Vijfentwintig jaar Vlaamse Beweging
(1969)–H.J. Elias– Auteursrechtelijk beschermd7. De vernederlandsing van de Universiteit te GentHet valt niet met zekerheid uit te maken van wie de gedachte van de vernederlandsing van de Gentse universiteit tijdens de bezetting, is uitgegaanGa naar voetnoot(62). Toen R. Kimpe in januari 1916 poogde | |
[pagina 50]
| |
deze veer op de hoed te steken van Jong-Vlaanderen, antwoordde de Duitse administratie dadelijk met een communiqué dat von Bissing, aanstonds na het aanvaarden van zijn ambt, einde november 1914 reeds opdracht gegeven had het vraagstuk van de wederopening der universiteiten en meteen van de vernederlandsing van Gent, te onderzoekenGa naar voetnoot(63). Volgens deze versie zou het initiatief dus van von Bissing zelf uitgegaan zijn. Het is in ieder geval een feit - wij stipten dit reeds aan - dat op 16 dec. 1914 de Kanselier zelf de aandacht van de goeverneurgeneraal op dit vraagstuk had gevestigd. Van de kant der Vlamingen schijnt Jong-Vlaanderen dan toch reeds vroeg met het verzoek tot wederopening van de vernederlandste universiteit te Gent naar voren te zijn gekomen, nl. begin januari 1915Ga naar voetnoot(64). Het probleem schijnt evenwel tamelijk lang in beraad te zijn gehouden. Op 15 sept. 1915 werd door de Duitse overheid aan de professoren der Gentse universiteit (die bij het begin van de bezetting een loyauteitsverklaring getekend hadden, wat niet het geval was te Luik) hun advies gevraagd over de hervatting van de kursussen. Het antwoord van de akademische raad (20 sept.) was afwijzend. Onder de 52 handtekeningen kwamen ook die voor van Hoffmann, De Vreese en Obrie, later professoren aan de vernederlandste universiteit. Toen in oktober Domela te Berlijn was en er de wensen naar voren bracht van Jong-Vlaanderen, was ook de wederopening van de Gentse universiteit als Nederlandse universiteit hierbij voorzien. Of dit enige invloed op het verloop van de gebeurtenissen heeft gehad, kan niet vast- | |
[pagina 51]
| |
gesteld worden. Een paar maanden later viel de beslissing: op 2 dec. werd besloten op de begroting van 1916 een som in te schrijven met het oog op de wederopening van de Gentse universiteit met het Nederlands als voertaal, wat door een communiqué aan de pers op 31 dec. 1915 werd bekend gemaakt. De bespreking van de partijraad van Jong-Vlaanderen met de Duitse instanties op Kerstmis 1915, waarop het verzoek tot vernederlandsing werd behandeld, is dus klaarblijkelijk van geen invloed geweest, omdat de beslissing toen reeds gevallen was. Met de bekendmaking van het voornemen om de Universiteit van Gent te vernederlandsen, werd door von Bissing het meest brandende vraagstuk van de vooroorlogse Vlaamse Beweging met één pennetrek opgelost, maar kreeg tevens de Flamenpolitik een zo ver dragende betekenis dat zich in de volgende weken de wegen van aktivisme en passivisme op ondubbelzinnige wijze zouden scheiden. Dit was meer dan de toepassing van een bestaande wet, dit was niettegenstaande het beroep op de wettelijkheid van de maatregel, een ingrijpen in een van de meest betwiste problemen van de Belgische politiek. Voor of tegen de vernederlandsing tijdens de bezetting werd hierdoor een openbaar omstreden vraag die de scheidingslijn tussen de Vlamingen definitief zou trekken. Reeds op 8 jan. 1916 werd aan von Bissing een protestbrief overhandigd, opgesteld door L. Franck en ook door andere bekende vlaamsgezinden ondertekend, o.a. door Hect. Lebon, Jul. De Vriendt, Maur. Sabbe, Ph. Van Isacker, Aug. Vermeylen, Leonard Willems en Paul Fredericq. Het stuk was ook ondertekend door Anseele en Huyshauwer die vóór de oorlog het wetsvoorstel tot vernederlandsing van Gent hadden ondertekend. Men had, in een week tijd, 37 handtekeningen verzameld. Er waren bij de ondertekenaars zonder twijfel ook personen die bezwaarlijk voor vlaamsgezind konden doorgaanGa naar voetnoot(65). De weigering van Prof. Vercoullie om aan de vernederlandste universiteit te doceren (7 juni) werd op grote schaal in het geheim verspreid. Naast de motivering vervat in de protestbrief van 8 jan. en in de weigering van Vercoullie, is het ook interessant te vernemen wat prof. Em. Vliebergh uit Leuven erover dacht. Door Dosfel om raad gevraagd of deze al dan niet een professoraat te Gent zou aanvaarden, nam Vliebergh zeer scherp positie tegen deze universiteit. Volgens hem mochten de Vlamingen uit de handen van de Duitsers geen herstel van onrecht aanvaarden | |
