| |
| |
| |
| |
Met de oogen word het hart verwonnen.
| |
| |
Uw' pylen zijn vergeefs, ô min, zoo 't oog ontbreekt:
Gy zult ons nimmermeer als door 't gezigt verwinnen:
Door deeze vensters komt uw zoet vergif vaak binnen:
Dit is de pyl waar mêe gy 't allerfelste steekt.
De minne-boog is 't oog, de lonkjes zyn de schigten
Waar door het sterkste hart straks valt uit zyn gewrigten.
| |
| |
| |
Met de oogen word het hart verwonnen.
Dat de oogen de meeste kragt hebben om Liefde te veroorzaaken, en dat de Liefde door de oogen het eerst in 't hart komt, is voor heenen zeer geleerd en beknopt verhandelt door
D. Jonktys
in het ont- leden van zyn Roselyns oogjes, en vermits dit boek- je niet veel te vinden is, zal het den leezer niet onaangenaam kunnen zyn, indien ik in myne aantekeningen over dit Zinne- beeld, Jonktys volg, en meteen een uittrekzel van dit over- aardige werkje geef.
In het begin haalt Ionktyds aan, het geene in het algemeen Liefde kan veroorzaaken, daar na komt hy op alle de deelen van 't lighaam in 't byzonder, en besluit, dat, niet tegenstaan- de de aantrekkelykheden die men in elk van hen kan vinden, de oogen hier in alle de anderen deelen ver overtreffen: Hy begint, om zyn gevoelen te bevestigen, de waardigheid van het oog met deeze woorden op te haalen: ,,d'onsterffelycke ,,Ziele des Menschen, besloten in den duist'ren Kercker on- ,,ses Lichaems, en kan noch verstaen noch begrypen, dan ,,door behulp der uytterlycke sinnen: dese sinnen zyn vyf, ,,nae 't getal der vyf een-wesighe Lichaemen den Hemel en ,,de vier Elementen. 't Gehoor heeft een lochtachtigh Lig- ,,haem tot zyn voorworp, den reuck een vuyrigh, den smaeck ,,een waterigh, en 't gevoelen een aard achtigh: maer 't ge- ,,sichte, als zynde het edelste en 't suiverste van allen, is ,,een Hemelsch en niet brandend licht tot sijn voorwerp toe- ,,gepast, uit welk voorworp, 't gheen van de Poëten Gods ,,eerstghebore wert toegenaemt, ghy onfeilbaar de waerdig- ,,heydt van 't gesichte moogt afmeten: Verders haalt Jonk- tyds verscheide gevoelens van geleerden aan, waar mede hy de waardigheid van het gezigt wyder bevestigt; dog vermits dit het onderwerp hier niet is, ga ik het voorby, anderzints kan men het wytloopiger nog vinden by Johan. Michael: in zyn tractaat de natura visus, en Francisc. Junius de pict. veter. lib.
| |
| |
3: cap. 9. §. 8. en anderen. Vervolgens zegt
Jonktyds
dat de Liefde door de oogen eerst in het hart komt, en haalt ook aan, dat, volgens het gevoelen van zommigen, de Grieken de Liefde
ἔρως hebben genaamt, om datze δ̓πὸ τ̔̀ ὀ ράσεως, van 't gezigt, haaren aanvang neemt; en zekerlyk indien de oo- gen ontbraaken de Liefde zou weinig vermogen hebben,
Indien de oogen niet en sagen
't Hert sou geen Minne-smerten dragen.
Want schoon zommigen, gelyk Jonktyds ook aanhaalt, zon- der zien verlieft zyn geworden, meen ik, dat het, als het al waar mogt zyn, t'eenemaal voor iets wonders moet worden geagt, en byna als zonder voorbeeld; daar en boven, wan- neer ymand zonder zien, op het enkele gerugt 't geen hy van een schoonheid hoorde, mogt verlieven, is het egter zeker, dat hy door het gehoor alleen nooit daar toe zou kunnen ko- men, maar zig nootzaakelyk moet verbeelden het Schoonste van die Schoonheden die hy voor deeze met zyne oogen heeft gezien, 't geen gevolgelyk het eenigste moet zyn dat hem doet verlieven, zoo dat het in dit geval zelf waar is, gelyk dezelve Jonktyds wel aanmerkt, dat de oogen de eerste aan- leyders tot de Liefde zyn.
Oculi sunt in amore duces.
