Vijfentwintig jaar Vlaamse Beweging
(1969)–H.J. Elias– Auteursrechtelijk beschermd10. De propagandistische inspanning van het aktivismeDeze geschiedenis van het aktivisme zou een zeer eenzijdig en vals beeld geven van de betekenis dezer beweging, indien hier niet tevens de aandacht gevestigd werd op de vrij grote propagandistische aktiviteit ervan, op de zeer grote inspanning om door het geschreven en het gesproken woord de Vlaamse gedachte te verspreiden, het Vlaamse volksbewustzijn op te wekken en aldus ook de massa te winnen voor de aktivistische politiekGa naar voetnoot(114). Voor het eerst in de geschiedenis beschikten flaminganten over geld, over veel geld zelfs. De aktivistische beweging werd in haar propaganda ruim door Duitsland gesteund. In december 1917 beschikte de propagandacentrale over 100.000 fr. per maand, een som die in maart gestegen was tot 200.000 fr. Er ontstond een aktivistische dagbladpers en een vloed van geschriften ging over het land. De aktivistische dagbladen waren: De Vlaamsche Post (Gent, tot in maart 1916); De Gazet van Brussel; Het Vlaamsche Nieuws (Antwerpen) en in het etappegebied van Oost- en West-Vlaanderen De Nieuwe Gazet van Gent (later, als gevolg van titelaanspraken de Nieuwe Gentsche courant geworden) en het katolieke blad De Morgenbode. In een rapport van von der Lancken, januari 1917, wordt echter de klemtoon gelegd op de geringe verspreiding van deze aktivistische dagbla- | |
[pagina 88]
| |
den in vergelijking met de nog verschijnende niet aktivistische. Te Antwerpen bijv. zou het Vlaamsche Nieuws een oplage gehad hebben van ca. 8.700, terwijl de Antwerpsche Courant gedrukt werd in 35 000 eksemplaren en het Nieuwsblad van Antwerpen in 25.000. Naast deze dagbladen waren tal van aktivistische weekbladen, waarvan het grootste gedeelte een plaatselijk karakter had. Hiervan verdienen een speciale vermelding: De Eendracht (vanaf 3 sept. 1916, orgaan van de katolieke unionisten), zeer degelijk opgesteld en gericht tot een meer intellektueel publiekGa naar voetnoot(115); Ons Land (vanaf 7 mei 1916, ontstaan uit het halfmaandelijkse Antwerpen Boven), beschouwd als het weekblad van Aug. Borms; De Vlaamsche Smeder (vanaf 14 april 1918 te Gent, orgaan van Jan Wannyn en zijn groep). Een zeer speciale vermelding verdient de zeer oorspronkelijke vorm van propaganda met de uitgave van De Blijde Boodschap, een strooibiljet dat op grote schaal elke zondag na de missen werd uitgedeeld. Het bevatte een korte tekst van het Evangelie waarop dan de aktivistische toepassing op de gebeurtenissen van de dag volgde. Het werd beschouwd als een zeer doeltreffend propagandamiddel. Wij hebben hierboven reeds de aandacht gevestigd op de pers van de kleine, socialistisch-aktivistische groepen. De lijn tussen aktivisme en zuiver pacifisme (hoewel vlaamsgezind) is hier niet steeds duidelijk te trekken: aldus in De Roode Jeugd, het maandblad van de Socialistische Jonge Wacht te GentGa naar voetnoot(116). Voor de aktie onder de studerende jeugd dienen hier vermeld de reeds lang bestaande De Goedendag en De Katholieke Vlaamsche Student (eerste nr. op 23 sept. 1916) bedoeld als opvolger van de vooroorlogse De Student. Een eresaluut moet in dit verband gebracht worden aan Aula, het zeer degelijke tijdschrift van de studenten aan de Vlaamse hogeschool. Vlaamsch Leven was de titel van een kultureel weekblad dat verscheen vanaf 3 okt. 1915 tot aan het einde van de oorlog. Het was een Vlaamse illustratie, onder redaktie van Willem Gijssels, met uitgesproken aktivistisch karakter. Naast verschillende maandschriften of organen van aktivistische groepen, moet hier, om te besluiten, gewezen worden op het bijzonder soliede maandschrift De Stroom waarvan het eerste nummer verscheen op 15 juli 1918 en dat derhalve maar een kortstondig leven heeft gekend. In deze dag- en weekbladpers zijn verschillende flin- | |
[pagina 89]
| |
