Vijfentwintig jaar Vlaamse Beweging
(1969)–H.J. Elias– Auteursrechtelijk beschermd3. S.K.V.H. en de StudiekringenAls eerste openbare manifestatie van een georganiseerde werking van de Vlaamse studenten aan het front mogen wij de oprichting beschouwen van het s.k.v.h. (Sekretariaat der Katolieke Vlaamse Hoogstudenten). De eerste oproep ervoor verscheen in De Belgische Standaard van 11 febr. 1916. Dit was het resultaat van een lange voorgeschiedenis. Terwijl Gravez werkte aan zijn Heilig-Hartbonden-studiekringen, was Prof. Daels, ook in het begin van 1915, zijn aktie begonnen tegen een steeds verder om zich heen grijpende zedenverwildering en voor de bevordering van meer vakkennis, door de publikatie van brochures zoals Volksfierheid en zijn Lezingen voor de brankardiers der voorlinie. Uit deze | |
[pagina 112]
| |
werken groeide een bundeling van krachten in het s.k.v.h. waarvan Daels als de werkelijke stichter dient beschouwd. Dit Sekretariaat gaf niet alleen Nederlandse doch ook Franse publikaties uit en werkte aldus samen met een Waals s.u.c.w. (Secrétariat des Universitaires Catholiques Wallons)Ga naar voetnoot(9). Er zijn ons zeer weinig gegevens bekend over de aktiviteit van s.k.v.h. buiten zijn publikaties (brochures, de bekende sluitzegels en tekeningen van Joe English, inrichting van biblioteken). Wij stellen vast, dat Paul Vandermeulen, in zijn oproep van 15 maart 1916, in het Limburgsch Studentenblaadje, als adres voor toetreding de bureaus opgeeft van De Belgische Standaard (vermoedelijk voor Daels) en het adres van Hil. Gravez. Wij stellen ook vast dat weldra het s.k.v.h. een eigen plaats inneemt in de bestaande werken tot kulturele verheffing aan het front: Het Boek van den Belgischen Soldaat; de Kommissie tot verzending van Vlaamsche Boeken naar het Belgisch Leger; de werken van De Belgische Standaard. Terwijl in het begin de werking van het s.k.v.h. zich richtte tot alle soldaten, werd de aktie vrij vlug en steeds sterker in het teken gesteld van een aktie voor de hogeschoolstudenten. Daarbij kwam, door de radikaler Vlaamse geest die het s.k.v.h. bezielde, ook een verwijdering tot stand van de zeer gematigde Belgische Standaard. De werking sloot meer aan bij Ons Vaderland en stond in hoffelijke, maar niet steeds hartelijke relaties met Van Cauwelaert en zijn blad Vrij België. Er blijven bij dit alles verschillende punten in het duister. Het is niet uit te maken in welke mate hier zedenadel, hogeschooluitbreiding en Vlaamse propaganda elkaar gevonden hebben, of in hoever s.k.v.h. ook Vlaamse aktie en Vlaamse propaganda heeft moeten dekken. Men heeft het wel eens voorgesteld, alsof de latere frontbeweging gegroeid was uit de radikale vleugel van het s.k.v.h. Dit is wellicht overdreven, maar men kan toch gerust aanvaarden dat het in de s.k.v.h.-kringen is dat, begin 1916, de flaminganten elkaar hebben gevonden. Het s.k.v.h. heeft later, door de zorgen van Prof. Daels, de ontbinding van de studiekringen (11 febr. 1917) overleefd, maar toen was het zwaartepunt van de Vlaamse aktie reeds verlegd naar andere organizatiesGa naar voetnoot(10). Wij zien intussen de bestaande Vlaamse onderstroming hier en daar aan de oppervlakte komen en kunnen ook nagaan hoe de | |
[pagina 113]
| |
