Vijfentwintig jaar Vlaamse Beweging
(1969)–H.J. Elias– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 109]
| |
wikkeling van de Frontbeweging. De betekenis van deze anti-Vlaamse campagne - samen met de fransdolle houding van deze pers - mag zonder twijfel niet onderschat worden. Wij staan hier beslist voor een parallel verschijnsel met de oorsprong van het aktivisme, zoals wij dit hebben geschetst, maar - hier zowel als daar - zal men de natuurlijke krachten niet onderschatten die als gevolg hadden dat een Vlaamse aktie aan het front reeds vrij vroeg ontstaan is. Er zijn voor deze aktie al einde 1914, begin 1915, twee aanknopingspunten te vinden. Het eerste ligt in de ontmoeting van Prof. Frans Daels met Verschaeve, in okt. 1914, waarop dan later voor een tijd een inkwartiering van Daels bij Verschaeve volgde. Aan de zuiver Belgisch-vaderlandse gevoelens in 1914 van deze twee vooraanstaande figuren in de latere frontaktie, kan niet de minste twijfel bestaan, maar beiden voelden diep hun plicht tegenover hun volk: Verschaeve in de lijn van Rodenbachs geest; Daels als apostel van een zedelijk hoger ideaal en als sociaal-voelend intellektueel. Van beiden zou, reeds einde 1914, begin 1915, een eerste impuls tot aktie uitgaan. Een tweede aanknopingspunt ligt in het bezoek van Hil. Gravez, student-medicus in het laatste studiejaar, aan Verschaeve, misschien reeds einde 1914, alleszins begin 1915. Van in het begin en nog tijdens de slag aan de IJzer, waren tientallen Vlaamse soldaten al Verschaeve komen opzoeken, met hem komen spreken over hun hoop op een Vlaamse toekomstGa naar voetnoot(4). Onafgebroken zal zijn huis in Alveringem een stroom bezoekers zien: alwie op het front Vlaams en intellektueel was, is daar geweest. Zo kwam ook Hil. Gravez, maar dan met een zeer bepaald doel. Gravez, als student in Leuven, behoorde er tot de kring Amicitia gesticht door Firmin Deprez e.a., in 1911. Het doel ervan was ‘een gezelligen Vlaamsen kring vormen, waar de leden een omgeving vinden die hen bevrijdt van de ideaaldodende stroming van onverschilligheid en halfheid, die hen aanzet zelf goed te blijven, immer vurige kristenen en betere Vlamingen te worden... Het Vlaams Vlaanderen immer dichter bij Kristus brengen’Ga naar voetnoot(5). Amicitia had overal, maar vooral in Oost- en West-Vlaanderen, de geest uitgedragen van zijn ‘nationalistische studiekring’. Hil. Gravez hiervan doordrongen en bezeten door een drang naar aktie die hem geen rust | |
[pagina 110]
| |
liet, kwam bij Verschaeve met het voorstel om een ‘Vlaamse Gebedenbond’ te stichten. Vóór de oorlog reeds was in het jezuïetenkollege te Aalst, op initiatief van Pater Stracke, een dergelijke bond tot stand gekomen: wie in het openbaar niet kon optreden voor Vlaanderen, ging de verbintenis aan ervoor te bidden. Gravez wilde iets gelijkaardigs ondernemen aan het front en vroeg Verschaeve om raad. Deze laatste zag toen reeds verder vooruit. Hij zag hoe, in de gemeenschap van de vuurlinie, aan de studenten een enige gelegenheid werd geboden om in voeling te treden met de gewone volksjongen en die voor de Vlaamse gedachte te winnen. Hij schreef de hoofdlijnen van zijn opvattingen neer, terwijl Gravez erop wachtte. Als gevolg van dit onderhoud, begon Gravez zijn werking bij de mannen van het C.I.B.I. (Centre d'Instruction pour Brancardiers et Infirmiers). Hij kende veel bijval, vooral in het centrum te Auvours. Toen de ‘Cibisten’ aan het front kwamen, werden als gevolg van deze aktie Heilige-Hartbonden gesticht, waaruit hier en daar een studiekring groeide in Vlaamse en religieuze geest, in de traditie van Amicitia. Naast dit centrum te Alveringem was er nog een waar tal van aalmoezeniers en intellektuelen elkaar vonden: de villa ‘Ma Coquille’ in De Panne, waar juffrouw M.E. Belpaire (de bezielster van Dietsche Warande en Belfort) zich gevestigd had. De geest was er Vlaams, maar voor velen in een zeer passieve houding en in sterke vaderlandse stemming. Juffrouw Belpaire zou meer dan eens aanstoot nemen aan wat zij aanzag als een besmetting van de Vlaamse intellektuelen door de Duitse filosofie. In deze kring werd beslist tot de uitgave van een katoliek vlaamsgezind dagblad De Belgische Standaard dat uitgegeven werd door de kapucijn Pater Ildefons Peeters. Prof. Daels, die toen in Veurne verbleef, had voorgesteld het blad eenvoudig De Standaard te noemen, maar juffrouw Belpaire beschouwde deze naam als de eigendom van de groep Van de Perre-Van Cauwelaert. Het eerste nummer verscheen op datum 10 jan. 1915, maar was reeds de dag tevoren te koop. Omstreeks deze tijd bereikten de eerste geruchten over een aktivistische aktie in het bezet gebied het front. Enkele maanden later horen wij ook de eerste berichten over spanningen aan het front zelf. Aalmoezenier Aug. Nobels van het 4de linieregiment, kwam omstreeks juni 1915 op bezoek in De Panne en beklaagde er zich over de mentaliteit van de Vlaamse intellektuelen die een strekking vertoonden om hun vlaamsgezindheid boven alles te stellen, boven de vaderlandsliefde en de godsdienst | |
[pagina 111]
| |
zelfGa naar voetnoot(6). Ook andere tekenen wijzen in de richting van een begin van Vlaams verzet in de loopgraven. Toen, na het Bussumer telegram van 11 juli 1915, de redaktie van De Vlaamsche Stem in Nederland een strakkere lijn trok die enthoesiasme wekte bij Prof. Joz. De Cock, kreeg deze laatste verschillende brieven met gelukwensen van frontsoldatenGa naar voetnoot(7). Er is meer. Op 2, 4 en 9 nov. publiceerde De Vlaamsche Stem een uitvoerige brief ondertekend P. (= Jul. Platteau), geschreven ‘in naam van een groep Vlaamse soldaten aan het front’ aan R. De Clercq, om hun instemming met zijn strijd en het blad te betuigen. Hier reeds wordt de gedachte van zelfbestuur beschouwd als de enige zekere waarborg voor onze toekomst, maar blijft men trouw aan België ‘groter en roemrijker door een vrijer en bloeiender Vlaanderen’. Van een eigenlijke organizatie schijnt nog nergens een spoor te bestaan. Het heeft in het begin van bepaalde initiatieven, van gunstige omstandigheden afgehangen of men tot de stichting overging van een Bond van het Heilig-Hart of van een studiekring, zoals ook vroegere vrienden en strijdgenoten elkaar soms weervonden. Voor het aanknopen van kontakten over heel het front stond men voor de grote hinderpaal dat dit verdeeld was in militaire sektoren, bijna hermetisch afgesloten, althans voor de gewone soldaten en officieren. Toch werden er reeds geheime blaadjes gedrukt. Ten einde over eigen materiaal te kunnen beschikken, bracht Hil. Gravez, vermoedelijk begin 1916, uit Engeland een cyclostyle medeGa naar voetnoot(8). |
|