En het is een gevoelen zoo gemeen dat het naawelyks van ymand is tegengesprooken, alle die verlieft geweest zyn, be- kennen het meeste deel dat zy het door 't gezigt hebben in 't hart gekregen.
Viderunt Oculi, rapuerunt pectora flammae.
Tacitus zegt in zyn tractaat de Morib. German. cap. 43. in fin.
| |
| |
Primi in omnibus proelys oculi vincuntur, 't geen d'Ablancourt heeft overgezet, de oogen worden altyd het eerste overwonnen ,,zoo wel in Liefde als in Oorlog. Seneca, dat de Liefde in ,,de oogen begint en in 't hart valt; amor in oculis oritur in
,,pectus labitur. Propertius Schryft aan zyn Cynthia, el. 23. lib.
,,2. dat een die ziet zondigt, en die niet ziet ook niet verlieven ,,zal, en dat de oogen vervolgens alleen de schuld hebben.
Qui videt is peccat, qui non & viderit, ergo
Non cupiet. Facti crimina lumen habet.
Derhalven zei een Italiaans digter heel wel:
Et sian col cor punite ambe le luci,
Ch'a la strada d' Amor mi furon duci.
Myn keurig oog 't geen my op 't Minne-pad vervoert heeft,
Gevoel nu meê de smart daar 't harte van ontroert leeft.
Deeze gedagten heb ik voorheenen wat wytloopiger uitgebreit in de volgende Harders-Zang.
Roozelyne
Harders-Sang.
De jonge Roozelyn' door spyt en min gedreeven,
Dewyl haar Veldman heel ontaard zyn hart ontzeit,
Tragt haar beneepe Ziel een weinig lugt te geeven
In 't diepste van het Bosch en droevige eenzaamheid.
Zy wil 't geboomte dus haar ongeluk doen kennen,
En de Echo na 't geluit van haare klagten wennen.
Dewyl, zegt zy, ik my van Veldman zie veragten,
Myn ted're lonken, en myn' zugten zie versmâan,
Dewyl, helaas; dewyl myn ziel van al' haar' kragten
Berooft, de stormen van de min steets uit moet staan;
Ach Oogen, helpt my tog, ontsluit, ontsluit, uw kraanen,
Myn blaakend hart, snakt na den vogt van uwe traanen.
| |
| |
Gy oogen, gy, bragt eerst de Liefde in myne zinnen,
Dit hevig vuur hebtge in myn boezem eerst verwekt,
Gy deedt het dat zy my, eer ik het wist, kon winnen
Vermits gy haar de weg hebt tot myn hart ontdekt:
Ontzegme dan uw' hulp nu niet, ontsluit uw' kraanen;
Myn blaakend hart snakt na den vogt van uwe traanen.
Gy, gy alleen gingt my onnozele verleyen,
Gy bragt haar onder schyn van vreugde in myn gemoed,
Gy, gy alleen deed my van myne vryheid scheyen
En gaaft my over aan een Harts-togt zoo verwoet.
Verlaat my dan nu niet ontsluit, ontsluit uw kraanen:
Myn blaakend hart snakt na den vogt van uwe traanen.
Het vuur, zoo lang in d'as van eerbaarheid verschoolen,
Maar hede door den smaat op 't hevigste in den brant,
Zet myn verwonne Ziel aan alle zy in koolen,
Verdroogt myn jeugdig Bloed, en schrookt myn ingewant.
Ach oogen, oogen ach! ontsluit dan uwe kraanen,
En lesch myn blaakend hart is 't mog'lyk met uw traanen.
Wilt haar gestaag doen langs myn bleeke wangen stroomen,
En weeken in uw nat myn droeven boezem: ja
Hebt gy de zoete bloem eerst van myn' min vernomen,
Smaakt nu de wrange vrugt ook van myne ongena:
Komt oogen toeft dan niet ontsluit, ontsluit uw kraanen:
Myn blaakend hart snakt na den vogt van uwe traanen.
Maar zoo my Veldman als voorheen eens kwam te vooren,
My zyne min weêr bood en onschuld deed verstaan:
Ach bange Ziel, wil dan uw droeve zugten smooren,
Ach oogen, maakt dan vry een end van uw getraan;
Ja wapent dan uw zelf alleen met ted're lonken
Gy kunt myn blaakend hart dan niet te veel ontvonken.
