Van smeinscen lede
(1956)–L. Elaut– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina t.o. 84]
| |
[pagina 85]
| |
Zevende hoofdstuk
| |
[pagina 86]
| |
Nu biddic gode meer no min,
15[regelnummer]
Ende zire moeder vut vercoren,
Ende alle gods heligen te voren,Ga naar voetnoot+
Datsi mi minen zin verlichten,
Also dat ic moete gedichtenGa naar voetnoot+
Dat gods eere moete zijn.Ga naar voetnoot+
20[regelnummer]
Eer desen bouc nemet fijn,Ga naar voetnoot+
Suldi uele vroetscap horen,Ga naar voetnoot+
Die aristotiles brinct te uoren,
Die de vroetste was, zonder blijf.Ga naar voetnoot+
Die oit van moeder ontfinc lijf.Ga naar voetnoot+
25[regelnummer]
Hier willic te deser stede
Beghinnen van smeinscen lede.
| |
Eerste deelAristotiles doet uerstaen,Ga naar voetnoot+
Die vroet clerc was zonder waen,
Dattie meinscelike leden
30[regelnummer]
Gemaect zijn ende gezet mede,Ga naar voetnoot+
Na dordonnancie groot ende cleneGa naar voetnoot+
Vander werelt al gemene;
Bedi heetmen in griexer taleGa naar voetnoot+
Die minder werelt al gemene.Ga naar voetnoot+
35[regelnummer]
Dese maecte, nader scrifture,Ga naar voetnoot+
| |
[pagina 87]
| |
God naer alle creatureGa naar voetnoot+
Vp den vruidach, uander aerde.Ga naar voetnoot+
Bedi spreict van groter waerdeGa naar voetnoot+
Die wijse aristotiles,
40[regelnummer]
Dat als die meinsce geboren es,
Gaet hi vp handen ende vp uoete,
Dan comt de iuecht met goeder moete,Ga naar voetnoot+
Diene up ende neder recht.Ga naar voetnoot+
Als het comt ter ouden echt,Ga naar voetnoot+
45[regelnummer]
So cromt hi ter aerden waert;
Daer orcont hi ende openbaert
Datti van aerden es genomen,
Ende hi weder daer toe moet comen.
I
Dat hooft, spreict aristotiles,
50[regelnummer]
Vanden mensce dat gemaect es,
Dat hersenbeckin van harden beene;Ga naar voetnoot+
Daer gaen in uele naden cleene,
Ende meest int hooft vanden man.
Maer vanden wiue, merct hier an,
55[regelnummer]
Gaet waer I naet, na zijn orconden,Ga naar voetnoot+
Ooc heiftmen somwile vondenGa naar voetnoot+
Hersenbeckin sonder naet;
Dat betekende, nu uerstaet,
Die maniere van langen liue.Ga naar voetnoot+
60[regelnummer]
Na doude van manne ende van wiue,Ga naar voetnoot+
| |
[pagina 88]
| |
Dicke ende hart des, gelooft,Ga naar voetnoot+
Dat hersenbeckin vp thooft.
Die kinderen van cleenre oude
Hebbe bouen open de moudeGa naar voetnoot+
65[regelnummer]
Eer si rechte spreken beghinnen.
Thersenbeckin heuet binnen
Drie camerkine, als wijt horen:Ga naar voetnoot+
Ene bachten ende ene voren,Ga naar voetnoot+
Ende inde middenwaerden ene.
70[regelnummer]
Die voorste heift de macht alleneGa naar voetnoot+
Die zoe mach int gepeins uisierenGa naar voetnoot+
Saken van vele manieren;
Die middelste heift de cracht,Ga naar voetnoot+
Datsoe de verstannesse wacht;Ga naar voetnoot+
75[regelnummer]
Die derde die bachten staet,
Es die gedinkenesse ontfaet.Ga naar voetnoot+
Dus eist dattie vorste ontfaet,Ga naar voetnoot+
Die middelste besteet den raet,Ga naar voetnoot+
Dachterste onthoudet al.
