Vijfentwintig jaar Vlaamse Beweging
(1969)–H.J. Elias– Auteursrechtelijk beschermd11. De politieke ontwikkeling (1918 - 16 nov. 1919)Van Cauwelaert deed een beroep op het Vlaamse volk. Twee nieuwe politieke verschijnselen vergen op hetzelfde ogenblik onze aandacht in verband met de voorbereiding van een Vlaamse politieke aktie. Het eerste is de mislukte poging om alle vlaamsgezinde krachten te bundelen in een Algemeen Vlaams Verbond op grond van een minimumprogramma. Het tweede is het ontstaan van een zelfstandige Vlaamse partij, waarvan de kern gevormd werd door de oude frontbeweging met twee hoofdmotieven: de zelfstandigheidsgedachte (‘zelfbestuur’) en de godsvrede. Reeds op 27 nov. 1918 had te Brussel, onder voorzitterschap van Aug. VermeylenGa naar voetnoot(141), een vergadering plaats van passieven, waarop beslist werd, in overeenkomst met het Vlaams-Belgisch Verbond tijdens de oorlog gesticht, over te gaan tot een federatie van Vlaamse kringen ten einde de strijd voort te zetten. Begin december werd in deze zin een oproep gericht tot alle vlaams- | |
[pagina 260]
| |
gezinden van de gematigde richtingGa naar voetnoot(142). Begin januari 1919 kwam een Vlaams Fonds tot stand om het nodige geld in te zamelen voor de propaganda. In maart 1919 beweerde het Verbond al de toetreding van 70.000 leden ontvangen te hebben. Op 6 juli 1919 werd in Brussel tot de formele oprichting overgegaan van een Algemeen Vlaams Verbond met het minimumprogramma als aktie-basis. Tot het hoofdbestuur ervan behoorden Dr. Van de Perre, Dr. Gust. Borginon, Julius Hoste, A. Vermeylen, Em. Vliebergh, H. Van Tichelen, Maur. Sabbe, F. Toussaint en Jef MennekensGa naar voetnoot(143). Nog vóór het Verbond officieel tot stand gekomen was, stootte het op de tegenstand van de vlaamsgezinde bisschop van Luik, Mgr. Rutten. Deze veroordeelde de bond als neutraal en gaf de raad over te gaan tot de oprichting van katolieke Vlaamse bonden. Wat het programma van het Verbond betreft, maakte de bisschop voorbehoud in het vraagstuk van de volledige uitsluiting van het Frans als voertaal in het middelbaar onderwijs. Ook inzake de legerkwestie wilde hij afwachten of de overheid hier tot geen billijke oplossing kon komen. Frans Van Cauwelaert nam de verdediging op zich van het Verbond, in een open brief gericht aan Mgr. Rutten. Er was hier, volgens hem, een misverstand in het spel. ‘De bedoeling van het Algemeen Vlaams Verbond is op de eerste plaats om door alle Vlaamse verenigingen, die het beginselprogram van het Verbond aanvaarden, afgevaardigden te doen kiezen, die op hunne beurt ene voldoende gezaghebbende vertegenwoordiging van de Vlaamse gedachte zullen samenstellen om de onmiddellijke en praktische doeleinden en formulen te bepalen, naar welke de Vlaamse Beweging in al hare vertakkingen zich zal richten’. Onder deze voorwaarden bleven de aangesloten verenigingen volledig zelfstandig en vielen de bezwaren van Monseigneur weg tegen zijn onzijdigheid. Van Cauwelaert begroette van zijn kant met vreugde de stichting in Limburg van een Katoliek Vlaams Verbond en sprak verder de hoop uit, dat de ervaring zou bewijzen dat er geen bezwaren konden rijzen tegen de volledige vernederlandsing van het middelbaar onderwijsGa naar voetnoot(144). In zijn elfde-juliartikel in De Standaard | |
[pagina 261]
| |
deed Van Cauwelaert een warme oproep tot aansluiting bij het Verbond. Dit Algemeen Vlaams Verbond heeft in geen enkel opzicht de taak vervuld die Van Cauwelaert omschreven had in zijn open brief aan Mgr. Rutten. Het heeft nog enkele jaren stand gehouden en van tijd tot tijd een teken van leven gegeven door het aannemen van een motie, maar het werd geen politieke machtGa naar voetnoot(145). Op de vooravond van de verkiezingen van 16 nov. 1919 gaf het een klein pamflet uit (Aan den Vlaamschen Kiezer, 7 blz.) om zijn programma bekend te maken, om iedereen aan te zetten te strijden in zijn eigen partij en alleen zijn stem te geven aan de kandidaten die eerlijk en voluit het Vlaamse recht verdedigden. Tot een bestendige organisatie en een werkelijk politiek overleg buiten en boven de partijen is het nooit gekomen. Wij kunnen gerust dit Algemeen Vlaams Verbond als een mislukt experiment afschrijven.