[pagina 52]
| |
omdat men daardoor een slechte dienst aan Vlaanderen zou bewijzen. Iedereen twijfelde aan het voortbestaan van deze universiteit en indien de Belgische regering ze bij haar terugkeer niet afschafte, zou dit nog de ergste ramp zijn: deze universiteit moest verdwijnen omdat er in de ogen van het volk steeds een Duitse vlek zou opkleven en omdat men ze als Duits zou beschimpenGa naar voetnoot(66). Von Bissing antwoordde hoffelijk, maar natuurlijk afwijzend en ook met de bedreiging van straffen bij sabotage, op het protest van Franck c.s. Met het werk van de vernederlandsing werd nu een aanvang gemaakt. Op 7 febr. werd aan de professoren gevraagd of zij ertoe in staat waren hun colleges in het Nederlands te geven. Later werd hun gevraagd of ze ook geneigd waren dit te doen. Uiteindelijk hebben slechts zes professoren van het vroegere korps aan de universiteit gedoceerd: De Vreese, Hoffmann, Haerens, Lahousse, Obrie en Stöber. Daarnaast ook nog repetitor Van den Berghe en werkleider Ces. De Bruyker. Op 15 maart 1916 verscheen de verordening waardoor, bij wijziging van het Kon. Besluit van 9 dec. 1849 de colleges aan de Gentse universiteit, bij de aanvang van het akademiejaar 1916-1917, in het Nederlands zouden gehouden worden. Drie dagen later, op 18 maart, werden de professoren P. Fredericq en H. Pirenne door de Duitsers gearresteerd en naar Duitsland gedeporteerd. Het oude universitaire korps verklaarde zich in blok met hen solidair. De professoren van de vernederlandste universiteit kregen van de Duitsers de verzekering dat deze deportatie ‘met de vervlaamsing der Hogeschool niet rechtstreeks, onmiddellijk en uitsluitend in verband stond’Ga naar voetnoot(67). De verstrekte toelichting kon aanvaard worden door wie er graag aan geloven wilde...Ga naar voetnoot(68). Intussen was door de partijgangers van de vernederlandsing een felle propaganda ingezet. Reeds in febr.-maart verscheen een eerste degelijke en uitvoerige brochure: Demos. De strijd om de Vlaamsche Hoogeschool. Het huidig standpunt. (Brussel, 1916, 36 blz. gedateerd febr. 1916). De schrijver ervan was Grosemans, bijgestaan door Joz. De DeckerGa naar voetnoot(69). Ze geeft ons een eerste sa- | |
[pagina 53]
| |
menvatting van de argumentatie van de voorstanders van de vernederlandsing en van de illusies waarmede zij zich gevoed hebben: de universiteit was verfranst bij k.b. en het viel derhalve in de bevoegdheid van de bezettende overheid haar te vernederlandsen. Deze beslissing, genomen bij toepassing van het internationaal recht (Konventie van Den Haag!) moet ook na de oorlog, door welke regering ook, geëerbiedigd worden. ‘Geen vorst, geen parlement - betoogden de schrijvers - zou het wagen de Vlamingen de Vlaamse Hogeschool af te nemen’ en deze hogeschool zou een bolwerk worden zowel tegen de verfransing als tegen de verduitsing, ‘dus een werktuig van vaderlandsen arbeid’. Er werd een Nationaal Studentenverbond opgericht dat op 12 juni 1916 een manifest uitgaf, De Vlaamse Studenten aan de regering te Havere waarin de argumenten werden uiteengezet waarom de studenten naar Gent zouden gaan studeren. Het was een stuk met sterk vaderlandse inslag, waarin gesproken werd van ‘onze geliefde Vorst’. De Duitse censuur had het stuk geweigerd, maar de tekst ervan werd naar Nederland gesmokkeld en aldaar gepubliceerd. Toen