80[regelnummer]
Als een heift zulc ongeual,Ga naar voetnoot+
Datti int vorhooft wert dorwont,
Hi verlieset in corter stont
| |
[pagina 89]
| |
Van gepeinse dat uisieren;Ga naar voetnoot+
Wart hij in eniger manieren
85[regelnummer]
Dur slegen bachten, hi verliest danGa naar voetnoot+
Datti onthouden niene can.
Die hooft zwere machmen dus genesen;Ga naar voetnoot+
Eist vander zonnen, houti an desen:
Met rosen watre zoutstuut dwaenGa naar voetnoot+
90[regelnummer]
Ende saluent met polioene zaen,Ga naar voetnoot+
Ende ganc inde scade zittenGa naar voetnoot+
Daert een deel wait, buuter hitten,
Ende coele dijn hooft met stale;Ga naar voetnoot+
Sweert van coude, merct wale,Ga naar voetnoot+
95[regelnummer]
Dwaet met warmen watre lange,
Ende salvent met galange,Ga naar voetnoot+
Ende met dielte ende met galigaen,Ga naar voetnoot+
Ende suwer lange, dus salt vergaen.Ga naar voetnoot+
Sweret bi naturen of van pinen,Ga naar voetnoot+
100[regelnummer]
Eit dickenter, het zal verdwinen,Ga naar voetnoot+
Met waermen watre zoutuut dwaen,Ga naar voetnoot+
Elx daechs ene musscate ontfaen,Ga naar voetnoot+
Garoffels nagel ter nesen hout,Ga naar voetnoot+
Ende slaept genouch, dats dijn behout.
| |
[pagina 90]
| |
105[regelnummer]
Comt van roke vander mage,Ga naar voetnoot+
Nem laxatijk, dats gene zage;Ga naar voetnoot+
Comt van winde, hier na gome,Ga naar voetnoot+
Neimt vrucht vanden genieuer bome,
Ende wel gewreuen anijs;
110[regelnummer]
Dits di best in alre wijs.Ga naar voetnoot+
Aristotiles die zeget,
Die hersin die int beckin leget,
Datsoe es van couden aerde,Ga naar voetnoot+
Gemaect van watre ende van aerden.
115[regelnummer]
Galien seget ouer een,Ga naar voetnoot+
Datsoe gedeelt es in tween,
Ten luchteren enten rechter waert,
Ende datter ene line tussen vaert.Ga naar voetnoot+
Die hersine, die thooft heift inne,
120[regelnummer]
Es gemaect van smeinsce beghinne;Ga naar voetnoot+
Die hersene heuet bloets min
Dan ienich let dattie mensce heift in,
Want mer geen bloet ne toghe;Ga naar voetnoot+
Hier bi es zoe een deel droghe,Ga naar voetnoot+
125[regelnummer]
Ende zonder adren ne ghene.Ga naar voetnoot+
Die meinsce heeft mee hersene alleneGa naar voetnoot+
Van zire grote, dan iet dat leift;Ga naar voetnoot+
| |
[pagina 91]
| |
Ooc leist men dattie man heiftGa naar voetnoot+
Meer hersenen dandie vrauwe.
130[regelnummer]
Plunius scriuet, die getrauwe,Ga naar voetnoot+
Dat in alle hersenen zijnGa naar voetnoot+
Some clene beinekin.
Aristotiles die zeget.