De Vlaams-nationalistische partij, genaamd het Vlaamse FrontGa naar voetnoot(146), heeft daarentegen een rol van niet te onderschatten betekenis gespeeld in de ontwikkeling van de Vlaamse Beweging tussen beide oorlogenGa naar voetnoot(147). Ze is zonder twijfel rechtstreeks ontstaan uit de frontbeweging, al lag het wis en zeker niet in de bedoeling van de leidende elementen aan het front om na de oorlog een nieuwe politieke partij te stichten. Het is zelfs zeer twijfelachtig of, begin 1919, toen overgegaan werd tot een groepering van de Vlaamse elementen die de zelfstandigheidsgedachte als banier droegen, het de opzet van de voormannen was deze beweging te doen uitgroeien tot een werkelijke partij. Reeds zeer vroeg zijn, op het plaatselijk vlak, kontakten ontstaan tussen aktivisten en frontsoldaten. De sporen van deze eerste samenwerking zijn moeilijk te achterhalen, omdat deze eerste aktie nog in het duister moest geschieden en de deelnemers zich elke dag aan arrestatie blootstelden. Wij hebben, in dit verband, reeds gewezen op de arrestatie van de Jonge Wachters te Gent. Ook te Antwer- | |
[pagina 262]
| |
pen greep de Veiligheid van de Staat in. Al in december 1918 kwamen enkele jonge aktivisten weer bijeen om te beramen hoe men de Vlaamse aktie zou kunnen voortzetten. Hun eerste kontaktman met niet aktivisten was Mr. H. Picard, tijdens de oorlog geïnterneerd in Nederland. De deelnemers aan deze tweede vergadering werden verklikt en door de Veiligheid verhoord. Na korte tijd hadden opnieuw vergaderingen plaats waar wij voor de eerste maal frontsoldaten ontmoeten, nl. Anton Van Gelder waarvan de broeder, Frans, student geweest was aan de Vlaamse universiteit. Anton had deel uitgemaakt van de frontbeweging. Langs hem om duidde de legerleiding de man aan die te Antwerpen belast werd met de oprichting van het Vlaamse Front. Dat was Herman Van Puymbrouck die de hele oorlog had doorgebracht in Frankrijk. Het heeft dan nog weken geduurd vooraleer het Vlaamse Front naar buiten kon optreden. Op 30 maart 1919 kondigde Ons Vaderland aan, dat waarschijnlijk reeds de volgende week een bestendig, voorlopig sekretariaat van het Vlaamse Front zou geopend worden. Dit was inderdaad het geval. Op 14 april had dan de officiële stichting plaats. Toen op zondag 4 mei een algemene vergadering plaats vond en er een motie werd aangenomen tegen de willekeurige afzetting van tal van ambtenaren en bedienden, luidde de aanhef ervan: ‘de Vlaamse soldaten deel uitmakend van het Vlaamse Front...’. Een eerste meeting werd gehouden op zondag 1 juni 1919 in de zaal Apollo, met als sprekers, onder voorzitterschap van Herman Van Puymbrouck, Staf De Clercq, de houthakker Pol Davidts en Ir. Marc. Steenbrugghe die aangekondigd werd als voorzitter van het Vlaams-Belgisch Verbond in Sheffield tijdens de oorlog. Wij zien hoe sterk in dit alles het oud-strijderselement werd op de voorgrond geschoven. Dit gebeurde ook nog op andere plaatsen. Wij vinden, parallel met de ontwikkeling in Antwerpen, het hele land door voorbereidende- of stichtingsvergaderingen. Te Aalst sprak, op 27 maart, oud-strijder Jef De Winter, op een vergadering van een Kristen Vlaams Verbond, over de eis tot zelfbestuur. In het Pajottenland had einde april een bijeenkomst plaats te Ternat, waar Staf De Clercq en H. Borginon optraden als redenaars en beslist werd, dat er een Vlaamse frontvereniging zou worden gesticht. In Gent had op 2 juni een vergadering plaats van het Algemeen Vlaams Verbond waarop besloten werd toe te treden tot het Vlaamse Front en voortaan op te treden als Gentse tak ervan. Te Brugge had de eerste vergadering plaats op 15 juni. Te Brussel had op 22 juni de stichting plaats van de tak Brussel en | |