vlaamsgezinden elkaar vonden op bijeenkomsten en studiekringen. Het dagboek van Jer. Leuridan geeft ons hier enkele aanknopingspuntenGa naar voetnoot(11). Begin april 1916 maakt hij - zelf nog niet lang aan het front - kennis met Gravez en Firmin Deprez (deze laatste zou in de nacht van 21 mei sneuvelen). Hij ontmoet op 20 april zijn vriend Maur. Geerardijn, die hem allerlei vertelt over Verschaeve, M.E. Belpaire, Pater Callewaert, Jul. Persyn, e a. De volgende dag zit hij de eerste bijeenkomst voor van de pas opgerichte studiekring van zijn bataljon en ontmoet er Karel De Schaepdrijver. Wij konstateren in deze dagen ook de eerste tekenen van een spanning bij de leidende elementen rondom de redaktie van De Belgische Standaard. Een groep frontsoldaten vond (of zocht) een betere spreekbuis in Ons Vaderland, een vlaamsgezind dagblad dat sedert 31 dec. 1914 verscheen in Kales (Calais). Op 27 april 1916 had te Eggewaartskapelle een eerste ontmoeting plaats tussen Pater Peeters en Adiel Debeuckelaere om de houding van beide bladen te bespreken en te trachten tot een regeling te komen. Voorlopig bracht dit niets opGa naar voetnoot(12). Op een vergadering van De Belgische Standaard de 11de mei in De Panne, trad Hil. Gravez op als woordvoerder van de oppositiegroep. Hierop werd ook het probleem besproken van de groeiende zedeloosheid en beslist over te gaan tot de oprichting van studiekringen. Dit wordt ons bevestigd door juffrouw Belpaire, die dit elders een week later stelt (19 mei), op een bijeenkomst waarop naast enkele geestelijken ook Prof. Daels, Dr. J. Verduyn, Ad. Debeuckelaere en Joris Van Severen aanwezig warenGa naar voetnoot(13). Wij hebben hierboven echter gezien dat deze kringen reeds bestonden, aangezien op 21 april Leuridan in zijn bataljon de eerste vergadering ervan voorzat. Wellicht gaat het hier om een meer intensieve en ook meer systematische werking. Wij mogen in dit alles niet te veel metode en systeem zoeken. Het groeide volgens de omstandigheden, volgens persoonlijke initiatieven. Pas in de herfst van 1916 wordt tot de uitbouw overgegaan van een kader der frontbeweging, waarvan de oorsprong zelf niet vast te leggen valt. Het waren zoveel bronnen en riviertjes die een bedding zochten en uiteindelijk werden gekanaliseerd in één richting. Einde mei schijnt Ons Vaderland reeds onder de invloed gekomen te zijn van de meer radikale vleugel die poogde De Belgische | |
[pagina 114]
| |
Standaard voor zijn politiek te winnen. Van een breuk in de Vlaamse rangen kan echter nog niet gesproken worden. Het beste bewijs hiervoor is de kollektieve brief van een groep frontsoldaten, in aug. 1916, aan Frans Van Cauwelaert, die toen zeer heftig aangevallen werd in de franskiljonse pers, om hem geluk te wensen in zijn strijd, met Vrij België, tegen de vlaamshaterij van de XXe SiècleGa naar voetnoot(14). Omstreeks deze tijd, nl. op 15 aug. 1916, werd de vereniging Heldenhulde opgericht om een a.v.v.-v.v.k. kruis aan te brengen op het graf van studenten en oud-studenten en, indien de middelen daartoe voorhanden waren, ook van de volksjongens. De eigenlijke stichter van het werk was J. Verduyn. De oproep Heldenhulde-Heldenfonds werd ondertekend door F. de Pillecyn, J. Guldentops, J. Van Severen, H. D'Haese, R. Vandevelde, H. Gravez, J. Verduyn, A. Debeuckelaere en Fr. DaelsGa naar voetnoot(15). Men heeft het later voorgesteld alsof de stichting het werk zou geweest zijn van Verschaeve met Dr. J. Van Houtte als ondervoorzitter en Joz. Selfschotter als sekretaris. Joe English had, op verzoek van Heldenhulde, twee modellen van kruisjes ontworpen, een Vlaams (met dakje) en