kleren die er op een foto nog wel mee door konden, in natura hun schamelheid bij de eerste aanblik prijs gaven. Zij stamden nog uit de oorlogsjaren, hetgeen de kwaliteit ook al niet ten goede kwam. Maar zelfs voor baar geld was er die paar jaar na Nederlands bevrijding nog niet altijd iets nieuws te koop op kledinggebied.
Doch kijk, een paar weken voor de prijsuitreiking in Den Haag moest plaatsvinden, had de modezaak Forty Four in de Leidsestraat opeens een aanzienlijke hoeveelheid herenconfectie aangekregen, met als gevolg een queue van zeker veertig kooplustigen voor de deur. Geld ontbrak in het gezin Elburg-Ruting, maar de kans moest benut en terwijl Elburg alvast bij de rij aansloot, haastte Lotte zich de hele weg van de Leidsestraat naar de Van Miereveldstraat om op De Bezige Bij een voorschot te versieren.
Nu had ik, staand in die betrekkelijk snel kortende rij, niet veel vertrouwen in het welslagen van de expeditie. Ik had namelijk kort tevoren, na een van die rijkelijk met drank besproeide ledenvergaderingen van De Bij, het pak van directeur Wim ernstig beschadigd. Nadat de twee directieleden Lubberhuizen en Schouten eindelijk de joelende auteurs goed en wel de straat op hadden gewerkt, bleek dat de hoed van mijn kameraad Koos Schuur nog ergens in de lokaliteiten boven lag. Na het genot van zoveel drank neemt men het altíjd voor zijn makkers op. En omdat Geert en Wim zich zij aan zij in de deuropening hadden geperst om ons de toegang tot het pand te beletten, dook ik, op traditionele straatvechtersmanier, tussen de twee door, en scheurde bij het bedrijven van deze ruwe daad het colbert van Wim Schoutens toch ook al niet gloednieuwe grijze kostuum, tot midden op de rug, horizontaal doormidden.
Gelukkig bleek Lotte Ruting aanmerkelijk meer krediet aan genegenheid op de uitgeverij te bezitten dan dichter Elburg daar ooit van zijn leven heeft gehad: zij kon best een bankverwijzing voor een anderhalf honderd gulden meekrijgen. Maar tijd om ook nog naar de