[pagina 263]
| |
omgeving (sprekers: P. Finné, Ad. De Beuckelaere, Staf De Clercq en een houthakker). Te Mechelen had de stichting plaats op 20 juli, te St. Niklaas op 14 augustus. Daar zou de vergadering alleen bijgewoond zijn door soldaten en oud-soldaten. In hoever reeds van een organizatie en centrale leiding kan gesproken worden is al bij al niet erg duidelijk. Wanneer het Vlaamse Front als dusdanig gesticht werd, is ons evenmin duidelijk. Een redakteur van Ons Vaderland (1-2 jan. 1920) vond in zijn notitieboekje, voor de maand januari 1919, de stichting van het Vlaamse Front te Gent, door elf personen. In een oproep voor een vergadering die te Antwerpen diende plaats te hebben de 30ste aug. 1919, worden als de leiders van het Vlaamse Front genoemd: H. Borginon, politiek leider van Ons Vaderland, Ad. Debeuckelaere, hoofdsekretaris en Herman Van Puymbrouck, voorzitter van de Antwerpse tak. Wij hebben er reeds de aandacht op gevestigd hoe de nieuwe groepering aansloot bij de frontbeweging en er ook een beroep op deed. Dit is niet alleen zichtbaar in de leiding van de partij en in haar uiterlijke manifestaties, doch ook in het dagblad Ons Vaderland ‘tolk van het Vlaamse Front’ en in een reeks publikaties van Ons Vaderland, uitgeverij. Het blad maakt nog zeer sterk de indruk een oud-soldatenblad te zijn. Tussen de publikaties die in 1919 verschenen treffen wij o.a. aan de Open Brieven van de Vlaamsche Frontpartij in het jaar 1917, de Stemmen der Vlaamsche Dooden aan den IJzer (door Verschaeve eerst gepubliceerd in Ons Vaderland) en een nieuwe uitgave van de Catechismus van den Vlaamschen Nationalist, insgelijks van Verschaeve. Het is, vanaf januari 1919, in verschillende artikelen van Ons Vaderland duidelijk af te lezen dat het de bedoeling was een nieuwe partij te stichten. Wij vestigen in dit verband vooral de aandacht op een drietal artikelen: op 15 jan., op 1-3 april (tegen Van Cauwelaert) en op 27 april. In het artikel van 1 april, gericht tegen een artikel van Van Cauwelaert, in De Standaard, over de Vlaamse Beweging in verband met de partijpolitiek, stelt de schrijver die zijn opstel ondertekent IJzer (pseudoniem van wie tijdens de oorlog schreef als woordvoerder van de Legerleiding) de eis tot vorming van één partij, een zuiver Vlaamse die de verovering van de Vlaamse volksrechten vooraan op haar programma zou zetten. Zoals voor het vraagstuk zelfbestuur, dienen ook hier alle vooraanstaande Vlamingen hun keus te doen. Van Cauwelaert schijnt er een te hebben gedaan en ‘het is een ontgoocheling voor zijn verkleefdste vrienden’ die nochtans blijven hopen dat het slechts een voorlopige is, omdat de steller ervan overtuigd is | |
[pagina 264]
| |
dat Van Cauwelaert ‘het Vlaamse leger niet in den steek zal laten’. Reeds op 3 mei verscheen in Ons Vaderland, in de Antwerpse kroniek, een oproep om bij de aanstaande verkiezingen onafhankelijke Vlaamse en demokratische lijsten voor te dragen. Tijdens de interpellatie der drie Van's (14-22 mei) kondigde Van de Perre aan, dat de frontpartij in verschillende arrondissementen eigen kandidaten zou voordragen bij de eerstkomende verkiezingen. In Ons Vaderland waren toen sedert verschillende weken reeds, toetredingsformulieren afgedrukt met het programma waarop de leden zich verbonden: - een zuiver Vlaamse partij, buiten alle bestaande groepen om; - het doel van de partij: een betere ordening van het staatsleven op grondslag van zelfbestuur; - deze gedachte van de zelfstandigheid moet tot stand komen in de wetgeving (de Vlaamse aangelegenheden beredderd door de Vlamingen alleen), in het bestuur (de uitvoerende macht toevertrouwd aan ministers en beambten die rechtstreeks van de Vlaamse