| |
| |
| |
Joh. van der Woude
Het Nederlandsche boek en de zee
Nederland en de zee. Het Nederlandsche boek en boeken van de zee. De wisselwerking is niet zoo intens als men geneigd zou zijn te vermoeden. Johan van der Woude, die zelf aan de zee zijn eerste boek (Straat Magellanes) gewijd heeft, doet daar een boekje over open.
| |
| |
| |
Het Nederlandsche boek en de zee
Eeuwenlang hebben Nederlandsche schepen met een Nederlandsche bemanning de wereldzeeën bevaren. In de zestiende eeuw zonden ondernemende kooplieden de eerste particuliere expeditiën uit naar de Oost, na de stichting der Vereenigde Oost-Indische Compagnie trok vloot na vloot naar Indië. Nederlanders zochten in die dagen naar de legendarische Noord-Oostelijke doorvaart, zeilden op de Nieuwe wereld, togen naar Oost en West, naar Noord en Zuid. Heden ten dage is er welhaast geen zeevaartroute, of men ontmoet er schepen onder Nederlandsche vlag en duizenden vinden werk op onze handelsvloot. Het volk groeit op achter de dijken en duinen die het lage land tegen de zee beschermen en de helft van de bevolking snuift dagelijks de zeewind op, die over het land komt aangewaaid. De zee is gemeengoed van den Nederlander en zoo hij haar al niet bevaren heeft, hij heeft haar gezien, hij spreekt, hij hoort en leest over haar en over de scheepvaart.
Schrijft hij over haar? Kunnen wij spreken van het Nederlandsche boek en de zee? Is er sprake van een Nederlandsche zee-literatuur? Gaan wij de publicaties der laatste jaren na, dan blijkt, dat slechts een klein getal auteurs zich bezig houdt met de zee, het scheepvaartbedrijf en de zeevaarders, en dat bovendien dit kleine aantal publicaties nog te scheiden valt in diverse groepen, waarin de zee een geheel eigen en verschillende plaats inneemt. Is het een zonderling verschijnsel te noemen dat een volk waarvan zooveel leden de zee bevaren haar in zijn moderne literatuur een zoo kleine plaats inruimt?
Onze literatuur vertoont de neiging de entourage van het eigen land te ontvluchten, hare problemen
| |
| |
buiten de grenzen van het kleine, eigen rijk te verleggen; terwijl vele auteurs de merkwaardigste pogingen ondernemen in haar de geaardheid van het eigen volk te ontvluchten voor de breedere mogelijkheden van een zoogenaamde Europeesche mentaliteit, terwijl zij zich pogen los te wringen van het statische element dat den geboren Nederlander kenmerkt, blijkt de zee als object er een te zijn van te groote bekendheid, blijkt de zee zoozeer versmolten met het eigen land, met de bekende, omsnoerde entouragemogelijkheden, dat slechts een heel enkel auteur in staat bleek de zee tot de idee van een zijner werken te projecteeren. Een klein aantal anderen plaatsten de zee in hun boeken als een noodzakelijke entourage, terwijl weer anderen haar als zuiver journalistiek object be- en mis-handelden.
De zee vervult in deze diverse boeken drieërlei functie; zij is als leidende idee en als onderwerp verwerkt, zij werd gebruikt als de voor het geheel noodzakelijke entourage of wel zij verscheen in bepaalde scènes als een vrijwel willekeurig speeltooneel.
En in een heel enkel geval werd de zee bewust als speelplaats gekozen en bezit zij als zoodanig een volkomen toevallige waarde, geheel en al verstoken van de noodzakelijke band met de leidende idee. Het zeldzame voorbeeld hiervan is het interessante, maar onevenwichtige boek van Wagener: ‘Drie Duizend Meter In Dood Water’, in welk boek de auteur: ‘...als anecdotischen inhoud het Kanaalzwemmen koos om een aantal menschen van zeer verschillende ontwikkeling, begaafdheid en maatschappelijke positie onder één gezichtshoek te vereenigen....’ Het willekeurig kiezen van de entourage, met ontkenning van de dwingende eischen die het onderwerp aan zijn vorm
| |
| |
stelt, is echter niet des romanciers, doch verraadt den essayist, wien de entourage en zelfs den vorm onverschillig laat, wanneer hij slechts gelegenheid krijgt zijn polariteit te stellen.
