Vijfentwintig jaar Vlaamse Beweging
(1969)–H.J. Elias– Auteursrechtelijk beschermd7. Het uur van Vlaanderen?Naar aanleiding van de aktie van de frontbeweging werd later de vraag gesteld: liet men ‘het uur van Vlaanderen’ niet onbenut voorbijgaan? Heeft men, door kortzichtigheid of bij gebrek aan durf, een unieke kans niet laten voorbijgaan om een einde te maken aan de sukkelgang van de Vlaamse Beweging en een duurzame basis te leggen voor het Vlaamse rechtsherstel? In een dubbel opzicht werd de vraag gesteld. De enen zagen ‘het uur van Vlaanderen’ tijdens de oorlog, aan het front; de anderen onmiddellijk daarna, toen de soldaten nog de wapens in de hand hadden | |
[pagina 152]
| |
om hun recht af te dwingen. Laten wij nog even bij deze twee aspekten blijven stilstaan. De eerste thesis vond haar vertolking in de roman van Ivo Draulans (= Joz. Simons) Eer Vlaanderen vergaatGa naar voetnoot(68). De held van het boek verdedigde de stelling: ‘wij moeten overleg plegen met Borms, om hier en ginder een gelijklopende lijn te volgen en, in verstandhouding met elkaar, samen handelend op te treden’. Het argument dat een dergelijk optreden het front voor de Duitsers zou openstellen en dat het gevaar voor een Duitse opslorping nog groter was dan het Franse, beantwoordde hij met toe te geven dat dit inderdaad zou juist geweest zijn, indien Duitsland de oorlog nog kon winnen. Dit was, volgens hem, uitgesloten. Indien Frankrijk zegevierde was Vlaanderen echter verloren. Maar het kon een vrede door vergelijk worden en daar kon, zoals Borms en de aktivisten dachten, Vlaanderen dan tegenwoordig zijn. Eer Vlaanderen vergaat is een roman. Het is fiktie, maar de auteur, die in de frontbeweging stond, heeft in het woord vooraf bij de eerste uitgave (1927), dan toch zelf positie gekozen waar hij schreef: ‘Vlaanderen heeft de sprong niet gewaagd... Het ogenblik is voorbij... intuïtief komt men, met de held van dit boek, tot het inzicht dat dit “het moment” was, het historisch moment in zijn kamp voor zelfstandigheid, dat Vlaanderen kortzichtig en begoocheld heeft laten voorbijgaan’. Wat valt hierover, in het kader van de historische gegevens, te denken? De weergegeven stelling - Draulans laat evenwel ook de andere klok horen - is die van de radikale elementen in de frontbeweging die aanleiding gaven tot de zending van Charpentier. De voorgestelde politiek nochtans ging de krachten van de frontleiding te boven, ook indien deze het zou gewild hebben. Laten wij eerst vaststellen, dat deze radikale vleugel niet zo ver ging als de Tsjechische revolutionairen. Er is nergens en op geen enkel ogenblik sprake geweest van een omkeren der kanonnen, van een Vlaams leger dat zou militaire steun verlenen aan de Duitsers. Een dergelijke hypothese was, zonder enige diskussie, uitgesloten. Een andere vraag is, zoals reeds gezegd, of de front- | |
[pagina 153]
| |
beweging sterk genoeg was om op een bepaald punt een bres te openen voor de Duitse legers bij hun lenteoffensief ten einde een suksesrijke opmars naar Duinkerken en Kales mogelijk te maken en aldus de kans te scheppen voor een Duitse overwinning of een vrede door vergelijk waarbij, door de invloed van Duitsland, ook Vlaanderen zijn recht op zelfbestuur zou veroverd hebben. Wij geloven dat, in april-juni 1918, de frontbeweging inderdaad invloed genoeg had op de frontsoldaten om met sukses een dergelijk wachtwoord door te geven, niet op grond van het Vlaams radikalisme van de soldaten, maar op grond van hun oorlogsmoeheid en de vrees voor een moorddadig Duits offensief op het eigen front. De frontleiding heeft dit wachtwoord niet gegeven en de zgn. ‘sprong niet gewaagd’. Waarom? Eenvoudig omdat een dergelijke handelwijze regelrecht indruiste tegen de geest van de overgrote meerderheid der aanhangers van de beweging en ook tegen de opvattingen van het leidend kader over de taak van de beweging na de oorlog. Het ging in tegen de geest van de beweging. Gegroeid uit de Rodenbachse traditie, zoals die vernieuwd werd door de kring Amicitia, was het ideaal van deze beweging wel het a.v.v./v.v.k., maar dit betekende voor de meesten geen tegenstelling tot België. Het parool luidde ‘Voor Vlaanderen en België’ of ‘voor Vlaanderen eerst’ en slechts bij de radikaalsten ‘tegen België als het moet’. Wij beschikken over geen volledige verzameling frontbrieven van gesneuvelde soldaten, doch wat wij bezitten van de strijders die begraven werden aan de voet van de IJzertoren, is overtuigend genoeg om dit te bewijzen. Hoe de leidende elementen erover dachten, weten wij. Hil. Gravez, tot elk radikalisme