Dattie hersene begaen legetGa naar voetnoot+
135[regelnummer]
In II liesen; die biden bene
De starct es, ende mach allene
Gedogen datsoe es gewont;
Dan mach dander in gere stont.Ga naar voetnoot+
Plinius seit: wat diere so leuetGa naar voetnoot+
140[regelnummer]
Ende ni gene hersene heuet,
Dat het no weder nacht no dach
Altoos niet gerusten mach.Ga naar voetnoot+
II
Thaer es comen, seit nature,Ga naar voetnoot+
Van grouuer, warmer humure;
145[regelnummer]
Thaer wast, alst bescreuen staet,Ga naar voetnoot+
Als hitte bouen nature gaet.Ga naar voetnoot+
Breken van spisen doet thaer uallen,Ga naar voetnoot+
Ende uele humueren met allen,Ga naar voetnoot+
Alst anden lasersten gesciet,Ga naar voetnoot+
150[regelnummer]
Ende als men an de manne ziet;
| |
[pagina 92]
| |
Den wiuen vallet in genen doene,Ga naar voetnoot+
Entie geboren zijn spadoene,Ga naar voetnoot+
Noch ooc niement, vor dien dach
Datti wiues plegen mach;Ga naar voetnoot+
155[regelnummer]
Dat doet der naturen coude,Ga naar voetnoot+
Die thaer houdet met gewoude.Ga naar voetnoot+
Aristotiles die zeghet,
Dat in couden lande legetGa naar voetnoot+
Beede meinscen ende dieren
160[regelnummer]
Hebben haer van heeter manieren,Ga naar voetnoot+
Ende dat stide, hart ende wit,Ga naar voetnoot+
Ende daer de landen zijn verhitGa naar voetnoot+
Kersp ende bruun vintmense daer.Ga naar voetnoot+
Wat so leuet, ende uele heift haer,
165[regelnummer]
Ende elc uogel van plumen groot,Ga naar voetnoot+
Es luxurieus vp zijn genoot.Ga naar voetnoot+
Niet dat leuet heift vp thooft
So uele haers, dies gelooft,
Als die meinsce, des heift nootGa naar voetnoot+
170[regelnummer]
Om der hersenen nattheit groot,Ga naar voetnoot+
Datse dat haer met gewoudeGa naar voetnoot+
| |
[pagina 93]
| |
Bedecken van hitten ende van coude.Ga naar voetnoot+
Beneden der hersene, merct wale,Ga naar voetnoot+
Sone wordt negheen man cale.
175[regelnummer]
Plinius scriuet, ouer waer,Ga naar voetnoot+
Dat dicwile wasset haer
An oude lieden als zi zijn doot;
Ende dit es een wonder groot.
III
Plinius scriuet ende bediet,
180[regelnummer]
Dattie slaep nes anders niet
Dan in hem zeluen rusten van zinne.Ga naar voetnoot+
Kinder, zeget hi, van beghinne
Ne dromen in gheenre maniere,
Eer zij out zijn III iaer of IIII.
185[regelnummer]
Aristotiles orcont
Dan men lieden in zulker stontGa naar voetnoot+
Vonden heift diene droomde niet;Ga naar voetnoot+
Ende ooc vint men zomich dietGa naar voetnoot+
Dat niene droomt, zine waren out;Ga naar voetnoot+
190[regelnummer]
Ende daer na comt met gewoutGa naar voetnoot+
Iof de doot iof ziecheit vele:
Dit zijn der naturen spele.Ga naar voetnoot+
IV
Vanden ogen heift plinius
In zinen bouc bescreuen dus,
| |
[pagina 94]
| |
195[regelnummer]
Datsi zijn tedelste deel
Vanden lichame geheel,
Want bider claerheit die van hare geet
So maken zij tondersceet
Tusscen der doot ende tleuen.
200[regelnummer]
Aristotiles heuet bescreuenGa naar voetnoot+
Dat, bi naturen, des siens gewoutGa naar voetnoot+
Beede nat es ende cout;
Bedi de ziene, weit vorwaer,Ga naar voetnoot+
Es van watre dat claer
205[regelnummer]
Ende cout ende nat es bi naturen;
Ende geen let, na der scrifturen,
Nes bi naturen cout ende nat
Dan die hersene, ende dat
Die ziene es voren int hooft,
210[regelnummer]
Subtijl zere, dies gelooft;Ga naar voetnoot+
Aldat leuet es sculdich desGa naar voetnoot+
Te besiene dat uor hem es.