Ten laatsten eindigt
Jonktyds
dit, met deeze volgende woor- den van Beza in zyn bedenkingen over het hoogliet Salomons:
,,gelyckerwys in 't aengesicht de schoonheyt boven alle an-
| |
| |
,,dere deelen des Lichaems uytmunt; ja so verre, dat een ,,schoon wesen voorts alle overige mismaaktheden des lic- ,,haems sal bedecken, en in tegendeel waer het aensicht lee- ,,lick is, geene aengenaemheyt in't gantsche Lichaam sal be- ,,speurt werden: alsoo bekleeden ook de oogen in het aen- ,,gesicht de eerste plaets, om een welgevalligheyt in yemandt ,,te verwecken; en insonderheyt in de Liefde, dewelke door ,,de Oogen werdt gelyk als inghedroncken, en die door haer, ,,als door open vensters insluypende, tot het binnenste van ,,onse herten indringht. Maar, gelyk dezelve
Jonktyds
, wel zegt, het zou een kleine luister voor de Oogen zyn, indien zy alleen bekwaam waaren om de brandende Straalen van een Ziel roovende Schoonheid te ontfangen en na 't harte te voe- ren, en geen ingeboore kragt hadden om zelf de scherpste Min- ne-schigten toe te schieten: dat Beza van dit gevoelen is ge- weest blykt uit zyne bovenstaande woorden alwaar hy de oo- gen voor het schoonste van het gantsche Lighaam erkent en men kan'er nog een bewys van la Chambre van vinden in het einde van myne aanteekeningen op het vierde Zinne-beeld.
Propertius belyt het van zig zelf lib. 1. Eleg. 1.
Cynthia prima suis miserum me cepit ocellis,
Cantactum nullis ante cupidinibus.
Ick in wiens hart te voor de Minne noyt en en sat
Ben eerst door 't Vlammig oog van Cynthia ghevat.
Hier by haalt Jonktyds ook aan de woorden van Martiaal, die ,,van Mamurra zegt, dat zy de Jongelingen door 't bezien, ,,op at met haare oogen.
Inspexit molles pueros oculisque comedit.
En nog van verscheide anderen waar van ik 'er nog eenigen in 't vervolg zal aanhaalen.
I. Douza
noemt de dreigementen van de oogen van zyne schoone: Blikzems: wanneer hy de Liefde doet zeggen.
| |
| |
Disce supercilii fulmina posse pati.
By Secundus Eleg. 2. lib. 1. voorzeit hem de Liefde dat hy haar ,,menigmaal uit de oogen van zyn schoone vol verwondering ,,zou pylen in zyn hart zien schieten.
Illius e claris me saepe stupelis ocellis.
Vibrantem occultas in tua corda faces.
P. Francius
, zegt van zyne Ida. lib. 3. Eleg. 9. dat Venus om ,,haare wil haare woonplaats Ida heeft verlaeten en in haar ,,oogen haar verblyf houd; dat de Liefde daar haare Pylen ,,ontsteekt en uitschiet: en dat de Zon veel schooner uit haa- ,,re oogen als het oosten opkomt.
Idalios prae te spernit Cythereia colles.
Si nescis, oculos incolit illa tuos.
Ex oculis sua tela tuis jaculantur Amores
Accenduntque suas discutiuntque faces.
Ex Oculis sol ipse tuis, sol aureus, exit:
Eoo qualis se levat ille mari.
En het zelve zegt hy nog wytloopiger van Phillis oogen in een van zyne Epigrammata.
D. Heinsius
schryft aan
J. Lernutius, Mo-
nobib. Eleg. 12. Hoe de Liefde in de oogen van zyne Hyella
,,hong, en de Minne-Godjes rontsom haare lonkende oog- ,,jes Speelden.
Cum miser arguta deceptus imagine rerum,
Vidisti geminis pendulus ex oculis
Cum pharetris arcuque errantes undique divos
Ludere festivae luminibus dominae.
By Honore d'Vrfe beklaagt zig Alcippe op deeze wyze over de koel- heid van Amarillis, Astree part. 1. liv. 2.
Elle a le coeur de glace, & les jeux tout de flame
| |
| |
Je gele par dehors, & je porte tousiours
Et mon coeur & les yeux de ma belle bergere.
Dieux changera t'il point quelque fois de dessein,
Et que je l'aye aux yeux, & qu'elle l'ayt au sein?
