Serenade voor Lena(1941)–Jan G. Elburg– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 29] [p. 29] Exil Toen zon en wereld samengloeiden Tot schijnsel van de laatste dag, Die de armen langs haar lichaam boeide, Hief ik mijn ogen op en zag Dat waar het licht haar borsten vond, Ze in een ijskoud harnas gordde, Hoe in het glimlicht aan haar mond Mijn liefde bloem voor bloem verdorde. Sinds is de maan mijn zon geworden.... Aan 't tralieraam, het zwart en blauwe Kantwerk waar ik haar opgang wacht, Zie ik de bloesem zich ontvouwen Van maanzaad in de schoot der nacht. De nachtwind drijft als zwarte vlekken Op wit mijn handen her en der; Mijn pen moet donkre wegen trekken, Die leiden mij.... God weet hoe ver.... Vorige Volgende