werd het in het bezet gebied ook door enkele bladen overgedruktGa naar voetnoot(70). Dit Verbond publiceerde ook een brochure Aan de Vlaamsche Studenten. Rechtskundige raadpleging nopens de vervlaamsching der Gentsche Hoogeschool (Gent, 1916, 22 blz.)Ga naar voetnoot(71). Zoals de titel aangeeft, werd hier gehandeld over de wettelijkheid van de vernederlandsing en van de diploma's die door de universiteit zouden afgeleverd worden, dit alles bij toepassing van de Haagse Konventie en van de rechtsgeldigheid van de verordening van een Bezettende Macht. Op 12 juni kwam te Brussel het katoliek Vlaams oud-hoogstudentenverbond samen om zijn standpunt te bepalen tegenover de vernederlandsing. Tegen waren Dr. A. Depla, apoteker A. Hendrix van Antwerpen en Advokaat Gijsen van Leuven, deze laatste mede uit naam van Prof. Vliebergh. Bij de stemming bleek de meerderheid voorstander te zijn van de vernederlandsing. Dr. Depla legde zich neer bij de beslissing van de meerderheid. Als gevolg van deze vergadering werd een gemotiveerde motie | |
[pagina 54]
| |
gepubliceerd ondertekend door 67 academici, waaronder de namen voorkwamen van Depla, Dosfel en J. PersynGa naar voetnoot(72). Omtrent dezelfde tijd kwam een nieuwe Bond tot bevordering van de Vlaamse Hogeschool te Gent tot stand. Het voorzitterschap ervan werd waargenomen door de volksvertegenwoordigers L. Augusteyns en Adelf. Henderickx. De sekretarissen waren Hypp. Meert en M. Rudelsheim. Deze bond publiceerde op zijn beurt een gemotiveerd manifest op 2 sept., ondertekend door 105 min of meer vooraanstaande personaliteitenGa naar voetnoot(73). Een paar dagen tevoren had L. Dosfel, belegerd door zijn vrienden, o.a. door R. Speleers, Pater Stracke en Th. Spaeninckx, na lang twijfelen een professoraat te Gent aanvaard. Een ex-gandavensis, Alb. D'Haese, zou later getuigen dat zijn voorbeeld tweederden van de studenten had meegetrokkenGa naar voetnoot(74). In enkele grote centra werden openbare propagandameetings belegd. Aldus spraken op 17 sept. 1916, in de feestzaal van het ateneum in Antwerpen, Ad. Henderickx, Em. Wildiers, Alf. Van Roy en student Geo Van Tichelen; op 8 okt. in de feestzaal van het ateneum in Brussel, Ach. Brijs, Alf. Van Roy, en J. Lambrichts. Intussen had ook Jules Persyn, op aandringen van Arn. Hendrix en Spaeninckx, later nogmaals van Ad. Henderickx, dezelfde Spaeninckx en Hipp. Meert, een professoraat aanvaard. Hij nam echter dadelijk na zijn benoeming weer ontslag, juist op de vooravond van het k.b. in Le Havre getroffen tegen de professoren aan de bewuste UniversiteitGa naar voetnoot(75). Inderdaad: de regering van Le Havre greep in. Het gebeurde op een manier die ontstemming wekte ook bij een deel van de passieve Vlamingen. In het Staatsblad van 8-14 oktober 1916 verscheen een k.b. van 10 oktober waarbij voorzien werd dat al wie | |
[pagina 55]
| |
een ambt aan de Vlaamse universiteit aanvaardde, uit de nationale orden werd geschrapt, onverminderd de maatregelen die hen later zouden kunnen treffen. Dit k.b. werd voorafgegaan door een inleidend verslag van minister Poullet. Vóór dit k.b. bekend gemaakt werd in het Staatsblad, had het Ministerie van Kunsten en Wetenschappen een communiqué uitgegeven om de publikatie ervan aan te kondigen. Hierin werd gezegd dat de regering, na haar terugkeer in België ‘la transformation de l'Université de Gand’ zou voorstellen aan het parlementGa naar voetnoot(76). Hiertegen kwam dadelijk verzet vanwege Goblet d'Alviella, lid van het ministerie. Minister Poullet haastte zich te verklaren dat er slechts één officieel dokument bestond, nl. het inleidend verslag van het k.b. Hierin was de regering heel wat voorzichtiger gebleven. Zij verklaarde overtuigd te zijn dat ‘terstond na den herstelden vrede, door de samenwerking van aller goeden wil, dien zij dan ook zal trachten voor te staan, aan de Vlamingen, zowel op gebied van hoger onderwijs