ke journalisten op de voorgrond getreden. Wij vernoemen slechts Leo Picard (De Vlaamsche Post), Raf Verhulst (Luc in Het Vlaamsche Nieuws), Joz. Van den Broeck (De Eendracht), A. Peremans (Balder in De Gazet van Brussel) en Frans Primo. De aktivistische agitatie vond uitdrukking en tevens steun in een brede waaier van aktivistische verenigingen, met de meest diverse aktiviteiten. Volgens A. Faingnaert, de leider van het propagandabureau van de Raad van Vlaanderen, bestonden er aktivistische verenigingen in 411 gemeenten. Wij telden er voor Antwerpen 21, waaronder Vlaamse Padvinders, een symfonie, een onderwijsvereniging en een harmonie. Voor Brussel vonden wij 24 kringen van de meest diverse aard. In Gent ontplooide zich een zeer intensieve werking, vooral op politiek gebied. Wij zullen hier nog op terugkomen. Het is nochtans waarschijnlijk dat veel van deze kringen maar een teoretisch bestaan hadden of slechts een zeer beperkt milieu bereikten. Daarentegen staat echter dat de opsomming in de Archives waarschijnlijk onvolledig is. Een propaganda-instrument van grote waarde, hoofdzakelijk nochtans tot bezieling van de eigen aanhangers, waren de liederavonden die in verschillende centra werden ingericht. De ‘geuzenliederen’ van René De Clercq (De Noodhoorn - 1916) vonden daar hun grootste bijval en mogen beslist als een sterke, zedelijke stootkracht beschouwd worden. Naast deze uitgesproken aktivistische verenigingen dienen een paar organisaties vermeld die geen uitgesproken politiek karakter hadden, doch niettemin bedoeld waren of gebruikt werden om een breder basis te krijgen voor het aktivisme. Wij bedoelen hier in de eerste plaats het werk van Volksopbeuring. Een eerste vereniging onder deze benaming werd reeds in september 1914 gesticht in Kortrijk door Dr. Doussy. Het werk was bestemd zowel om de sociale nood te lenigen als om het volk geestelijk en zedelijk op te beuren. Vanuit Kortrijk, waartoe de aktie lange tijd beperkt bleef, sloeg het initiatief over naar Gent (okt. 1915). In Antwerpen werd pas op 4 maart 1916 de eerste afdeling gesticht, maar dit betekende dan ook het uitgangspunt van een bredere aktie. De sekretaris ervan was K. Angermille die de vereniging nu verder uitbouwde. In het begin was het vooral haar afdeling Soldatentroost die volk trok: door bemiddeling van deze dienst konden pakketten naar de krijgsgevangenen worden gestuurd. De eigenlijke sektie Volksopbeuring was uitsluitend bestemd voor de burgerbevolking. Ook hier slaagde men erin winkels te openen waar enkele koopwaren, schaars op de markt, te verkrijgen | |
[pagina 90]
| |
waren. Op 21 febr. 1918 kreeg Volksopbeuring een wettelijk statuut als samenwerkende vennootschap. De droom en de ambitie was het van de aktivisten het Comité National de Secours et d'Alimentation stilletjes aan weg te dringen uit zijn bevoorrechte positie van alleen-verdeler van alle voedingswaren. Zij hebben hier nooit iets kunnen bereiken. Wel heeft Volksopbeuring een andere sektor, ten minste voor een gedeelte, in handen gekregen nl. de Kolenverdeling voor Vlaanderen, een plan opgevat door Leo Meert en door de Duitsers dan toch gedeeltelijk gesteundGa naar voetnoot(117). In een wisselende verhouding tot Volksopbeuring stond het werk van Volksontwikkeling, een initiatief van Ad. Peremans, in sept. 1916 gesticht in Brussel. De bedoeling ervan was te komen tot de uitbouw van een ware volksuniversiteit. In verschillende centra kwamen afdelingen tot stand. Naast het geschreven woord in de dag- en weekbladpers en de werking van de aktivistische kringen, kwam als groot propagandamiddel het gesproken woord. Het aktivisme is betrekkelijk laat naar buiten opgetreden met zijn meetings. Zo wordt de spreekbeurt van Aug. Borms, op 18 april 1915 in Antwerpen, vermeld als zijn eerste publiek optreden. Hij heeft blijkbaar daarna getracht zijn achterstel in te halen. Hij was zonder de minste twijdel de grote figuur in de aktivistische propaganda naar buiten. Naast zijn vier reizen naar