Ene zenewe vanden ogen gaet
Toter eersenen, dat verstaet,
215[regelnummer]
Entie es hol ende ne geene el:Ga naar voetnoot+
Daer vp leget hi, weetmen wel.Ga naar voetnoot+
Niet dat leuet van zire grote
Ne heuet dogen so na genote,Ga naar voetnoot+
| |
[pagina 95]
| |
So na staende als de mensce doet:Ga naar voetnoot+
220[regelnummer]
Als men dogen beede ondoet,
Hare beeder ziene gaet ene vaert;Ga naar voetnoot+
Die ziene heuet zulken aert,Ga naar voetnoot+Ga naar voetnoot+
Na des ghoens quade humuereGa naar voetnoot+
Die hi heuet in zire nature,
225[regelnummer]
Onzuuert hi daer hi vp ziet,
Als men an wiue te merken plietGa naar voetnoot+
Die de menstrua gedoget:Ga naar voetnoot+
Als men haer den spegel toget
Siet soere vp nerenstelike,Ga naar voetnoot+
230[regelnummer]
Soe ontreintene inder gelike
Als offer ene rootheit in ware.
Groot twifel neimt de ziene dareGa naar voetnoot+
Als men mach merken an hare allen
Die vanden groten euele uallen:Ga naar voetnoot+
235[regelnummer]
Ondaenre ogen ne ziensi niet.Ga naar voetnoot+
Van tituse horic bediet,Ga naar voetnoot+
Die keiser die ihrsalem bracGa naar voetnoot+
Enten ioden dede ongemac,Ga naar voetnoot+
Des nachts, als hi de ogen ondede,
240[regelnummer]
Sach hi zo clare, des wonderlichede,
Als oft hadde gewesen dach.
Maer cortelike, daer hi lach,Ga naar voetnoot+
Cam hem ene demsterhede
| |
[pagina 96]
| |
Diet hem benam daer ter stede.Ga naar voetnoot+
245[regelnummer]
Sulc ziet verre, zulc onuerre,
Maer die zonne maket erreGa naar voetnoot+
Alle de ogen, zonder waen.
An dogen mach men verstaen
Goedertierheit, ontfarmichede,
250[regelnummer]
Hate, minne ende zeerichede.Ga naar voetnoot+
Van VII vellen, seit constantijn,Ga naar voetnoot+Ga naar voetnoot+
Dattie ogen gemaect zijn.
In die middewaerden staet
Die ziene diese alduere gaet;Ga naar voetnoot+
255[regelnummer]
Die sine es zo claer
Ende zo subtijl, dats waer,Ga naar voetnoot+
Al es zoe vtermaeten clene,
Dat an hem zeluen al gemeneGa naar voetnoot+
Daerin bestiet; dies zidi vroet.Ga naar voetnoot+
260[regelnummer]
Al cout dinc es den ogen goet.
V
Doghenleden, spreict aristotiles,
Ja datsi gemaect zijn dor desGa naar voetnoot+
Datsi dogen van wat so leuet
Decken, als men noot heuetGa naar voetnoot+
265[regelnummer]
Ende rusten willen de creature,
| |
[pagina 97]
| |
Ende omme dat, dat inder ureGa naar voetnoot+
Van buten niene valle in dogen,
Want zij lettel muegen gedogen;
Dus zijnt tune die ogenledenGa naar voetnoot+
270[regelnummer]
Ende maken den ogen vreden.Ga naar voetnoot+
VI
Oren die zijn bi naturen
Gaten, nader scrifturen,
Ant hooft des meinscen, binnen crum;
Dies herde vroede meesters sumGa naar voetnoot+
275[regelnummer]
Porte zijn vanden gedochte.
