cauwelaert reageerde zijn woede af in De Standaard (27 mei). De regering - schreef hij - heeft voor ons afgedaan. Ze veroordeelde de door ons voorgestelde vernederlandsing als onverenigbaar met de eenheid van België, ‘ze heeft de oorlog aan het Vlaamse volk verklaard’. Ze heeft zich schuldig gemaakt aan woordbreuk, want wat in de Troonrede staat is niet voor een dubbele uitleg vatbaar. Mannen van Vlaanderen, het woord is nu aan u... |
|