een Iers (het Keltisch kruis). Heldenhulde koos het tweede. Einde augustus 1916 kwam een transaktie tot stand tussen de twee groepen die nog steeds aan De Belgische Standaard vasthielden. Onder de aanwezigen op deze vergadering, die plaats had te Pollinkhove op de hoeve van de schoonouders van Dr. Verduyn, vinden wij, onder de leken, o.a. J. Verduyn, Ad. Debeuckelaere, J. Guldentops, Fil. De Pillecijn, Jef Simons, Prof. Daels en Dr. Gravez. Het was echter aalmoezenier V. Van Gramberen die als woordvoerder optrad van de oppositie die wilde dat het blad het werk zou zijn van de ‘denkers op het front’. De transaktie bestond erin dat het blad in de handen zou blijven van de huidige eigenaars, zolang Pater Peeters zijn verbintenissen tegenover de bestaande redaktieraad zou naleven. Tot deze laatste behoorden o.a. Debeuckelaere, Aug. Van Cauwelaert, Dr. Verduyn en Prof. DaelsGa naar voetnoot(16). Enkele weken later had een belangrijke bijeenkomst plaats: | |
[pagina 115]
| |
Frans Van Cauwelaert, die zijn gewonde broeder een bezoek bracht in Hofstade, was ter gelegenheid hiervan ook in Ste Adresse geweest (bij Le Havre en zetel van de Belgische ministeries) waar hij een onderhoud had met de Vlaamse ministers, in verband met de Vlaamse hogeschool. Hij had op 25 sept. een onderhoud met Koning Albert en, de dag daarna, op de villa ‘Ma Coquille’, een bespreking met verschillende Vlaamse voormannen aan het front. Waarschijnlijk is het deze samenkomst die Prof. Daels bedoelde, toen hij in 1928, op het negende kongres van de Katolieke Vlaamse Landsbond, Van Cauwelaert scherp aanviel. Hij beweerde dat Van Cauwelaert daar toen twee verklaringen had afgelegd: 1. - dat, indien na de oorlog geen volledig recht werd verleend aan de Vlamingen, hij met de soldaten op de barrikade zou staan; 2. - dat na de oorlog de oud-strijders het hoge woord zouden voeren en de anderen ze zouden volgen. Hil. Gravez is nog scherper in zijn aanklacht. Hij beweert, dat Van Cauwelaert verklaarde dat de regering hem zwart op wit beloofd had dat ze, met dezelfde pennetrek waarmede ze de door de Duitsers vernederlandste hogeschool zou afschaffen, ook Gent zou vervlaamsen, maar dat, toen men hem vroeg dit geschrift te tonen, hij zegde dat het dokument onder zijn papieren lag in Le Havre. Dat Van Cauwelaert, in de loop van de bespreking en in de hoop en de verleiding om zijn tegenstanders te overtuigen, in de zin gesproken heeft die Daels aanhaalde, kunnen wij grifweg geloven. Dat hij zou brutaal gelogen hebben - want hier komt de beschuldiging van Gravez op neer - valt moeilijker te aanvaarden. Er is hier waarschijnlijk een verwarring ontstaan. M.E. Belpaire, die op grond van notities haar herinneringen bundelde, schrijft alleen, dat Van Cauwelaert vast besloten was, na zijn gesprek met de ministers, een geschreven belofte mede te dragenGa naar voetnoot(17). Dat hij hierin niet geslaagd is, weten wij, evenals wij ervan op de hoogte zijn dat hij een gedeelte van de Vlaamse leiders aan het front niet kon winnen voor zijn standpunt. Hij kan moeilijk geestdriftig naar Nederland zijn teruggegaan, en zeker niet nadat Dr. Van de Perre hem bij zijn inscheping in Engeland op het hart gedrukt had: ‘de Vlamingen komen nog eens bedrogen uit deze strijd. Zorg dat, door gebrek aan politiek doorzicht, gij later niet als bedrieger of bedrogene voor de Vlamingen doorgaat’Ga naar voetnoot(18). | |
[pagina 116]
| |