de krijgsgevangenenkampen in Duitsland, kon men van hem, vanaf 18 april 1915, niet minder dan 97 spreekbeurten vinden. Een buitengewoon hoog aantal, indien wij rekening houden met de verkeersmogelijkheden van die tijd! Hoeveel aktivistische meetings gehouden werden en hoeveel toehoorders er waren, valt moeilijk te schatten. Volgens de propaganda-stukken van de Raad, zou het aantal meetings, van dec. 1917 tot half okt. 1918, het totaal bereikt hebben van 1.210. Voor de stad Gent telde men 140 meetings, waarbij het aantal toehoorders schommelde tussen 300 en 7.000. Voor Antwerpen telde de propagandadienst 122 meetings, waarbij het getal aanwezigen tussen de 200 en de 8.000 toehoorders bedroeg. Wij twijfelen zeer sterk aan de waarde van deze cijfers en vooral van het opgegeven aantal aanwezigen. Anderzijds is het bekend dat op verschillende plaatsen de sprekers moesten beschermd worden door de Duitsers om te kunnen optreden. Het enige dat wij mogen onthouden is dat ook op dit gebied een zeer grote inspanning werd gedaan die | |
[pagina 91]
| |
zeker niet zonder vruchten is gebleven, te meer aangezien de aktivistische beweging op enkele zeer talentvolle sprekers een beroep kon doen. Wij kunnen hier, bij dit overzicht van de aktivistische propaganda, de aktie bij de Vlamingen in Nederland verwaarlozen: zij had niet veel om het lijf. Anders is het gesteld met de pogingen van de aktivisten, gesteund door de Duitsers, om propaganda te voeren in de krijgsgevangenenkampen in DuitslandGa naar voetnoot(118). Reeds op 16 febr. 1915 had het Duitse ministerie van oorlog beslist de krijgsgevangenen van Vlaamse oorsprong af te zonderen van de andere. Deze scheiding werd echter niet systematisch doorgevoerd. Alleen in Göttingen en Altengrabow schijnt dit het geval geweest te zijn. In Göttingen heeft de aktivistische propaganda beslist een weerklank gevonden. Daar verscheen een Vlaams blaadje Onze Taal dat in de handen kwam van de aktivisten, onder hoofdredaktie van Godfr. Rooms. Herhaaldelijk hebben aktivistische voormannen de kampen bezocht. Zo zijn ons van Aug. Borms c.s. ten minste vier reizen bekend, tussen mei 1917 en juli 1918. In aug. 1917 werd een vertrouwde vriend van Borms, Cyr. Rousseu aangesteld tot afgevaardigde van het propaganda-bureau van de Raad van Vlaanderen in het kamp te Göttingen. Het nabije doel van deze werking was het Vlaams bewustzijn op te wekken; het doel op verdere afstand was een kern van Vlaamse weermacht te vormen om de aktivistische politiek te ondersteunen en te beschermen. Al de pogingen in deze richting zijn echter afgestuit op Duitse onwil: wij zijn hier ver van de Tsjechische politiek der Verbonden Mogendheden! In Vlaanderen zelf was een poging tot oprichting van een eigen Vlaamse Rijkswacht, waarvoor ook krijgsgevangenen ter beschikking zouden worden gesteld, in de kiem blijven steken. Een tijdlang is er, in het kamp te Göttingen, een betrekkelijk aktief Vlaams leven geweest, maar in de zitting van de Kommissie van Zaakgelastigden moest reeds op 31 mei 1918 Borms mededelen dat alle Vlaams leven in de kampen dood was. Tijdens zijn vierde reis, in juli 1918, moest hij ook in Göttingen de achteruitgang van de Vlaamse werking vaststellen. In haar geheel genomen heeft de aktivistische propaganda in de kampen de barrière niet kunnen doorbreken van de fel anti-Duitse stemming die daar heerste. Wij hebben hierboven gesproken van een vloed van vlugschriften | |
[pagina 92]
| |