Zy heeft een hart van ys en vlammen in haar' lonken,
Bevrooze en myne ziel vol vonken:
Tot haar verblyf plaats heeft genomen
Myn hart en de oogen van myn schoone Harderin.
Goon! zal zy nimmermeer veranderen van zin
Om eens in myn gezigt en in haar hart te komen.
Een zeker digter zegt van een schoone.
Haar oogen schieten zoo veel scharpe schigten uit,
Dat niets zoo hart is daar de punt te rug opstuit.
En een weinig verder.
Zy schieten teffens op een tyd veel duizend straalen,
En duizend blikzemen die in de Ziele daalen,
De reen ontroeren, slaan door 't brandend middelrif,
En schieten in het bloet een minnelyk vergif.
Pluimer
zegt van zyne Roozemond.
Kupidos Wapenschool, zyn Koker, Pyl, en Boog,
Staan midden in de vlam van uw doordringende oog,
Koenderding
zegt derhalven niet zonder rede.
| |
| |
Bevallyke oogen zyn gevaerlyck om te aenschouwen.
Het zal met dit inzigt geweest zyn dat een Spanjaart met een ,,ander in geschil zynde zyn Matres verzogt dat zy hem eene ,,nagt haare oogen wilde leenen, om zyn viand om hals te brengen. Gelyk de Auteur van la maniere de bien penser dans
les ouvrages d'esprit aanhaalt, Dialog: 3. veel beter behaagt my 't zeggen van een ander 't geen dezelve Schryver aanhaalt, die van de zwarte oogen van zyn Matres zey dat zy rou droe- ,,gen over de geenen die zy gedood hadden. Ik moet hier nog by voegen een Italiaans Vaarsje op een slaapende Venus, 't geen
Jonktyds
aanhaalt.
Non risvegliar la Dea, che gli occhi suoi
Aprendo, Viator, chiudera i tuoi.
Wagt u, reiser dat ghy nimmer dêes Godin ontwaken doe,
Want met 't opslaen van haer oogen sals' u oogen sluiten toe.
Heinsius
, volgens den zelven Jonktyds noemt de oogen een Vo- gelery van de Liefde Aucupium Amoris. En niet alleen dat zy die kragt op onze Ziel hebben, maar zelf zoo wy de digters willen gelooven op onredelyke, ja zelf, volgens zommigen, op ongevoelige dingen, J. Jov. Pontan: zegt in zyn Pomp. Le-
pidin: pomp: 1. van Lepidina dat zy een Zeilsteen in haare oo- ,,gen heeft en daar mede de Vissen, de harten, de Stieren ,,en jonk en oud kan trekken.
Magnetem gerit illa oculis Stellamque Supremam,
Venerit ad littus trahit ad sua lumina pisces.
Iverit in sylvas, trahit ad spectacula cervos,
Ilicet indomiti surgunt ad praelia tauri.
Verterit illa oculos in quem juvenemve senemve,
Ille perit, miseris haec crescit amantibus error.
Maar om van de digters af te gaan, daar anders in dit geval geen einde aan te vinden zou zyn; geeft Ionktyds deese reden
| |
| |
waarom de oogen het bekwaamste zyn om te doen verlieven ,,en verlieft te worden: Het herte des Menschen, zegt hy, ,,door syn stage bewegingh een deel van 't eerste bloed uyt ,,syn regter holligheyd door de Hert-aderlycke ader in de ,,longen geloost hebbende, en aldaer met het suyverste deel ,,des ingheaemden lochts vermengt zynde, vloeyt het wede- ,,rom door de aderlyke hert-ader na de slinker holligheyd ,,van 't hert; alwaer het den naem en 't wesen van levendi- ,,ge geesten aenneemt: van daer verspreyden haer dese gee- ,,sten door 't geheele Lichaem, doch stygen, alsoose licht en ,,dun van stoffe syn, insonderheyd na het brein; en aldaer op ,,een nieuw bewrogt, en tot haer invloey ende beweeging ,,bequamer gemaackt zynde, werd haer den naem van dier- ,,gelycke geesten gegeven; dewelke seer ghevoeghelyck en ,,geswint alle de Zenuwige wegen van het brein doorloo- ,,pen konnen; die het pad na de oogen banen, alsoose het ,,tenderste en 't wydste van allen zyn; waer door dese gee- ,,sten overvloedigh in de oogen komen in te vloeyen de wel- ,,ke, alsoose doorsigtig en klaar zyn die geestige straalen als ,,door glase vensters uytlaten. En een weinig verder. Dat ,,de oogen met een ingheboore licht en luister begaeft zyn ,,getuyghen vorders soo de Ooghen van Leeuwen Luyper- ,,den en Katten als ook van andere gedierten; dewelke in 't ,,midden van de nagt selfs flikkeren en blinken, soo datze ,,sonder 't behulp van eenig uiterlyck licht bescheidentlyk ,,konnen sien. Yeder een kan ook dat selfdige door syn ey- ,,gen uytvindingh wys werden: want soo hy de hoecken ,,syner Oogen wat hart wil toedrukken, sal het hem den- ,,ken een glintzterigh rond binnen die selfdige te zien, vloe- ,,yende uit het innigh licht der Oogen. Dese stralen door ,,het ooge uitschietende, voeren met haar (als Valleriola ,,getuyght, en d'ondervindingh, selfs bevestight) een on- ,,sichtelycken Bloedwasem, en geestigen damp: het welk ,,wy aen die ghene, die aen ontstekingen der oogen sieck ,,gaan, bespeuren konnen; want.