De besprekingen met Van Cauwelaert hadden plaats gehad op 26 sept. 1916. In de twee maanden die volgden, werden de Vlaamse intellektuelen aan het front gekonfronteerd met de fel betwiste kwestie, ook in het bezet gebied, van de vernederlandsing der Gentse universiteit. Jeroom Leuridan heeft, jaren later, toen de campagne voor amnestie volop aan de gang was, gesproken van een geheime vergadering van de frontsoldaten te Avekapelle, waar een gesmokkelde brief uit Antwerpen werd voorgelezen en, namens Borms, gevraagd werd of de IJzerjongens hem goedkeurden. Het antwoord luidde bevestigend. Elders echter spreekt hij van een bijeenkomst op dezelfde plaats, waar ze kennis kregen van Dosfels boodschap aan Verschaeve met het dringend verzoek hem niet te veroordelen vooraleer hem gehoord te hebben. Wij spraken er ‘al de aktivisten vrij’ voegt Leuridan er aan toeGa naar voetnoot(19). Deze versie is juist, maar wij dienen rekening te houden met de datum. Indien het hier, op deze twee vergaderingen ging om een vrijspraak van de aktivisten, dan kan het toch maar met betrekking geweest zijn tot de universiteit. Wij weten in dit verband, dat toen de aankondiging van de vernederlandsing in januari 1916 Verschaeve bereikte, deze niet afwijzend stond, maar ook niet erg geestdriftig was. In september staat hij al heel wat dichter bij de mannen die het manifest van de Hogeschoolbond ondertekenden. Op de boven vermelde boodschap van Dosfel echter, antwoordde hij (10 nov. 1916) ‘ik zegen u om wat ge gedaan hebt’ met de bevestiging dat het de plicht was van het Vlaamse volk later hem en alwie handelde in dezelfde overtuiging, te verdedigen en te beschermenGa naar voetnoot(20). Verschaeve zal naar verder radikalisme evolueren, terwijl de leiding van de frontbeweging meer aarzelend en terughoudend stond tegenover het aktivisme. Het is Prof. Daels die ons de juiste stemming schijnt weer te geven. Nadat de kaart van Dosfel toegekomen was - bevestigt hij - hebben alle Vlamingen, ook zij die het minst sympatiek stonden tegenover het aktivisme - hun gedragslijn vastgelegd: zij onthielden zich van een oordeelGa naar voetnoot(21). Aan de andere kant stellen wij, ook in deze maanden vast, hoe een ‘frontbeweging’ vastere vormen begint aan te nemen. Einde sept. 1916 had een vergadering plaats van de vlaamsgezinden uit | |
[pagina 117]
| |
de 2de legerafdeling. Het woord werd er gevoerd door Prof. Daels, Ad. Debeuckelaere en Hil. Gravez. Zij gaven een overzicht van de werking vóór de oorlog met als besluit dat thans een nieuwe generatie, die van de studentenbeweging, haar recht op medewerking zou opeisen. Tevens werd er medegedeeld dat Ons Vaderland het blad zou worden van de frontsoldaten. Wij ontlenen dit verhaal aan het dagboek van Jeroom Leuridan: het getuigenis is heet van de naald en volkomen betrouwbaarGa naar voetnoot(22). Omstreeks deze tijd zou er - volgens het getuigenis van H. Gravez - een splitsing plaats gehad hebben in de werking van het s.k.v.h. Er bestond, volgens hem, toen reeds een algemene legervergadering. Na een bijeenkomst ervan in de school van Alveringem verklaarde Debeuckelaere hem dat het wenselijk was dat de leiding van de Vlaamse aktie overging in de handen van een meer algemeen bekende Vlaamse universitair, omdat er tegenover Gravez, als man van Amicitia, bij velen reserve heerste. Deze laatste is op dat verzoek ingegaan en zo werd Debeuckelaere de hoofdman. Dit was begin oktober 1916. Deze voorstelling