die door de aktivisten over Vlaanderen werd uitgestort. Volgens de gegevens van het propaganda-bureau werden, van jan. tot sept. 1918 niet minder dan 2.552.279 eksemplaren van propagandaschriften verspreid. Het is niet mogelijk hiervan een samenvattend overzicht te geven. Er zit van alles tussen. Wij kunnen alleen de aandacht even vestigen op enkele brochures die, terwille van de schrijver of van de grotere verspreiding die zij gehad hebben, dan toch moeten vermeld worden. Einde dec. 1915 reeds verscheen van de hand van Claudius Severus (L. Severijns) Vlaanderens WeezangGa naar voetnoot(119). Toen, omstreeks Pinksteren 1916, de tweede uitgave ervan verscheen, werd deze in 100.000 eksemplaren verspreid. In een reeks zeer populaire tekeningen, waarin telkens Vlaanderen tegenover Wallonië gesteld werd, zien wij hier een reeks statistieken verwerkt die de sociale en ekonomische achteruitstelling van Vlaanderen in België moesten bewijzen en de illustratie brengen van de stelling van Lod. De Raet: taalbelang is ook stoffelijk belang, ditmaal ter illustratie van de noodzakelijkheid van de eigen staat. Van de hand van Flor. Heuvelmans, als overdruk uit het weekblad De Eendracht, verschenen de populaire en vlot geschreven Zes Praatjes van ‘Onze Pee’ mitsgaders even diepzinnige beschouwingen over ‘actieve’ en ‘passieve’ Vlamingen, Vlaamsche Hoogeschool, Bestuurlijke Scheiding enz. van den geestigen philosoof (Berchem, 1917, 55 blz.). Reeds begin december 1917 verscheen de brochure van H.L. Tanrez Aan den IJzer (27 blz.), over de Vlaamse wantoestanden aan het front. Het tot stand komen van de Vlaamse zelfstandigheid werd in het licht van 1830 gezien in een brochure Een blad uit de geschiedenis van ons vaderland. Hoe kwam de staat Vlaanderen tot stand? Hoe komt zelfstandig Vlaanderen tot stand? (Brussel, 1918, 12 blz.) en nog in juni 1918 gaf G.P.M. Roose een brochure uit onder de titel Wat Dr. Frans Van Cauwelaert zegt over de wantoestanden in het Belgisch leger aan den IJzer. De Vlaamsche Plicht (Leuven, 24 blz.), om zich te beroepen op het programma van het Algemeen Belgisch Verbond (Den Haag) om het aktivistisch programma te verdedigen. Een bijzonder sterke weerklank vonden in de aktivistische beweging - en na 1918 nog in de Vlaamse Beweging over 't algemeen - de drie brochures van de IJzerreeks die in mei-juni 1918 uitgegeven werden door K. De Schaepdrijver en Jul. Charpentier: i. Ontwikkelingsgang der Vlaamsche Frontbeweging. Vlugschriften en brieven van af | |
[pagina 93]
| |
11 juli 1917 tot half-maart 1918 verschenen en door de Vlaamsche Frontpartij uitgegeven en verzameld (iii blz.); ii. Open Brieven der Vlaamsche Frontpartij (48 blz.); iii. Vlaanderens Weezang aan den IJzer (91 blz.). Hierin werden de vervolgingen waarvan de vlaamsgezinde soldaten het slachtoffer waren beschreven, de bestaande wantoestanden en de mentaliteit van de officieren aangeklaagd, de dokumenten, door de frontbeweging verspreid, afgedrukt. Enkele andere publikaties uit het aktivisme kunnen gerekend worden tot een degelijker genre. Hiertoe behoort de naamloos verschenen brochure van Ir. H. Mommaerts Aan het Vlaamsche Volk bieden wij dit vertoog om het in te lichten over den toestand van onze Vlaamsche volksbeweging in deze benarde tijden (Leuven, 1917, 24 blz.) waarin al de anti-Vlaamse uitlatingen van de patriottische, franstalige kringen werden samengebracht om te bewijzen dat het de tegenstanders waren die de godsvrede het eerst hadden verbroken. Van Hugo Van den Broeck verscheen, in aug. 1916, een zeer gematigde en nog zeer belgischgezinde brochure onder de schuilnaam H. De Wachter met als titel Het herstel van België (32 blz.), waarin werd vooropgesteld dat Vlaanderen binnen België tot zijn volledige ontwikkeling kon komen. De schrijver is zo gematigd dat hij, in de polemieken omheen de bestuurlijke scheiding, niet eens stelling neemt ten voordele van deze hervorming. Over de doelmatigheid van dit middel tot gezondmaking van het Vlaamse volk, kan men van mening verschillen, oordeelt hij, maar het ware op zijn minst onrechtvaardig deze propaganda als anti-Belgisch te bestempelen. Een populaire, maar zeer degelijk geschreven brochure was die van A. Faingnaert Wat het Vlaamsche volk weten moet aangaande het Kempisch kolenbekken (Brussel, 1917, 31 blz.). De schrijver is zeer radikaal in zijn opvattingen met zijn voorstel tot nationalizering van het koolmijnbekken en de herziening