Dum spectant oculi laesos, laeduntur & ipsi,
Multaque corporibus transitione nocent.
| |
| |
Wanneer gesonde Oogen ontsteke ogen zien
Dan siet men 't quaet van dese in d'ander Oogen vlien,
,,Het welke also niet en sou uitvallen, 't en ware de ooge ,,stralen, sich strekkende na de oogen des omstaanders, met ,,haer uitsleepten een geestigh gedeelte van 't bloed, alvoren ,,in het ontsteken ooge verdorven. Mulieres Menstruo pollutae, ,,vervolgt hy, geven aen ons seggen meerder luister; de- ,,welken (als Aristoteles seyt en de ondervinding Leeraert) ,,door haar gesichte selfs de allersuiverste Spiegels, gelyk als ,,door bloedige druppels en neveligen dampen ontluisteren. ,,Indien dan uit soodanige quaet sappige lichaemen een dier- ,,gelycken onsichtelycken Bloed-wasem door de oogen uyt- ,,vloeyt; soo en kan der ook geen rede gegheven worden, ,,waerom van gelycken uyt een welgestelt Lichaem een dier- ,,gelyck deel van het aldergeestigste bloedt niet te gelyk met ,,de ooghen-stralen zou uytschieten. Dit aldus voor uyt ge- ,,stelt synde sal het den leser soo rauw niet voorkomen, soo ,,wy segghen, dat een Minnaer (wiens bloed, door de hef- ,,tigh-brandende beweginghen syns herte ghelyck als koken- ,,de, een overvloedighen waessem opwerpt) syn beminde ,,met een scherp en toeghenegen Ooge begluyrende, haer ,,door syn aantreffende stralen inghelycke Liefde verstrikt: ,,en sy wederom van ghelycke hem, wanneerse haer glinste- ,,rende en soet lonkende oogen op hem slaet, en met een ,,onderlinghe begluyring hare ooghen stralen verdobbelen ,,en vermengen. Seker 't is geen wonder, indien zy in sul- ,,ker voegen elkanders inghewand door een geestighen min- ,,ne-schicht, verwonden, en te gelyck met het ghesichte el- ,,kanders onderlinghe Liefde in-drinken. Want alsoo desen ,,geestigen Bloed-wasen den welken het ooge des minnaers ,,met een snelle beweging syn beminde toeschiet, klaer, ,,dun, heet, en soet is. Voor soo veel hy klaer is, (seyt ,,Valleriola) over koomt hy seer wel, van wegen een na- ,,burige gelyckheyd, en een natuyrlycke over een stemming ,,met de klaerheyd der oogen en oogen-stralen van de bemin- ,,de; en werd om dies wille gelyck als aengelokt, en ge-
| |
| |
,,zigh ingesogen. Voor soo veel hy dun en fyn is, door boord ,,hy geswint ons ingewant; van waer hy door de bloed en ,,geest-aderen seer lichtelyk het geheele lichaem doorloopt. ,,Voor soo veel hy heet is, beweegt en werkt hy geweldigh- ,,lyck; (want de hette, nae 't getuigenis der wysgeren, ,,werckt het allerkragtigste) en alsoo gheweldighlycken ,,werckende, besmet hy het bloed met een evengelycke hoe- ,,danigheyd. Daer hy mede aengedaen is. Het welke Lu- ,,cretius in syn 4. boeck van de natuyr der dingen aardig ,,schynt af te malen seggende.
