Vijfentwintig jaar Vlaamse Beweging
(1969)–H.J. Elias– Auteursrechtelijk beschermd5. De geschiedenis van ‘De Vlaamsche Stem’ - Het Bussumer telegramOnder druk van de militaire gebeurtenissen (vooral de beschieting van Antwerpen) of om de vreemde bezetting te ontvluchten, waren vanaf augustus reeds duizenden Belgen, vooral Vlamingen, uitgeweken naar Nederland. Velen keerden na enkele maanden | |
[pagina 33]
| |
terug, velen zijn er de hele oorlog door gebleven. Een paar officieuze kranten zoals Het Belgisch Dagblad en L'Echo Belge werden verondersteld de spreekbuis te zijn van deze uitwijkelingen. Een groep vlaamsgezinden kon deze toestand niet aanvaarden en wenste een eigen Belgisch, maar vlaamsgezind orgaan. Aldus verscheen op 1 febr. 1915 te Amsterdam het dagblad De Vlaamsche Stem met de leuzen: Een volk zal niet vergaan! en Eendracht maakt machtGa naar voetnoot(34). Hoofdredakteur was Alb. Deswarte, de opstelraad was samengesteld uit Cyr. Buysse, René De Clercq, Lod. Dosfel, Jan Eggen en André De Ridder. De naam Dosfel viel reeds weg vanaf 27 febr.: Dosfel verbleef inderdaad in Vlaanderen, weigerde naar Nederland over te komen en schreef geen woord voor het bladGa naar voetnoot(35). Op 16 april gaf Jan Eggen zijn ontslag als redakteur: hij beschikte niet over tijd genoeg om zich aktief met de krant bezig te houden. In een programma-artikel verklaarde de redaktie dat het blad het orgaan wilde zijn van ‘alle bewuste, denkende, strijdende Vlamingen’, zonder onderscheid, eendrachtig als Vlamingen, eendrachtig als Belgen om te bevestigen dat ‘wars van alle vreemde inmenging,... de Vlaamsche Beweging is en blijft wat zij immer was: louter nationaal’. Enkele dagen later (7 febr.) verscheen een artikel van Frans Van Cauwelaert waarin betoogd werd dat ook de vlaamsgezinden moesten spreken: wij mogen de waan zich niet doen verbreiden alsof wij zouden zwijgen uit deemoed of uit naberouw over vroegere vergissingen. Wij moeten ons aangorden voor de dag van morgen - aldus zijn besluit - en weerom aan de arbeid gaan. Hoofdredakteur Deswarte stond sterk afwijzend tegenover elke samenwerking met de Duitse bezetter, zoals zeer duidelijk bleek uit een polemiek met Leo Picard en De Vlaamsche Post: hij veroordeelde niet alleen Picard, Domela en Marc. Minnaert, maar ook Stijn Streuvels voor zijn ‘jammerlijk’ oorlogsdagboekGa naar voetnoot(36). Toen het nieuws doorkwam dat de Duitsers te Oostende en te Brugge het bevel gegeven hadden alle Franse opschriften te verwijderen, werd dit door het blad ten zeerste betreurd: de Duitsers bewijzen Vlaanderen een slechte dienst door als bevor- | |
[pagina 34]
| |
deraars van de Vlaamse zaak op te treden want dit zal na de oorlog door de fransgezinden uitgespeeld worden in hun strijd tegen het Vlaams (9 mei 1915). Deze volledige afwijzing van elke Duitse tussenkomst betekende voor Deswarte geen passiviteit op het vlak van de binnenlandse politiek of van de Vlaamse propaganda. Hij nam hier een zeer vooruitstrevend en radikaal standpunt in. Dit kwam o.a. tot uiting in zijn artikel van 23 mei tegen zekere opvattingen van Prof. A.A.H. Struycken. Deze had de brochure Vlaanderen en de Belgische Kwestie (vgl. boven n. 19) scherp afgekeurd wat de opvattingen betrof van zekere Vlamingen die hierin werden uiteengezet. Ook Deswarte was er scherp tegen, maar hij vond niettemin het slot ervan goed nl. de opmerking dat België niet op de oude unitaristische grondslag opnieuw kon opgetrokken worden, maar, zoals de schrijver het formuleerde ‘zo dat beide zijn delen zich autonoom en in federalistischen zin, weerszijds in evenwicht houden’, waaraan Deswarte nog de overweging bijvoegde: ‘het gebeure inderdaad zo - in de naaste toekomst’. Zeer duidelijk formuleerde Deswarte dan zijn standpunt in een drietal artikelen: Spreken is Plicht - Diagnosis - Het redmiddel (28-30 juni). Vlamingen en Walen - aldus de schrijver - hebben de plicht en het recht te vragen wat België hun na de oorlog zal geven. Spreken over wat de toekomst hoort te zijn is plicht, want buiten deze gedragslijn