van de bestaande wetgeving met invoering van het principe van de publieke domanialiteit. Vermeldenswaardig is ook een brochure-manifest van M. Josson en F. Reinhard Nationaal Vlaamsch Verbond. Het Vlaamsche volk tegen den centraliserenden en verfranschenden Belgischen staat (Brussel, 16 sept. 1917, 32 blz. - ook in Franse uitgave). Het is een pleidooi voor federalisme bij het herstel van België en de motivering hiervan door de opsomming van het bekende grievenregister, in het teken van de strijd die door de samenstellers sedert tientallen jaren in Brussel werd gevoerd. Het manifest besluit met de behandeling van het internationaal aspekt van het vraagstuk: een federale staat is een waarborg voor de rust in Europa omdat hij een einde zal stellen | |
[pagina 94]
| |
aan de vazaliteit van België tegenover Frankrijk. Zwaarder op de hand was het boek van Liederik (= Joris Fassotte) Vlaanderen's Economische zelfstandigheid (Antwerpen, 1917, 190 blz.), dat spoedig een tweede uitgave kende. Het grondtema van het boek is de noodzakelijkheid van een (steeds betrekkelijke weliswaar) ekonomische autonomie van Vlaanderen, gewaarborgd door de politieke zelfstandigheid. Deze argumentatie berust op een ontleding van de ekonomische en financiële struktuur van België, met als konklusie de noodzakelijkheid van het breken dezer eenheidsstruktuur om ze om te vormen tot een werktuig van Vlaanderens kulturele grootheid, waarbij de taalplicht zou gelden voor deze hele ekonomische organisatie, ter vervanging van de taalvrijheid van art. 23 van de Grondwet. Begin 1918 gaf Liederik nog een degelijke brochure uit onder de titel Vlaanderen, een zelfstandige staat (geschreven nov.-dec. 1917). Reeds in zijn voorgaande boek had Liederik geschreven: wij moeten ‘bij alle politieke doeleinden steeds de zorg voor Vlaanderens ekonomische toekomst laten spreken. Voorwaar, wij mogen ons niet meer vergenoegen met de kleine ideaaltjes van de Vlaamse Beweging van vroeger, gelijk een kind dat aan een broodkorst knuffelt’ (blz. 16, 2de uitg.). Hij kwam hier op dit tema terug, waarbij ook de aandacht speciaal op het vraagstuk Brussel werd gevestigd. De Vlaamse Beweging - aldus zijn betoog - kon in de oude vorm Vlaanderen niet bevrijden van de vloek die erover hing, nl. de verzoening met het Belgisch staatsbegrip die de kiem bleef van de machteloosheid. Er was voor ons maar één mogelijkheid en één uitweg: omdat België de negatie van Vlaanderen is, dienen wij ons van België af te wenden. Alleen kunnen wij dat niet. Duitsland is, door de omstandigheden, onze bondgenoot en wij moeten thans onze zelfstandigheid bereiken. Onze toekomst zal innig met die van Duitsland verbonden zijn, maar wij dienen daarbij toch de grootst mogelijke zelfstandigheid op elk gebied te bereiken. België zal omgebouwd worden om zowel Duitsland als Engeland-Frankrijk tot overeenstemming te brengen. Wij willen een koninkrijk Vlaanderen (met of zonder personele unie met Wallonië) en wensen dit statuut bevestigd en bestendigd te zien door internationale verdragen. Naar aanleiding van de brochure van Faingnaert en het boek van Liederik, moet hier een aspekt van het aktivisme naar voren gebracht worden dat tot dusver nog geen voldoende aandacht gevonden heeft. Het gaat om de ekonomische en sociale zijde van deze politiek. De aktivisten hebben hier vanzelfsprekend niets kunnen bereiken, omdat zij over geen wetgevende macht hebben | |
[pagina 95]
| |