Tende daer of, als ict bezochte,Ga naar voetnoot+
Heuet eenrande sochthedeGa naar voetnoot+
Daer dat luud an comt mede;Ga naar voetnoot+
Van dane vaert ter hersene waert,
280[regelnummer]
Ende gheen vutganc no weder vaertGa naar voetnoot+
Ne gaet vanden ersenen ten horen.
Twee aderen, alst wijt horen,Ga naar voetnoot+
Gaen vter horen ter hersene waert;
Vp die aderen zo vaert
285[regelnummer]
Dat instrument van beeden oren.
| |
[pagina 98]
| |
Ende wat dat leuet, als wijt horen,
Ende oren heuet, zonder de man,Ga naar voetnoot+
Dat machse porren, merct hier an.Ga naar voetnoot+
Aldus eist int achterste deel
290[regelnummer]
Vanden houede, al geheel,
Vanden horne dat instrument,
Ende niet sonder bekent,Ga naar voetnoot+
Want bachten int hooft nes vleesch geen
Noch hersene, maer al in eenGa naar voetnoot+
295[regelnummer]
So es het vul luchten daer;Ga naar voetnoot+
Ende men seget, ouer waer,
Dat vanden horne dat instrumentGa naar voetnoot+
Vander lucht ons es gezent,
Ende dat rieken ende dat horen
300[regelnummer]
Hebben haren wech vercoren
Metter gemeenre lucht van buuten,
Dien de nature doet ontslutenGa naar voetnoot+
Subtile adren, zonder waen,
Die vander hersene ter herten gaen.
VII
305[regelnummer]
Nuese dats I instrumentGa naar voetnoot+
Van riekene, dits bekent,
Ende als ons aristotiles zeget,
Dats die wech die ooc pleget
Die adem te lidene duere;Ga naar voetnoot+
| |
[pagina 99]
| |
310[regelnummer]
Niesensnuuten heft natureGa naar voetnoot+
Daertoe gemaect datsi duer liden,Ga naar voetnoot+
Alst geuallet tenigen tiden
Dattie hersene wint ontfaet
Daer die materie neder of slaet.
315[regelnummer]
Trieken es metter lucht gemancGa naar voetnoot+
Alsic eerst sprac, eer iet lanc.
VIII
Baerd, onder de meinscelichede,Ga naar voetnoot+
Gheuet I litekin medeGa naar voetnoot+
Welc I wijf zij of een man,
320[regelnummer]
End comt alsic verstanden can
Van eenre ouer uloiechede.Ga naar voetnoot+
Man met groten baerde mede
Die es van naturen heet;
Dies lettel heuet, es cout, godweet.
325[regelnummer]
Sulke vrauwe heift bouenbaert,Ga naar voetnoot+
Dats tekin ter hitten waert.
Spadoene hebben der barden niet;
Gheuallet ooc dats gesciet
Datmen vuerde enen man,Ga naar voetnoot+
330[regelnummer]
Sijn baert zoude vallen dan,
Ende hi verliest manlic lijfGa naar voetnoot+
Ende wart also bloot als twijf.
IX
Een instrument es de mont
Van smaken, dats ons cont,
335[regelnummer]
Want daer in de smake legt;
| |
[pagina 100]
| |
Wat dinge so leuens pleget
Ontfanget zijn voetsel der mede.
Onder aldat leuet, dats waerhede,
Van sijnre grote heuet de man
340[regelnummer]
Den minsten mont; merct hier an
Dattene nature wille daermede
Castien vander ghierichede,Ga naar voetnoot+
Nochtan vecht hi iegen mateGa naar voetnoot+
Met ouer dranke, met ouer ate.
345[regelnummer]
Smaken, beseffen dese II zinneGa naar voetnoot+
Sijn openbaerlijc, alsict kinne,Ga naar voetnoot+
Metter herten; dander drie
Rusten int houet, dinke mie:
Dats horen, rieken ende zien;
350[regelnummer]
Thooft es hertoge vandesen drien.Ga naar voetnoot+
X
Tanden zijn in alre wise
Nuttelic te maelne de spise
Die in waert ten liue gaet.
