Karl-Otto Götz
Het was in dit stadium van het inrichten dat de bekende foto's van de wijzende Cobra-dichters, vergezeld door de Duitse schilder Karl-Otto Götz, werden genomen, die zowel literatuurplatenatlassen als het boek van Willemijn Stokvis sieren.
Het contact met Karl-Otto, graficus, redacteur van het Duitse avant-garde pamflet Meta en echtgenoot van dichteres Annelise Hager, was het eerste naoorlogse contact van de Nederlandse schrijvers met een Duitser. Naar zij al spoedig uit zijn verhalen begrepen, een goede Duitser, die weliswaar bij de Wehrmacht ingelijfd was geweest tijdens de tweede wereldoorlog, maar als Joyce en surrealisten lezende officier zóveel achterdocht bij zijn superieuren had gewekt dat hij met een kleine eenheid gedurende de hele oorlogstijd als bezetter van een Noors eilandje had moeten fungeren en zorgvuldig buiten de eigenlijke oorlogshandelingen was gehouden. Achteraf bezien een niet erg aannemelijk verhaal want de Duitse legerleiding stuurde dit soort verdachten meestal de Russische modder in. Goed, nou ja, dat van Noorwegen kon ook. Bovendien was hij bevriend met iemand als Willi Baumeister, een erkend maker van ‘entartete Kunst’, wat een aanbeveling betekende. De Nederlandse dichters mochten hem wel en hij zette zich dan ook direct aan het vertalen van verzen van zijn nieuwe vrienden Lucebert en Elburg, vertalingen die hij later in Meta zou publiceren.
Alles leek gladjes te verlopen tot hij, opgewekt door de Hollandse Schnaps op een avond bij Elburg thuis, begon te vertellen: ‘Und da hadden wij op een Weihnachts-