bestaat alleen maar een politiek van kortzichtigen of een taktiek van zwakkelingen (i). De oorzaak van Belgiës zwakte ligt in het unitarisme. Als gevolg hiervan kregen wij slechts enkele kreupele taalwetten die niet eens werden toegepast. Er mag na de oorlog geen nieuwe kreeftegang meer komen van de Vlaamse Beweging, want dan hebben wij beslist nog een eeuw taalstrijd te voeren (ii). Tegenover het staatsunitarisme stellen wij het volksdualisme. ‘De enige hechte grondsteen van staatseenheid en staatsvrede is bestuurlijke verscheidenheid, d.i. liberale rechtsbedeling aan de gewestelijke organismen’ zoals provincies, arrondissementen, kantons, gemeenten. Bij de toepassing van dit beginsel op België wil Deswarte daarbij het woord bestuurlijke scheiding vermijden omdat het aanleiding tot misverstand kan geven. De nieuwe oplossing die men onder ogen moet durven zien is: Waals en Vlaams zelfbestuur (‘het dubbele zelfbestuur’ zoals Deswarte zijn eigen oplossing zal noemen). Deze idee dagtekent niet van heden: zie reeds vóór 1914 de Walen en ook de VlamingenGa naar voetnoot(37). | |
[pagina 35]
| |
In het volgende nummer (1 juli) verscheen de mededeling dat voortaan Ant. Jacob zou deel uitmaken van de redaktie op grondslag van zijn februariopstel in De Beweging ‘die met die der Vlaamse Stem overeenkomt’. De toon van het blad wordt nu vinniger en meer polemisch. Van nu af aan verschijnen een reeks dokumenten uit de geschiedenis van de Beweging waarin meer de nadruk gelegd wordt op de radikalere stromingenGa naar voetnoot(38). Reeds op de 1ste juli verscheen een artikeltje van Jacob (niet ondertekend) waarin het aksent gelegd werd op het feit dat spreken niet alleen plicht was voor de Vlamingen, maar ook voor de regeringGa naar voetnoot(39). Niettegenstaande deze radikale richting vond het blad nog een ruime medewerking voor zijn elf-julinummer. Wij vinden er bijdragen van o.a. Alb. Deswarte, Jul. Persyn, Frans Van Cauwelaert, René De Clercq, André De Ridder, Jul. Hoste jr., A. Jacob, Karel Van den Oever, Leonce DucatillonGa naar voetnoot(40), Dr. Van de Perre, Leo Van Puyvelde, Joh. De Maegt, Leo Meert en Phil. De Pillecyn. ‘Vlamingen, gedenkt de Guldensporenslag!’. Voor dit eerste elf-julifeest in de uitwijking werden de Vlamingen opgeroepen tot een samenkomst in het Brediusbos bij BussumGa naar voetnoot(41). Zij waren talrijk opgekomen. De verslaggever van De Vlaamsche Stem meldt meer dan duizend aanwezigen; Deswarte schreef later (29 juli) over ‘een drieduizend mensen’; in het huldetelegram dat aan de Koning werd gezonden, spraken de ondertekenaars Deswarte en De Clercq over Nederlanders en Vlamingen ‘réunis par milliers’. Het plein was versierd met Nederlandse en Vlaamse vlaggen: de Belgische driekleur had men blijkbaar vergeten. In het telegram aan de Koning werd voor de toekomst gesproken van ‘la Flandre autonome dans la Belgique indépendante’Ga naar voetnoot(42). De sekretaris van de Koning stuurde namens de Vorst een telegram van dank, maar met een dringend beroep op al de Belgen ‘opdat zij voor den vijand, geen ander doel of bekommernis zouden hebben, dan de vrijmaking van het grondgebied’. In het | |
[pagina 36]
| |
dankwoord hierop van De Vlaamsche Stem werd de hoop uitgedrukt dat iedereen, maar vooral onze geliefde Vorst ‘zich overtuigen zullen, dat wij geen ander doel nastreven dan de broederlijke verstandhouding tussen Walen en Vlamingen, geen ander drijfveer ondergaan dan een nobele zucht om Vlaanderens zelfstandigheid in het onverdeelbare België’, een verklaring die besloten werd met een ‘Leve België! Leve zijn Koning’ (17 juli). Het antwoord van de Koning was nochtans voor velen een ontgoocheling. Door de radikalen zou het in de nabije toekomst samengevat worden in het lapidaire: Vecht en Zwijgt! In De Vlaamsche Stem zelf stond men aan de vooravond van een krisis. De aanval ging uit van Frans Van Cauwelaert zelf met, wonder genoeg, Alb. Deswarte als bondgenoot. In zijn nummer van 21 juli (nationale feestdag!) publiceerde het blad een manifest getekend door Fr. Van