van feiten wordt ten stelligste bestreden door Debeuckelaere: er heeft - volgens hem - geen overdracht van leiding plaats gehad om de doodeenvoudige reden dat er nog geen vaste organizatie en geen legervergadering bestond. Dit groeide alles heel langzaam en natuurlijk. Aldus werd A. Debeuckelaere ook nooit tot leider of ‘ruwaert’ aangesteld. Hij was universitair, over 't algemeen de oudste van de groep als men vergaderde en daardoor ook zeer natuurlijk de voorzitter van de vergadering. In de herfst van 1916 is hij dan overgegaan tot bundeling en organizatie en werd zijn leiding als vanzelfsprekend aanvaardGa naar voetnoot(23). Een gelijkaardig beeld van de ontwikkeling van de frontbeweging werd ons nog door andere leidende figuren ervan gegeven. Ook in deze dagen, nl. op 15 okt. 1916, verscheen in het Limburgsch Studentenblaadje voor Oorlogstijd van Paul Vandermeulen, het bekende artikel van Verschaeve Wat de Vlaamse studenten kunnen doen voor de zaak die de hunne was en zal blijven. Men heeft dit de inzet van de frontbeweging genoemd. Na de voorgaande uiteenzetting is het wel duidelijk dat deze voorstelling niet juist is, tenzij wij zouden aanvaarden dat hier, met veel vertraging, de opvatting was neergeschreven door Verschaeve, van wat hij reeds einde 1914 - begin 1915 aan Gravez had gezegd en ook op | |
[pagina 118]
| |
25 mei had herhaald aan Leuridan die wel zeer waarschijnlijk niet de enige in dit geval zal geweest zijn. Naast de omschrijving van wat de werking van de Vlaamse intellektuelen in het leger kon zijn om de gewone man voor de Vlaamse gedachte te winnen, wees Verschaeve op de grote rol van de oud-strijders na de oorlog: dit vechtend leger zou voor een paar geslachten een overwegende invloed hebben in het landGa naar voetnoot(24). Blijkbaar was in de tweede helft van 1916 nog een brede samenwerking onder alle niet-aktivistische Vlamingen mogelijk. In het najaar van 1916 werd het plan opgevat een Oorlogsnummer uit te geven van het Leuvense studentenblad Ons Leven. H. Borginon ontwierp het plan ervan en voorzag bijdragen o.a. van hemzelf, van Van Cauwelaert, Van de Perre, Jul. Persyn, Leo Van Puyvelde en Leo Van der EssenGa naar voetnoot(25). Dit speciale nummer verscheen einde 1916 te Leiden: Ons Leven. Hoogstudent op den IJzer. Oorlogsnummer 1914-1915-1916 (71 blz.). Begin januari 1917 werden nogmaals onderhandelingen aangeknoopt tussen De Belgische Standaard en Ons Vaderland, met het oog op een fusie. Dit laatste blad was sedert 18 sept. 1916 het orgaan geworden van de frontsoldaten, waarbij het akkoord met de uitgever was gesloten door o.a. Daels, aalmoezenier Van Gramberen, Debeuckelaere, aalmoezenier Vandermeulen, J. Guldentops en J. Van Severen. Deze nieuwe besprekingen met De Belgische Standaard bleven zonder resultaat. Enkele dagen later zou een zware slag de Vlaamse aktie aan het front treffen. Na de dood van generaal Wielemans († 5 febr. 1917) die de werking van de studiekringen genegen was, werden op 11 febr. 1917 door het Hoofdkwartier alle soldatenverenigingen aan het front afgeschaft. De circulaire, in algemene bewoordingen gesteld, trof natuurlijk de studiekringen. De ontstemming was groot bij de vlaamsgezinden aan het front. De zachtmoedige, maar de zeer radikale dichter August Van Cauwelaert, broeder van Frans, schreef toen aan M.E. Belpaire: ‘als dat zo voortgaat wordt het tijd dat we onze vaderlandsliefde gaan herzien’Ga naar voetnoot(26). |
|