beschikt, maar het is toch opmerkelijk vast te stellen hoe de studies van Lod. De Raet, die vóór de oorlog toch maar weinig weerklank vonden in de Beweging, met uitzondering natuurlijk van zijn werk dat rechtstreeks betrekking had op de vernederlandsing van Gent, dadelijk in het aktivisme hun opgeld deden om daar - voor een groot deel tegen de opvattingen van De Raet zelf - aangepast te worden aan de nieuwe politiek. Opvallend en opmerkelijk is het dat de Raad van Vlaanderen, vanaf het begin, ook de klemtoon gelegd heeft op de sociale en ekonomische welvaart van het Vlaamse volk. In een van de eerste publikaties, de brochure De Raad van Vlaanderen aan het Vlaamsche Volk, na de reis naar Berlijn, vinden wij een beknopt ekonomisch programma, geformuleerd in negen punten (o.a. verschaffing van werkgelegenheid - exploitatie van al de ekonomische faktoren van het land - zorg voor de openbare gezondheid - uitbreiding en verbetering van de sociale wetgeving - herziening van de pachtwet - uitbreiding van het landbouwkrediet - invoering van de klimmende belasting op het inkomen - bevordering van de belangen van de middenstand). De opvatting die aan de grondslag ligt van deze ekonomische bekommernis, was de overtuiging dat de Vlaamse Beweging geen loutere taalstrijd was, ‘wel een strijd om den brode en om voorspoed voor het Vlaamse volk op eigen bodem; ... het Vlaamse volk zal slechts in aanzien winnen, als de ekonomische faktoren van zijn land te zijnen voordele uitgebaat worden’. De voornaamste aktivistische publikatie was echter, in febr. 1918, het Katholiek Activistisch Verweerschrift van Lod. Dosfel (Gent, 1918, 49 blz., gedateerd van 14 nov. 1917). Het is een stuk van zeer grote betekenis, wegens het zedelijk gezag waarover Dosfel in Vlaanderen beschikte. Hij had, na veel twijfel, een benoeming aanvaard als hoogleraar te Gent. Hij was geen stap verder meer gegaan. Afwijzend stond hij tegenover de invoering van de bestuurlijke scheiding, omdat hij er niet meer zeker van was dat de Duitse wetgever zich hier nog bevond binnen het kader van de Belgische wettelijkheid en van de Konventie van Den Haag. Hij stond op het standpunt dat, bij het sluiten van de vrede, het zou wenselijk zijn België als internationale entiteit te bewaren, doch dat naar binnen Vlaanderen en Wallonië politieke zelfstandigheid zouden moeten genieten. Bij een niet zeer kritische lezing echter van het Verweerschrift vallen deze beperkingen grotendeels voor de lezer weg, doordat Dosfel, in de kern van zijn betoog, nl. in het vierde hoofdstuk over het aktivisme en de plicht van vaderlandsliefde, | |
[pagina 96]
| |
niet alleen zijn aktivisme verdedigt, maar de aktivistische stellingen kortaf. Drie tesissen worden hier verdedigd: 1. er bestaan in de Belgische staat twee nationaliteiten; 2. in de Belgische staat, op grondslag van de eenheid gebouwd, is de Vlaamse nationaliteit met ondergang bedreigd en menigeen gelooft dat Vlaanderen zich in staat van noodweer bevindt; 3. Vlaanderen worde zelfstandig: deze zelfstandigheid is opperbest verenigbaar met Belgiës herstel. Wel wordt hier telkens het pro en het contra zorgvuldig afgewogen, maar welke indruk kon er niet overblijven waar de polemist, na de argumentatie van de gematigde aktivisten en van de radikalen tegenover elkaar te hebben gesteld, op de vraag wie dan gelijk heeft, antwoordt met een ‘de vraag is onoplosbaar’? Daarbij komt nog de argumentatie voor zijn eigen tesis (zelfstandig Vlaanderen in reële unie met Wallonië) de schijn verwekken dat Dosfel dan achter het hele aktivisme staat. De konklusie van Dosfel is: ‘de gedachte van Vlaanderens zelfstandigheid werd gezaaid! haar zal niets meer uitroeien’. Ook het slotwoord is typisch voor Dosfel: ‘Zuiverend werkt de storm wel, maar eilaas steeds verdelgend. Veel voorzichtigheid, veel wijsheid, onbekrompen rechtvaardigheidszin kunnen wellicht zware rampen vermijden. God verlichte regeerders en onderdanen.’ Het Katholiek Activistisch Verweerschrift vond een diepe weerklank. Het staalde vele overtuigingen. In menige geest werden de gedachten die erin vervat waren, voor de toekomst opgeborgen als een scherp strijdwapen, want het Verweerschrift droeg verder dan de polemieken van één dag. Of het geschrift propagandistisch nog veel geworven heeft voor het aktivisme, durven wij betwijfelen en is bezwaarlijk na te gaan: om dit doel te bereiken is het zonder twijfel juist een jaar te laat verschenenGa naar voetnoot(120). |
|