als elk ander, die volledige gelijkheid in rechte en in feiteGa naar voetnoot(77) zal worden verzekerd, welke moet bestaan naar den wens zelf van ons grondwettelijk gezag’. Er is toen heel wat te doen geweest over deze teksten en de indruk was allesbehalve gunstig. Het was duidelijk dat op het ogenblik dat de regering de professoren trof van de vernederlandste universiteit, zijzelf in dit verband niets anders kon doen dan een verklaring afleggen die tot niets bepaalds verbond in de toekomst. Op de propaganda voor de Vlaamse universiteit in het bezet gebied had dit k.b. van 10 okt. geen invloed meer. Wel hebben enkele ondertekenaars van de twee genoemde manifesten hun handtekening teruggetrokken en zijn dan verder ook passief gebleven. Onder hen was de bekendste Em. Wildiers die in de voorgaande weken niet alleen ten voordele van de vernederlandsing schreef, maar ook op volksvergaderingen het woord voerde. De Duitse kommissie, die belast was met het voorbereidend werk voor de vernederlandsing, mocht hierbij, naast de professoren, rekenen op de medewerking van R. Speleers, H. Van der Spurt, Hipp. Meert, Ir. Fabri en C. De Bruyker in Gent, van P. Tack en Joz. De Decker in Brussel en van E.H.Th. | |
[pagina 56]
| |
Spaeninckx, Aug. Borms en Adelf. Henderickx in Antwerpen. Geen enkel onder hen heeft zich teruggetrokken. Op een meeting in het ateneum in Antwerpen (15 okt.) voerden Dosfel, Borms en Karel Heynderickx het woord. De toespraak van Dosfel werd in brochurevorm uitgegeven: De vervlaamsching der Gentsche Hoogeschool beschouwd met het oog op de plichten der Vlamingen jegens Vorst en Land (1916, verscheidene uitgaven). Dit was een oproep tot de ouders en de studenten. Met verwijzing naar de brochure van A. Van RoyGa naar voetnoot(78) over de rechtsgeldigheid van de vernederlandsing stelde hij de vraag of niettemin het besluit van de goeverneur-generaal niet ‘onrechtmatig is, indruist tegen het natuurrecht, de billijkheid, de rechtvaardigheid, de plichten der Belgen jegens land en volk’. Hij weerlegde al de opwerpingen die hier ingebracht konden worden. Hij nam wel aan dat er geen absolute zekerheid bestond dat de universiteit na de oorlog zou gehandhaafd blijven, maar bestond deze absolute zekerheid voor de Franchimontezen, bestond zij voor de opstandelingen van 1830? Te gepasten tijde zullen Koning en regering doen wat zij voor het heil van het land beschouwen. God geve dat zij dan bekrachtigen wat wij deden - besluit Dosfel - en dat ‘onze wettige Vorst eerstdaags de Belgische vlag uitsteken zal aan den gevel onzer Vlaamse hogeschool’. Naar aanleiding van de beschuldiging van verraad en in verband met de verklaring afgelegd door de Duitse Kanselier over de toekomst van België, zag Dosfel deze laatste als de uitdrukking van Duitslands bedoeling om een dam op te werpen tegen de verfransing en er voor te zorgen dat België werkelijk onzijdig zou zijn. Welnu: dit is het oude programma van de Vlaamse Beweging! Dit was enkele dagen vóór de opening van de Universiteit. Op zaterdag 21 okt. werden, in besloten vergadering, de lokalen van de Universiteit door generaal-goeverneur von Bissing aan de nieuwe rektorale raad overgedragen. Opmerkelijk is het hoe sterk hij, in zijn toespraak, de klemtoon legde op het Nederlands karakter van de Universiteit: ‘Het is gene Duitse hogeschool die hier moet ontstaan, maar in de eerste plaats zeker gene Franse: zij moet worden ene Nederlandse hogeschool die diep in het Vlaamse volk wortelt en het is mij dan ook een bijzonder ge- | |
[pagina 57]
| |