Cauwelaert, Arth. Buysse (liberaal volksvertegenwoordiger voor Gent), Cyr. Buysse, J. Hoste jr., Alb. Deswarte, Leo Van Puyvelde, L. Ducastillon en André De Ridder waarin o.m. bevestigd werd dat de Vlaamse Beweging geen afbreuk wilde doen aan de staatkundige eenheid van België, dat het doel ervan kon worden bereikt ‘zonder dat de staatkundige samenhang uit welken ons land is opgebouwd worde ontkracht’. De ondertekenaars spraken de hoop uit dat het landsbestuur tot het klaar inzicht zou komen dat aan het Vlaamse volk volledig recht moest worden gedaan. Door de ondertekening van dit manifest was Alb. Deswarte zonder twijfel in een valse positie komen te staan als hoofdredakteur van De Vlaamsche Stem. Hij trad dan ook af als dusdanig en met hem ook Cyr. Buysse en André De Ridder. Dit gebeurde op 17 augustus, nadat daags tevoren een algemene vergadering van aandeelhouders bij eenparigheid van stemmen tot likwidatie besloten had. In een artikel, verschenen op 30 juli, had Deswarte verklaard dat aangezien het debat over ‘tweevoudig zelfbestuur’ en vernederlandsing van Gent aanleiding bleek te kunnen zijn tot ergernis en tweespalt, hij de bespreking van dit dubbele hoe als ontijdig beschouwde en derhalve alle diskussie hierover zou staken tot na de bevrijding van het grondgebied. Terwijl De Vlaamsche Stem weigerde een brief op te nemen over de motivering van zijn ontslag, kon Deswarte van de gastvrijheid van het dagblad De Telegraaf gebruik maken om zijn standpunt nog eens toe te lichten. Reeds op de vergadering van de aandeelhouders op 16 augustus had hij vastgesteld - zo schreef hij - dat er een groep was waarvan hij de politiek niet kon volgen. | |
[pagina 37]
| |
Dit werd nog duidelijker door een mededeling in het blad waarin gesproken werd van een voorwaardelijke loyaliteit als voorwaarde voor het herstel van België. Mijn ‘verknochtheid’ aan België is onvoorwaardelijk en ik sta op het standpunt dat België in deze strijd het recht heeft om te zeggen: wie niet onvoorwaardelijk met mij is, die is tegen mij. Mijn artikels van 28-30 juni waren slechts de uiting van mijn persoonlijke mening, niet van de redaktie en drukten mijn trouw uit aan België. Mijn onwrikbaar loyalisme wordt verloochend door de huidige redakteuren in hun verklaring dat het herstel van de rechten van het Vlaamse volk een voorwaarde is voor het herstel van BelgiëGa naar voetnoot(43). Het is duidelijk dat deze motivering van zijn stilzwijgen in de toekomst niet overtuigend kon werken, nadat hij dit zelf, amper een maand tevoren, een politiek van kortzichtigen of zwakkelingen genoemd had. De redaktie van het blad kwam nu in handen van De Clercq en Jacob die het konden handhaven met de steun van F.C. Gerretson, een overtuigd Groot-Nederlander. De nieuwe redaktie verklaarde de lijn door Deswarte vastgelegd in zijn opstellen van 28-30 juni te zullen doortrekken. Het vraagstuk van de ‘voorwaardelijkheid’ van het loyalisme bleek vooralsnog voor verschillende uitleggingen vatbaar. In een repliek op de brief van Deswarte (21 augustus) deed L. Brulez opmerken dat de verklaring van de nieuwe redaktie geen voorwaardelijk loyalisme was doch slechts de konstatering van een feit, van een voorwaarde van Belgiës bestaan, zoals ook Van Cauwelaert dit formuleerde in zijn manifest van 21 juli. De 3de september reageerde Jacob op een opmerking van Alb. Verwey die ook een verschuiving had menen te zien tegenover het opstel in De Beweging. Hij beweerde dat het artikel Vlaanderen en België. Open brief aan onze vrienden in Vlaanderen (dd. 15 aug. in het nr. van 18 aug.) door De Clercq en Jacob, geen verschuiving van standpunt was, maar alleen ‘een verschuiving van nadruk’. In het februariopstel lag de nadruk op de verplichtingen van de Vlamingen tegenover België, thans valt het aksent op die van de Belgische leiders tegenover de Vlaamse zaak. Professor Jef De Cock, hoogleraar te Leuven en uitgeweken naar Nederland, vatte het wel anders op. Hij betuigde zijn geestdriftige instemming met de positie ingenomen door het blad dat nu ‘werkelijk een Vlaamse stem wordt en het lot van Vlaanderen behartigt boven dat van den “Belgischen | |