nochtans bereid, vreesde gewelddaden aan het front waarvan de Duitsers zouden gebruik gemaakt hebben om door te breken en het leger in te sluiten. Debeuckelaere en Borginon dachten er niet anders over. Op 1 mei 1917 schreef De Pillecyn in het Limburgsch studentenblaadje over het aktivisme en betwijfelde hij of samengaan met de aktivisten op een Vlaams programma, uit hoofde van taktiek nog wel zou mogelijk zijn na de ontruiming van België. In het oog van de meeste frontleiders was - juist zoals bij de passieven - een Duitse overwinning de grootste van de kwalen waartussen men te kiezen had. Dit is van hun kant geen rechtvaardiging a posteriori. Deze opvatting komt ten volle overeen met de illusievolle verwachting die zij koesterden - en waarvan Verschaeve in 1914 de eerste vertolker was - dat de oud-strijders van de IJzer bij hun terugkeer naar huis de leiding | |
[pagina 154]
| |
van de Vlaamse Beweging zouden in handen nemen. Zij meenden uit de mond van Van Cauwelaert de belofte gehoord te hebben dat hij hen zou volgen en desnoods met hen op de barrikade zou staan! Onder deze omstandigheden is het louter romantische beeldspraak over ‘het uur van Vlaanderen’ te spreken tijdens de oorlog. Voor de geschiedschrijver heeft dat nooit bestaan, omdat, zelfs indien de voorwaarden voor een dergelijke politiek voorhanden waren - wat nog te betwijfelen valt - niet alleen de wil, maar ook de wens ontbroken heeft om er gebruik van te maken in de zin van een Tsjechische politiek. Men heeft, in een andere konjunktuur, gesproken van ‘het uur van Vlaanderen’ bij de wapenstilstand van november 1918. Te Loppem dwingen de socialisten het algemeen stemrecht af. ‘De Vlaamse leider is niet present’ doet Dirk Vansina in zijn biografie van Verschaeve opmerken. Het is niet zeer duidelijk of hier alleen Van Cauwelaert bedoeld werd. Hij spreekt ook over de militaire macht van tachtig procent van het leger. Wij zullen later terugkeren op de rol van Van Cauwelaert. Wij willen het hier alleen hebben over de zgn. militaire macht van de frontbeweging. Ze bestond toen eenvoudig niet. Wij kunnen ons al afvragen in welke mate de organizatie van de frontbeweging een macht betekend heeft aan de IJzer. Volgens zekere gegevens zou die alleen in de 1ste en 2de divisie werkelijk invloed gehad hebben en dan nog maar vooral bij de infanterie. Dit is zonder twijfel de beweging onderschatten, al was die zwak in de derde en de vierde divisie en niet buitengewoon sterk in de vijfde en de zesdeGa naar voetnoot(69). Wij stellen voor deze laatste bijv. vast dat Frans Van der Linden er op eigen hand een studiekring had opgericht. Pas einde 1917, toen de organizatie zich uitgebreid had tot de hele divisie, ontdekte men dat in andere divisies soortgelijke organizaties bestondenGa naar voetnoot(70). Dit schijnt erop te wijzen dat de organizatie van de frontbeweging er onbekend was op dat ogenblik. Bij navraag bij verschillende oud-strijders - van wie er leidend in de beweging stonden na 1918 - werd ons bevestigd dat er in verschillende eenheden aan het front weinig of niets te bespeuren is geweest van Vlaamse agitatie. Dat de frontbeweging einde 1918 machteloos stond was, beslist, een gevolg van de zware verliezen die haar kader geleden | |
[pagina 155]
| |
had bij het bevrijdingsoffensief en van het feit dat de aanhangers ervan thans over een groot gebied verspreid lagen en alle onderlinge verbindingen verbroken waren. De hoofdoorzaak was evenwel dat de gaaf gebleven kern van flaminganten hun greep op de soldaten voorlopig verloren hadden. De tot overlopen bereide defaitist was nu, in menig geval, naar huis teruggekeerd als een ‘miles gloriosus’ die zich niet eens meer kon herinneren dat hij aan de IJzer gemanifesteerd had voor zelfbestuur en Vlaamse regimenten. Ontgoochelend en verlammend werkte daarbij op de leiders van de beweging de vaststelling hoe diep het aktivisme in de openbare mening was gediskrediteerdGa naar voetnoot(71). De frontbeweging was een kernbeweging geweest die haar macht verloor bij de bevrijding. Dit zal het verder verloop van de gebeurtenissen ons bewijzen. Ze had, op het front, zeer veel bijgedragen tot de verbreiding en de groei van de Vlaamse gedachte die er rijpte tot de idee van de zelfstandigheid; ze had deze gedachte van de studentenbeweging uitgedragen naar de eenvoudige volksmens en aldus een bredere grondslag gegeven aan de Vlaamse Beweging. In november-december 1918 was ze geen macht die geweld zou hebben kunnen aanwenden in dienst van recht. Ook hier is ‘het uur van Vlaanderen’ een produkt van de Vlaamse romantiek. |
|