Hinc illa primum veneris dulcedinis in cor
Stillavit gutta, & successit fervida cura.
Nam si abest quod ames, praesto simulachra tamen sunt
Illius, & nomen dulce observatur ad aureis.
Hier van is eerst in 't hart de smaak van liefdes soetheyd
Gevloeyt, die hem een heete yver in 't ghemoed leyt:
Soo dat hem, schoon syn lief veer van hem is verdeelt,
Haer beeltenis in 't oogh, haer naem in d' oore speelt.
,,Voor soo veel doch die geestige wasem, uyt het best be- ,,wrogte bloed ontstaen, van natuyre soet is, behoudende ,,het wesen van het bloed waer hy uytgevloeyt is, voed hy ten ,,deelen en koestert en vervreugd het ingewant: waer uit ont- ,,staet een sonderlingen en onderlingen trek der gelievens tot ,,elkander; op dat die soetvoedende geesten vandes een in de ,,anders aderen verwisselt mogen werden: alsoo dat in de- ,,ser voegen de gelievers gelyk als een vleesch en bloed ,,syn, en van eenen geest gedreven werden, en datse, voor ,,soo veel als mogelyck is, dat betreffen, 't geen de Liefde ,,eigen is; namentlyk, dat den Minnaar in de natuyre van ,,zyn beminde verandere, en sy twee een Lighaem werden. ,,Welken trek der gelievens tot eenigheid des Lighaems ,,Artemisia Mauseoli Huisvrouw, door haare daed genoeg- ,,saem bevestigt: dewelcke het doode Lichaem hares Mans ,,dien sy seer lief hadden, tot asschen verbrand en ingedron- ,,ken heeft. Doch alsoo die eenigheyd des lighaems natuur-
| |
| |
,,lycker wyse niet ten volle kan bejaegt worden, geschiet ,,sulks, voor soo veel het de natuyre lyden kan, ten deelen ,,op de geseyde wyse, door die voedende geesten, de be- ,,minde door de oogen toegeschooten. Daaromme had een ,,geen ongelyk als hy seyde.
Het is, ô Rosemond een deel van uwe Ziel,
Dat in myn hartje speelt; en soo my dat ontviel
Sou ik den geest haest geven;
Het is een deel van u, dat dickmaels uit myn bloed
Weer tracht by u te kruypen;
En soo ghy 't niet gestaeg met uwe oogen voed.
Sal 't eens daer heenen sluypen.
Hoe 't hier mee toegaet heeft Ficinus, in 't vertoog van Phae- ,,drus en Lycias met levende coleuren afgezet: Lycias, segt ,,hy, Star-oogt op het wesen van Phaedrus, en Phaedrus vest ,,zyn oogen apel op de oogen van Lycias en sendt met die ,,tintelende Straalen te gelyk zyn geesten uyt. De Straalen van ,,Phaedrus ooghen werden licht vermengelt met de Stralen van ,,Lycias, en de geesten met geesten vereenigt. De wasem ontstaen ,,in Phaedrus hert, kruypt in het inghewant van Lycias; en, 't ,,geen nog grooter wonder is, Phaedrus bloed is Lycias hert; en ,,hier uyt ontstaen dees gebruykelycke minne-woordjes: ,,myn soethart Phaedrus, myn eyge selfs, myn duyre helft: ,,en Phaedrus wederom tot Lycias, o myn Licht, myn ,,Vreugd, myn Ziel, myn Leeve. Phaedrus volgt Lyciam, ,,alsoo syn hert syn geesten soekt, en Lycias volgt Phae- ,,drum; uyt trek der geesten tot haer eerste sitplaets; bey ,,volgense, maer Lycias het meest van twee, door dien de ,,Rivier de springh-fontein meer, dan de springh-fontein de ,,rivier van node heeft &c. die deese stoffe nog verder wil ondersoeken leeze het tweede hoofdstuk van 't eerste en zesde van 't derde boek van J: de Bruins Wet-steen der vernusten
, en het voornoemde werkje van
Jonktyds
zelve, anders meen ik dat dit bovenstaande genoegzaam aantoont, op welk een wyze men
| |
| |
door de oogen doet verlieven en verlieft word, en hoe 't in zyn werk gaat met die geheiligde ommegang, gelyk het ymand ,,noemt, van twee verliefde harten door de oogen, die de lonkjes ,,tot getrouwe boodjes maakende, daar mede malkanderen ,,van een wederzydze genegentheid weeten te verzekeren.