[pagina 38]
| |
Staat”’. Ook het antwoord van Van Cauwelaert liet niet op zich wachten: op 27 augustus verscheen te Scheveningen het eerste nummer van zijn nieuw weekblad Vrij België'. De Vlaamsche Stem verloor, met een deel van haar redaktie, ook zijn meeste vroegere medewerkers en kon nog slechts op twee bladzijden verschijnenGa naar voetnoot(44). Er was dus een scheuring ontstaan in het vlaamsgezinde kamp in Nederland. Het vraagstuk van de Duitse hulp tot oplossing van de Vlaamse Beweging (één van de twee kernpunten van het aktivisme, het tweede zijnde de gedachte van de zelfstandigheid) heeft hierbij geen rol gespeeld. Het ging om een stap vooruit in de ontwikkeling van de doeleinden van de strijd, waar Van Cauwelaert de voet dwars zette en de Belgische eenheid als een feitelijk integraal bestanddeel van de Vlaamse Beweging vooropstelde. Zo ontstond een scheuring onder flaminganten; het was niet de eerste en het zou ook niet de laatste zijn. Thans kwam echter een derde medespeler voor het voetlicht: de Belgische regering in Le HavreGa naar voetnoot(45). Minister Pr. Poullet die naar Den Haag overgekomen was om tal van administratieve zaken te regelen, nodigde René De Clercq uit tot een onderhoud. Dit had plaats op 17 september. De minister stelde er De Clercq voor de keus: aftreden als redakteur van De Vlaamsche Stem of zijn ontslag krijgen als ateneumleraar. De minister vroeg om een schriftelijk antwoord. De Clercq protesteerde tevergeefs door te wijzen op zijn loyaliteit tegenover België: zijn dichtbundel De Zware Kroon was juist ter pers en hij zond op 23 sept. de minister een eksemplaar van de drukproeven, samen met zijn antwoord: een weigering om af te treden als redakteur van De Vlaamsche Stem. Het onderhoud met Poullet had plaats op 17 september. Was het artikel van A. Jacob Loyauteitsverhouding, van 19 september, niet reeds een principieel antwoord? Hij betoogde erin dat de loyauteit niet kon komen van één kant: de opvatting van de wederkerigheid in loyauteit tussen onderdaan en vorst was een oude Vlaamse traditie. De houding van de volksgezinden zal dan ook bepaald worden door die van de Overheid. Dit standpunt bracht | |
[pagina 39]
| |
er Jacob toe de brochure van Domela Nieuwenhuis Vlaanderen bevrijd van allen zuidelijken dwang (Amsterdam, 1915, 47 blz.) af te wijzen. Domela was volgens hem onbevoegd om in naam van welke Vlaamse fraktie ook te spreken. Er bestaat een kloof tussen de Nederlander en de Vlamingen die de denkbeelden zouden aankleven door hem in deze brochure voorgehouden, omdat de positie van een Nederlander hier helemaal verschillend is van die van een Vlaming. Jacob bevestigde daarbij ook - tegen Domela - dat hij zich niet kon voorstellen dat een zuiver vlaamsgezinde regering in 1914 anders zou opgetreden zijn dan de verfranste Belgische regering van 1914 (artikel van 30 sept.). Het antwoord van René De Clercq aan minister Poullet was een weigering om zich aan de gestelde voorwaarde te onderwerpen (23 sept.). In De Vlaamsche Stem ging Ant. Jacob intussen voort het Belgisch standpunt, naar zijn opvatting, te verdedigen: ‘verscherping van de tegenstellingen tussen Vlaanderen en Wallonië, van elkander verwijderen van Noord- en Zuid-België, verloren gaan van de Belgische eendracht - het zijn, ook door ons zij dit met nadruk vooropgesteld, verderfelijke faktoren. Onze pogingen moeten gericht zijn op een binnenlandse politiek die deze negatieve elementen uitschakelt’. Wij moeten de waarde van het Belgisch staatsverband verhogen, want het is ‘voor ons volk het enig historisch gegevene’ (5 okt.). In de heftige gemoedsstemming die volgde op zijn onderhoud met minister Poullet, schreef René De Clercq het befaamd geworden gedicht Aan die van Havere toen zij vergaten dat ook Vlaanderen in België lag met het refrein: Heb ik geen recht, ik heb geen land
Heb ik geen brood, ik heb geen schand
Vlaanderen, Vlaanderen, met hand en tand
Sta ik recht voor u,
Vecht voor u!