volkswil afhangen); - een Vlaams nationaal onderwijs, met om te beginnen de onmiddellijke vernederlandsing van de Gentse Universiteit; - de volledige vernederlandsing van het gerecht; de oprichting van Vlaamse regimenten met gewestelijke indeling. Het ware verkeerd de stichting van deze Vlaams nationale partij, die de bestaande politieke of wereldbeschouwelijke tegenstellingen in Vlaanderen wilde overbruggen, te zien als een voortijdige doorbraak van wat men in onze dagen de politieke ‘verzuiling’ genoemd heeft. Dit wordt duidelijk door een nader onderzoek van het begrip godsvrede dat mede aan de basis lag van de nieuwe partij en gezien werd in het licht van een terugkeer naar de oude partijen. Volgens H. Borginon zou zijn houding alsdan ingegeven zijn door het voorbeeld van de groep van de Justice Sociale van H. Carton de Wiart, in de strijd om de katolieke partij te veroveren voor de kristen-demokratieGa naar voetnoot(148). In het boven-genoemde artikel van IJzer (1 april) wordt zeer duidelijk gewezen op het tijdelijk karakter van de nieuwe partij: wij prediken geen onzijdigheid ten opzichte van zedelijke of godsdienstige overtuigingen, ‘wel de godsvrede onder de Vlamingen, totdat de gevaarvolle samenzwering tegen het voortbestaan van onze volkseigenaardigheid voorgoed zal verijdeld zijn door de verovering van zelfbestuur’. In een hoofdartikel over Godsvrede (Ons Vaderland, 5 mei 1919) werd hier nogmaals het aksent op gelegd: het | |
[pagina 265]
| |
is maar een tijdelijk verbond, ‘een voorlopig samenstrijden’. In het uitvoerig kiesprogramma van het Vlaamse Front, werd godsvrede als eerste punt vooropgezet, doch met de duidelijke verklaring, dat het maar een tijdelijke voortzetting was van een godsvrede die de bestaande status-quo wilde behouden. De bedoeling bij de eerste stichters van de nieuwe partij was dus blijkbaar tot de vorming te komen van een voorlopig Vlaams front om het onontbeerlijke middel tot verovering van het Vlaamse rechtsherstel te bereiken nl. zelfbestuur. De zelfstandigheidsgedachte is de kern van de nieuwe partij. De omschrijving ervan was duidelijk genoeg om voor politiek-denkende mensen een principieel onderscheid te vormen met het Vlaams Verbond. Dit was voor vele, radikaal vlaamsgezinden, nog niet het geval. Wij zullen verder kunnen vaststellen dat deze vlottende toestand nog maanden lang heeft bestaan en men daarbij op Dr. Van de Perre rekende als bemiddelaar. Er werden ook tussen de leiders van het Vlaamse Front (Debeuckelaere-Borginon) en de feitelijke leiders van het Algemeen Vlaams Verbond (Van Cauwelaert en Hoste) in de loop van de maand augustus 1919 besprekingen gevoerd over een mogelijk, gezamenlijk optreden bij de verkiezingen. Van Cauwelaert bood aan Debeuckelaere en Borginon verkiesbare plaatsen aan op de katolieke lijsten. De uitgenodigden waren bereid op dit aanbod in te gaan, zij verklaarden zich ook bereid in de Kamer de partijdiscipline bij de stemmingen te aanvaarden, maar zij stelden daarbij als voorwaarde dat het Vlaamse Front het recht zou behouden verder propaganda te maken voor zelfbestuurGa naar voetnoot(149). Dit was voor Van Cauwelaert niet aanvaardbaar omdat het rechtstreeks indruiste tegen zijn eigen opvattingen en bedoelingen. Het Vlaamse Front zou dus afzonderlijk opkomen bij de aanstaande verkiezingen. Dit betekende nog geen volledige breuk met de Vlaamse Belgicisten, zoals de aanhangers van het minimumprogramma later zullen genoemd worden, in tegenstelling tot de Vlaamse nationalisten. Naar aanleiding van een spreekbeurt te Antwerpen, waar Van Cauwelaert zelfbestuur had verworpen, schreef Ons Vaderland in een hoofdartikel, dat de twee voornaamste vleugels van het Vlaamse leger niet tegen elkaar mochten opgesteld staan. Ze moesten zijde aan zijde strijden en ‘alles wat de broederlijke verstandhouding voor goed belemme- | |