noegen de heren te begroeten die uit het naburige en stamverwante Nederland herwaarts gekomen zijn om aan de nieuwe hogeschool onderricht te geven. Moge het hun gegeven zijn in samenwerking met de Vlaamse collega's te arbeiden aan de bevordering der vele belangen die den gehelen Nederlandsen stam gemeen zijn’. Op 24 okt. had de plechtige opening plaats van het nieuwe akademiejaar door rektor Hoffmann die een redevoering hield over de sociale rol van de hogescholen. Hiermede was de eerste Nederlandse universiteit in Vlaanderen, in het teken van de tegenspraak onder de flaminganten zelf, geboren. Wij kunnen het kort maken over het niet bijster lang leven van deze universiteit, dat er een was van rustige studie in een zware tijd en in de moeilijkste levensomstandigheden voor vele studenten. Op 6 dec. 1916 telde de hogeschool een akademisch korps van 43 leden. Op 1 febr. 1918 beliep het aantal studenten ingeschreven voor het lopend akademiejaar 392, waaronder 26 meisjesGa naar voetnoot(79). Het derde akademiejaar werd, in zorgwekkende omstandigheden wat de toekomst van de universiteit betreft, op 15 okt. 1918 geopend door wnd. rektor Prof. R. Speleers. Reeds na enkele dagen werden de lessen geschorst en op 22 okt. werd de universiteit gesloten. Pas in 1930 zou de zo lang betrachte Nederlandse universiteit opnieuw te Gent haar poorten openen. Er is veel gesmaald op de Nederlandse universiteit te Gent, 1916-1918. Met hopen drek en modder werd er geworpen, tijdens en misschien meer nog na de oorlog, naar wat de fransgezinden nooit anders genoemd hebben als de ‘universiteit von Bissing’. Deze moet vanzelfsprekend door de geschiedschrijver gezien worden in het geheel van de aktivistische politiek, zowel van Vlaamse als van Duitse zijde. Wij zullen dan ook pogen haar in dit verband te zien bij een algemene waardering van de politiek der aktivisten. Voorlopig kunnen wij reeds vaststellen dat indien de universiteit geen hoogtepunt was van wetenschappelijke degelijkheid, zij evenmin in dit opzicht minderwaardig is geweest. Het onderwijs was er wel degelijk en het werd gegeven in wetenschappelijke geest. Er is door de studenten ernstig en hard gewerkt. Daarbij dient er de klemtoon op gelegd dat deze uni- | |
[pagina 58]
| |
versiteit in haar geest volledig Vlaams d.w.z. Nederlands is geweest. Indien het de bedoeling van de Duitsers mocht geweest zijn een politiek van verduitsing te voeren of een politiek die de Nederlandse taal en de Nederlandse volkswaarden in het gedrang zou brengen, dan konden zij geen sterker burcht hiertegen bouwen dan de nieuwe Nederlandse universiteit in Gent. Er is dan ook van deze Universiteit, zo kortstondig in haar bestaan, na de oorlog een grote geestelijke kracht onder het Vlaamse volk uitgedragen. Indien wij het betrekkelijk klein getal studenten in aanmerking nemen, dan staan wij verwonderd hoe vele ex-gandavenses - dat was toch de naam die de besten onder hen na de oorlog als een eretitel wilden dragen - een rol gespeeld hebben in de jaren 1918-1940, en ook nog later, in het geestelijk, politiek en ekonomisch leven van het land. Wij noemen, in alfabetische volgorde: Karel Van Acker, P.F. Beeckman, Herm. en Walter Bossier, Arth. Broeckaert, Rich. Declerck, Lode Craeybeckx, Alb. D'Haese, Marc. D'Haese, Jan Van den Driessche, Leo Elaut, Piet Van Geert, Bob. Van Genechten, Fern. Van Goethem, Alb. Van Laer, Max Lamberty, Frans Mariman, Ant. Mermans, Maur. De Meyer, Rich. Minne, Wies Moens, Ach. Mussche, Arth. Mulier, Ger. De Paep, Alb. Van de Poel, Willem Reinhard, Geert Van de Steen, Jozef De Waele, Cyr. De Wael. Zij zijn in vele opzichten verschillende wegen gegaan, maar elk van hen heeft zijn steentje bijgedragen tot de versterking van de Vlaamse Beweging in de jaren die volgden op de sluiting van hun eerste universiteit, toen de poorten van alle andere universiteiten voor hen gesloten werden. Er was te Gent een geestelijke kracht samengebald die voor velen het bewijs leverde dat een Nederlandse universiteit in Vlaanderen, in normale omstandigheden, zou leefbaar zijn. Ook dit hadden de besten onder de professoren zich tot doel gesteld bij de aanvaarding van hun taak en zij hebben dan ook met hand en tand hun professorale waardigheid verdedigdGa naar voetnoot(80). |
|