Dit gedicht heeft zeer sterk de opstandige, aktivistisch gerichte gemoederen getroffen. Het werd voor het eerst gepubliceerd in De Vlaamsche Stem van 18 oktober. Intussen was bij k.b. van 5 oktober De Clercq ontslagen als ateneumleraar en werd Jacob bij ministerieel besluit geschrapt van de lijst der kandidaten voor een tijdelijke funktie in het rijksmiddelbaar onderwijs. Baron Fallon, Belgisch gezant in Den Haag, deelde dit op 26 oktober mede aan De Clercq. De Vlaamsche Stem maakte het nieuws bekend op 2 november. De 4de nov. verscheen in het blad de fotokopie | |
[pagina 40]
| |
van de brief met een korte kommentaar van De Clercq, waarin gesproken werd van ‘onze welbeminde Koning, misleid door een fransdolle, vlaamshatende of vlaamsverloochenende omgeving’ en dat eindigde met de kreet: Leve de Koning! De redaktie van De Vlaamsche Stem bleef de koning trouw - wie zou hier niet gedacht hebben aan ‘den Koning van Hispaniën’ uit het Wilhelmus? - en stuurde hem, op 16 nov. 1915, naar aanleiding van zijn naamdag een telegram om de ‘eerbiedige hulde en diepgevoelden heilwens’ uit naam van het blad te betuigen. Het telegram was dan ook getekend door de twee redakteuren, trouw tot aan de bedelstaf: De Clercq en Jacob. Aldus het verloop van de gebeurtenissen, zoals het aan de hand van De Vlaamsche Stem en het relaas van De Clercq te rekonstrueren valt. Hierbij rijst onmiddellijk de vraag: wat is er achter de schermen gebeurd? Voor de flaminganten, die elkaar in twee vijandige kampen begonnen te bevechten, was de hoofdvraag daarbij: welke rol speelde in dit alles Frans Van Cauwelaert om De Vlaamsche Stem en het programma ervan ten gronde te richten? Dat Van Cauwelaert op de hoogte was van de inzichten der regering is zeer waarschijnlijk. Op 30 juli, meer dan anderhalve maand vóór het onderhoud Poullet-De Clercq, had hij aan laatstgenoemde een brief geschreven om hem te waarschuwen tegen ‘onvoorzichtige uitlatingen’ en hem in dit verband tevens gewezen op zijn verantwoordelijkheid als huisvader. Nadat De Clercq afgezet was, hebben de tegenstanders van Van Cauwelaert - onvermijdelijk - hem ervan beschuldigd de hand in het spel te hebben gehad. René De Clercq heeft aan de mogelijkheid hiervan gedacht. Ant. Jacob heeft, naar aanleiding van een artikel over de ontheffing verschenen in De Nieuwe Rotterdamsche Courant, zijn twijfel, onpersoonlijk, als volgt geformuleerd: de houding van de regering is niet denkbaar zonder de ruggesteun van een Vlaamse fraktie en we zullen niet ver van de waarheid zijn als we dit stuk beschouwen als het advies van deze laatsteGa naar voetnoot(46). Dat Van Cauwelaert alle verantwoordelijkheid van zich heeft afgeschud is vanzelfsprekend: broodroof was in de politiek wel een gebruikelijk, maar toch nog steeds hatelijk strijdwapen. Op grond van de dokumenten die in het debat zijn geworpen kunnen wij geen oordeel uitspreken. Wij zijn alleen ertoe in staat om vast te stellen, op grond ervan, dat er geen enkel bewijs bestaat om ertoe te besluiten dat Van Cauwelaert schuld heeft gehad aan de afzetting | |
[pagina 41]
| |
van De Clercq. Wat dan de voorlichting betreft van de regering te Le Havre zullen wij daarenboven dienen rekening te houden met het feit dat ook Van Cauwelaert hardnekkige vijanden had (de latere houding van Van Puyvelde en van Ducatillon bewijzen dit) en dat er toch officiële inlichtingsdiensten - naast de geheime - bestonden die druk uitoefenden op de regering in Le Havre. |
|