Le commerce sacré de deux coeurs par les yeux.
Qui faisant d'un regard un Messager fidelle,
Sçavent s'entr' assurer d'une ardeur mutuelle:
Pluimer
drukt het zeer zoet uit in zyne Hero en Leander met deeze woorden.
Het vuur dat zy ontstak vloog weêr met gloênde vonken.
Van zyn gezigt in 't haare, en kaatste met de lonken.
En aan zyne Laura schryft hy.
Twyffelt gy aan uw vermogen,
Spiegel u maar in myne oogen,
Daar zult gy myn jeugdig hart
Worst'len zien met minne-smart.
De Liefde raade
I. Secundus
dit kaatzen van de lonken over en weder, te leeren lib. 1. Eleg. 2.
Vulnificisque emissum oculis haurire venenum,
Alternasque oculis disce movere faces.
Derhalven merkt le Boulanger met ontelb're anderen heel wel aan in het 63. art. over de Liefde: dat wanneer de Liefde ,,sterk is en haar verboden word te spreeken, zy zig kan ont- ,,dekken, werkstellig maaken en spreeken door de oogen. Maar hoe groot de vreugde zy die een verliefde in 't beschou- wen gevoelt, is niet uit te drukken; Plato wenste de Hemel ,,te zyn enkel op dat hy geheel in oogen zou veranderen, ,,om gestadig Aster te zien, zie la vie de Platon par Monsr
| |
| |
Dacier pag. mihi 99. een ander agte wederom de oogen van zyn ,,beminde een ope Hemel.
Tandis qu'un feu secret me brusle & me devore,
I'ay des plaisirs a qui rien n'est egal
Et je vois au fort de mon mal
Les Cieux ouverts dans les yeux que j'adore.
Joh. Bonefonius
telt onder zyne voornaame weelden dat hy, ,,wanneer hy de uiterste wellust van de Liefde met zyne ,,Pancharis genoot, zich kon zien dobberen in haare vogtige ,,oogen:
Nunc patrantibus innatare ocellis.
I. de Bruin
benyde de slaap dat geluk, zie hier zyne woorden.
Op een slapende juffer.
Ik ben op zoo een vorm van God niet afgegooten,
Dat my een anders luk zou hebben oit verdrooten,
Gevoeld ik my, daar flus, bemachtigen van nyt.
Ik wier, Menimf, door lust heel schielyk opgetoogen
Om my, als dee de slaap, te baak'ren in uw oogen:
Wat had het my geschilt? ik won'er glory door.
Want zoo een Alchimist, deur hulp van tyd en vieren,
Weet in een aarde klomp een goude ziel te stieren;
Een Engel my gemaakt van 't mensje dat ik ben.
Weet ghy niet, zeit een Minnaar by Achill. Tatius, dat'er groo- ,,ter wellust gelegen is in het zien van een beminde Maagd ,,als in het streelen? Want terwyl de oogen malkanderen over ,,en weder bezien, ontfangen zy, gelyk Spiegels, afbeeldin- ,,gen van de Lighaamen: en deeze afbeeldingen van de schoo-
| |
| |
,,ne Lighaamen door behulp van de oogen in de Ziel vallen- ,,de, maaken daar, schoon de Lighaamen gescheiden zyn, ,,ik weet niet welk een vermenging, veel zoeter als de ont- ,,moeting van Lighaamen die in der daad ydel is, want de ,,oogen maaken de beste vereeniging in de Liefde. Men zou over deeze stoffe oneindige plaatzen kunnen aanhaalen, maar om niet al te lang te zyn zal ik hier afscheiden met het vol- gende Madrigal van Guarini, 't geen myns oordeels geen van zyne minsten is.
Gli occhi mirando di colei ch' adora:
Quand' ella, che di lui non meno ardea;
Gli disse: oime, ben mio,
Che teco bramo di morir anch' io.
Ch'hebbe di pur sua vita alhor finire;
Ma sentia morte in non poter morire,
E mentre il guardo pur fiso tenea
E'l nettar amoroso indi bevea;
La bella ninfa sua, che già vicini
Disse, con occhi languidi, e tremanti,
Mori, ben mio, ch'io moro.
Ed io, rispose subito il pastore,
E teco nel morir mi discoloro.