[pagina 266]
| |
ren kon, worde uit de weg geruimd’Ga naar voetnoot(150). Wij vinden dezelfde geest weer in het hoofdartikel (2 okt.) over de aanstaande verkiezingen: ‘nu staan daar nog Vlaamse Front en Vlaams Verbond neven mekaar, maar de verkiezingen kunnen zo uitdraaien en de eendrachtige werking in het parlement zal wel mee daartoe bijdragen om de twee kampen in nauwer voeling te brengen met mekaar’Ga naar voetnoot(151). Doordat deze stemming nog een tijd bleef bestaan na de verkiezingen van 16 nov. 1919, is het dan ook pas twee jaar later, in nov. 1921, dat het Vlaamse Front (de ‘frontpartij’) als definitief gevestigd kan beschouwd worden. Intussen was er voor het Vlaamse Front geen andere uitweg dan te kapituleren, of zelfstandig op te treden bij de verkiezingen. De frontleiding verkoos het laatste. In gesloten gelederen van fronters en aktivisten die niet al te zeer aangebrand waren, zou dit niet kunnen gebeuren. F. De Pillecyn was reeds overgegaan naar de redaktie van De Standaard, Gustaaf Sap werd kandidaat op de katolieke lijst in Roeselare-Tielt, Leo Vindevogel, een zeer vooruitstrevend en radikaal flamingant aan het front, stond op de lijst der katolieke partij te Oudenaarde-Ronse; de ex-gandavensis Arth. Mulier had zich aangesloten bij de katolieken en zijn medestudent L. Craeybeckx zou dit later doen bij de socialisten. Op de katolieke lijsten kwamen op verscheidene plaatsen oud-strijders op, bekend om hun vlaamsgezindheid. Het Vlaamse Front stond nog zonder werkelijke organizatie, zonder geld en meestal zonder kandidaten. Het werd een zoeken naar bondgenootschappen. Te Antwerpen was dit niet nodig: men voelde er de wind in de zeilen. Op 30 augustus 1919 had een grote meeting plaats in El Bardo, een bekende Antwerpse zaal in het centrum van de stad. Van Puymbrouck, Debeuckelaere en Borginon voerden er het woord, terwijl namens Turnhout ook een kort woord werd gesproken door Jos. Strijckers. Er werd een motie aangenomen met eenparigheid van stemmen op negen na, dat het Vlaamse Front zou opkomen overal waar de toestand daartoe gunstig was. Een paar dagen tevoren (28 sept.) had Debeuckelaere gesproken op een provinciaal kongres in Gent, waarop beslist werd over de hele provincie kartel te vormen met de kristen-demokraten (Daensisten). Te Brussel, waar de Katolieke Vlaamse Bond met de associatie zou dienen te breken, had Borginon reeds vóór 15 augustus een samenwerking met het Vlaamse Front voorgesteld, op basis van | |
[pagina 267]
| |
het behoud van de zelfstandigheid van elke groepGa naar voetnoot(152). Uiteindelijk kwam er niets van terecht. De afgescheurde Vlaamse katolieken zouden er zelfstandig opkomen onder de naam van Kristene Volkspartij, met als kopman Em. Van Dievoet. Te Antwerpen voerde Debeuckelaere de lijst aan van de frontpartij; te Mechelen fungeerde Anton Van Gelder, uit Antwerpen, als lijsttrekker; te Brussel was Staf De Clercq eerste kandidaat en te Leuven de houthakker Pol Davidts; in Oost-Vlaanderen stond Borginon op de tweede plaats te Aalst en was Boud. Maes eerste kandidaat te Gent. Het Vlaamse Front kwam aldus overal op in Antwerpen, Brabant en Oost-Vlaanderen. In West-Vlaanderen werd het een ongelukkige geschiedenis. Men kwam op te Brugge en te Oostende. Te Ieper werd een kartellijst gevormd met Alb. Pil als kandidaat van het Vlaamse Front. In Roeselare-Tielt en in Kortrijk was er geen lijst. Ook in Limburg was het Vlaamse Front niet opgekomen. Onder deze zeer ongunstige omstandigheden werd de strijd aangebonden in een vrij korte verkiezingscampagne. |
|