Spreken wij van een zee-literatuur, dan stellen wij hier het werk van dién auteur voorop die, rechtstreeks gegrepen door de zee als object, haar in zijn romans opnieuw als leidende idee gestalte geeft, terwijl wij verder ook die boeken hieronder kunnen rangschikken, waarin de zee als entourage een belangrijke rol speelt, of wel geheel en al zijn doordrongen van de onmiddellijke omgeving der zee en zonder haar niet zouden kunnen zijn geschreven.
De journalistiek, die zich van de zee heeft meester gemaakt om haar, als bekend object, in reportages zijn lezers voor te leggen, is zeker een criterium voor de interesses van het lezend publiek, doch heeft, voor zoover zij bij ons o.a. door A.M. de Jong in ‘Een Zwerftocht Over Zee’, door Jef Last in ‘Achter De Mast’, door Borstlap in ‘Een Schip Vaart Uit’ is beoefend, slechts een onbeduidende plaats tusschen de boeken van de zee.
Volkomen geïnspireerd op de zee en het leven op zee, geheel en al geschreven uit de Hollandsche mentaliteit en gedragen door de volkomen bekendheid met de zee en de relaties die tusschen typische eigenschappen van den Nederlandschen zeeman en haar bestaan, is het voorbeeld van het boek van de zee nog altijd Van Schendel's ‘Het Fregatschip Johanna Maria’, dat kwalitatief de vergelijking met elk buitenlandsch boek van de zee gemakkelijk kan doorstaan, en dat ook door de realisatie van het karakter van den Nederlander in zijn functie als zeeman, het beste werk van een Conrad overtreft. Hier kreeg de zee een
| |
| |
volkomen eigen gestalte als tegenspeelster van den bootsman Brouwer en zijn schip. Deze polariteit zee en zijn bewaarder werd tot de, den auteur opgedwongen, idee van het boek en werd, via de volmaakte reactie van den auteur op zijn idee, de herschepping, die voor den roman als eisch moet worden gesteld. Ook W.L. Leclercq's ‘Wind In De Zeilen’, een eenvoudige reportage van een zeiltocht van Australië naar Engeland, in dagboekvorm geschreven, stijgt in enkele gedeelten boven de goede journalistiek uit, gedeelten die door de zee als een zelfstandige, herschapen gestalte worden beheerscht. Dit boek is geen roman, geen tot realiteit geworden verbeelding, maar het vertoont op enkele plaatsen onmiskenbaar een noodwendige, uit zijn onderwerp voortvloeiende dramatiek, waardoor sommige gedeelten eensklaps het fundament krijgen van een leidende idee. Op deze plaatsen verzwolg de intensiteit waarmee de auteur zijn onderwerp beleefde zijn journalistieke intentie.
Vele van onze hedendaagsche auteurs, nog steeds geïnfecteerd door het realisme, beschikken nog in ongedwongenheid over diverse entourages waarmee zij hun boeken kunnen stoffeeren en waaruit zij vrijwillig een keuze doen. Bij hen bestaat zoowel de neiging zich vast te bijten in een bepaalde, aan de Nederlandsche realiteit ontleende speelplaats, zooals Vestdijk in ‘Mijnheer Visser's Hellevaart’, Marianne Philips in ‘Henri Van Den Overkant’, als wel de zucht deze vrijwillige keuze van hun milieu te demonstreeren door de speelplaats van hun boeken buiten de landsgrenzen te verplaatsen: Vestdijk en Marsman in ‘Heden Ik Morgen Gij’, Du Perron in ‘Het Land Van Herkomst’ Van Wessem in ‘300 Negerslaven’. De zee
| |
| |
is een bij uitstek romantisch requisiet; het is niet verwonderlijk dat de realistische infectie dit programmanummer tijdelijk op den achtergrond heeft geschoven.