Cosi moriro i fortunati amanti
| |
| |
Di morte si soave, e si gradita,
Che per anco morir, tornaro in vita.
Ik heb het in duits dus overgebragt.
De Jonge Veldman zat vol min,
By zyne lieve ziels Vrindin,
En spiegelde zig lonkende in haare oogen,
En wierd hier door zoo ver in wellust opgetoogen,
Dat hy van vreugd besloot
Te sterven een gewenste dood:
Wanneer de schoone Roozelyne,
Die al zoo zeer als hy in Liefde ontstoke was
Zoo dra zy hem dus zag verkwynen,
Hem zei, myn lief, ach sterf tog niet zoo ras,
Indien gy wilt van 't leeven scheiden
Ik sterf met u, myn Ziel, kom sterven wy dan beiden.
Straks schorte Veldman zyn begeerten, die hy had
Tot sterven op, maar leê wel duizend dooden,
Om dat hem toen het sterven wierd verboden,
En t'wyl hy dus staroogend' zat,
En uit haar Goddelyke lonken
En schoon gezigt, de Minne-nectar zoog,
En zyne ziel in drang van ted're vonken
By na reets uit zyn lighaam vloog
Met lillende en verflaawende oogen,
Vermits zy mee de boodjes van de min
| |
| |
Vernam, die gints en weder vloogen
Myn lief, ach! sterf, ach! sterf nu vry,
Ik sterf, myn lief, ach sterf met my.
En ik, zei straks de harder voel myn leeven
My met het uw van vreugd begeeven.
Zoo stierf dit paar gelieven eenen dood
Zoo zoet, dat het om weêr te sneeven,
Het is dan geen wonder dat deeze vreugd veele minnaars zoo ver kan verrukken dat zy hunne oogen van 't beminde voor- werp niet kunnen aftrekken, ja waar het mogelyk, ipsis eam
oculis impregnarent, gelyk
Jonktyds
zegt. Welke Oogen nu de schoonste zyn werd heel naawkeurig en geleert verhandelt by
Fr. Junius de Pictur Veter: lib. 3. cap. 9. §. 8. en in 't kort by
Ernestus Vaenius de pulchritudine pros. 2. Dog het gevoelen is verschillende, sommige pryzen ronden andere wederom ovaa- len; de meeste zyn wel voor grooten, maar, gelyk de schut- ters hunne oog schedels half toe doen om het wit te zeker'er ,,te treffen, schiet ook de Liefde uit naawe oogen haare py- ,,len veel zeker'er, en weet feller te treffen ut Elegantissime
Octavia Meursiana, colloq. 7. Dog het meeste verschil is tuszen bruinen en blaawen, en men zou aan wederzyde oneindige lofredenen van deftige mannen kunnen voor den dag bren- gen, onder anderen
P. Francius
en
J. Broukhusius
wien het bei- den nog aan geleertheid, nog verstand, nog digtkunde ont- breekt, en die jegenwoordig met rede van de gantsche wae- reld voor meesters in de digtkunde worden aangezien. Fran-
cius pryst de bruine oogen van zyne Ida, Broekhuize de blaa- wen van zyne Delia, maar indien ik de vryheid my durf aanmaa- tigen om hier over myn oordeel ('t geen ook het gevoelen van
Heemskerk
en veele andere schynt te zyn) te geeven, dunkt my dat in een bruin oog, doorgaans meer vuur, en in een blaaw meer zoetheid zit, zoo dat, om de woorden van Heemskerk
| |
| |
,,te gebruiken, de Liefde in een bruin oog schynt te heer- ,,schen, en met een zedig zoet geweld zich alles wat het ziet ,,onderdanig te doen werden, in een blaaw oog te vleyen en ,,met een vleyende vriendelykheid alle harten te bekoren, zie verder hier over de
Batavische Arcadia
in 't begin, en fontanelle
dans ses entretiens sur la pluralite des mondes prem. Soir. Ten laat- ste moet ik hier nog byvoegen dat van alle de bekwaamheden die de oogen hebben om te doen verlieven de traanen geen- zints de minste zyn, het geen door ondervinding en onein- dige gevoelens is bevestigt, die ik om kort te zyn voor by ga; alleen zal ik maar aanhaalen dat le Boulanger in 64. art. over de ,,Liefde niet kwalyk heeft aangemerkt: dat ymand die op ,,zyn tyd in de Liefde weet te schreyen, altyd meester van ,,een hart is.
|
|