Grooter is het aantal boeken waarin de zee de rol van een noodzakelijke entourage vervult, zonder nochtans uit zichzelve de idee te hebben gegeven, waaruit het boek kon ontstaan. Van Schendel's ‘Jan Compagnie’ en zijn ‘Avonturiers’, Van Wessem's ‘300 Negerslaven’, Johan Theunisz' ‘Verloren Volk’, zijn hiervan voorbeelden. In de derde groep, waarin de zee als nauwelijks nog zichtbaar décor is aangebracht, paradeeren ‘Wier’ van Jan Campert en ‘Een Stoombootje In Den Mist’ van Herman de Man.
Het is een ondankbare taak een opstel te schrijven over het Nederlandsche boek en de zee, omdat wij ons moeten bekennen dat onze ‘zee-literatuur’, met een heel enkele uitzondering, een allerdroevigst figuur slaat in de kwantitatief overvloedige productie onzer moderne auteurs. De zee en de zeevaart heeft voor onze schrijvers en schrijfsters weinig belangstelling; zij wordt hoofdzakelijk als willekeurige entourage gebruikt, om het provincialisme te ontgaan, om de begrensdheid van het eigen land te ontvluchten in een wijder decor, om de bij het publiek zeer gewilde beeldvariatie te bewerkstelligen, en zij paradeert in vele boeken als een vanzélfsprekend object, dat schijnbaar zoo bekend is, dat er niets meer over te zeggen valt. De reeds genoemde realistische infectie bant bovendien alle sterk geaccentueerde requisieten der romantiek in een duister hoekje en de ontwikkelingsgang onzer literatuur heeft vele auteurs aangetast met de neiging zich te specialiseeren op de analyse van het menschelijk individu, ongeacht zijn belangrijkheid.
| |
| |
Onze zeeliteratuur bestaat uit Van Schendel's ‘Fregatschip’; het is ook het eenige boek, dat typisch Hollandsch kan worden genoemd. Op deze wijze over de zee te schrijven, eischt van den auteur een groote interesse, eischt, dat hij haar ziet als idee, als tegenpool van zichzelf, waaruit de vereischte spanning tusschen den auteur en zijn idee kan ontstaan. De idee, waaruit een prozageschrift ontstaat wordt niet gekozen, zij dringt zich aan den auteur op. De journalist kan zeggen: ik schrijf over den afsluitdijk, over de zee of over het Rembrandtplein; ook dan ontstaan soms voortreffelijke verhalen, zooals die van Jack London over de zee, zonder dat zij nochtans een ándere pretentie bezitten dan journalistiek te zijn. Den romancier kan door den afsluitdijk, de zee of door het Rembrandtplein de idee worden opgedrongen, waaruit misschién een roman kan ontstaan; te kiezen heeft hij niets, noch zijn idee, noch zijn vorm, noch de nuanceverschillen in zijn stijl, die iedere roman hem oplegt.
De realist of zij die nog steeds den invloed van het realisme ondergaan, in mindere mate gebonden aan den voor den expressionist noodzakelijk uit de idee voortspruitenden vorm, heeft een gruwelijken afkeer van de veelvuldig beschimpte requisieten der romantiek; hij wordt uit den aard van zijn wezen hiertoe minder aangetrokken en richt zijn voorkeur op andere stoffeeringen, op andere bronnen. Gezien deze mentaliteit behoeven wij er ons niet over te verbazen de zee in onze moderne literatuur niet vertegenwoordigd te zien op een wijze dat wij van een zee-literatuur kunnen spreken, en het is typeerend dat het slechts een schrijver als Van Schendel, een autonoom talent, in wiens werk men geen invloeden kan aanwijzen,
| |
| |
ondanks zijn klassiek woordgebruik een romanticus, mogelijk was de zee in een roman te herscheppen.
De zee wordt beschreven; men schrijft niet over haar. Vele auteurs beschreven haar, soms brillant, gemeenlijk nonchalant; alleen Van Schendel heeft haar een eigen gestalte gegeven, souverein, grootsch, in dit meesterwerk onzer literatuur: Het Fregatschip Johanna Maria.
|
|