Plinius zeit, nu uerstaet,
355[regelnummer]
Datsi niet lichte in gere maniere
Ne verbernen metten viere.
Drie manieren zijn van tanden,
Entie visieric v te handen:Ga naar voetnoot+
Some staen zij gelijc der zage,
360[regelnummer]
Ende some effene, zome ragen.Ga naar voetnoot+
Sagende tanden zijn bekent
In visch, in honden ende in serpent.
Heffen tanden heuet de man,Ga naar voetnoot+
| |
[pagina 101]
| |
Siminkel ende dat paert nochtan,Ga naar voetnoot+
365[regelnummer]
Ende beesten die hoornen dragen;Ga naar voetnoot+
Eueren hebben tanden die ragen,
Ende olifanten ende waterperden.
Niet dat leuet vp der erden
Ne laet twivout tanden vallen.Ga naar voetnoot+
370[regelnummer]
Vanden mensce horic callenGa naar voetnoot+
Dat hem wassen ouer waer
Dachterste tanden na XX iaer,
Ende LXXX iaren zulken man.
Wie zo in zine kintsceit dan
375[regelnummer]
Die twiuout tanden niet wassen zaen,
Alst tsire oude comt gegaen,
So gesciet datsi hem uallen
Ende weder wassen met allen.
Mutiaen scriuet, ouer waer,Ga naar voetnoot+
380[regelnummer]
Dathi van C ende VII iaer
Ene quene, daer soe lach,Ga naar voetnoot+
Hare twivout tande wassen zach.
Die buc heift mee tanden dande gheet,Ga naar voetnoot+
Entie man dant wijf, alsic weet.
385[regelnummer]
Die tanden zijn na tbeen gedaen,Ga naar voetnoot+
Dat muechdi anden moor verstaen:
Si zijn zwert, hare tanden wit.
Aristotiles scriuet dit:
| |
[pagina 102]
| |
Dier gezagecant inden mont,Ga naar voetnoot+
390[regelnummer]
Dats vleesch gelijc den hont,Ga naar voetnoot+
Dat scept ooc metter tonge riuiere,Ga naar voetnoot+
Entie effentanden diere
Drinken twater als die coe.
Wat so leuet, nu merct hoe,
395[regelnummer]
Ende dat uele tanden heuet,
Dat seit men dat lange leuet,
Ende dat lettel heift inden mont,
Dat leuet onlange stont.
XI
Tonge dat es een let
400[regelnummer]
Dat aldaer toe es geset
Datsoe formeren zal de wort
Die de meinsce brinct vort.
Tongen zijn som groot, zom clene,
Maer aristotiles prijst alleene
405[regelnummer]
Die gone die de mate heuet
Want soe de beste tale vut geuet.
Dat eenes niet hare scout,Ga naar voetnoot+
Maer wat dat hi des horens gewoutGa naar voetnoot+
Verloren heift ende niet ne hoort,
410[regelnummer]
Dies ne leert hi gene woort;
Selden es zoe stom van hare,Ga naar voetnoot+
Ende alst zo comt, eist openbareGa naar voetnoot+
Haers wortels scout, iof zomegher adere
Diese beneden hout te gadre,
| |
[pagina 103]
| |
415[regelnummer]
Iof iuecht, iof ander ziechedeGa naar voetnoot+
Die comt in al zulke lede.
Als alte dicke es die tonge
Doet zoe lispen out ende ionge,
Iof stameren; ende alsoe es dinne
420[regelnummer]
So esmer ghaerne leuende inne.Ga naar voetnoot+
Onder alle dinc die leuet,
So es allene de meinsce die heuet
In hem begherte ongetelt:
Dies moest wesen, met geweltGa naar voetnoot+
425[regelnummer]
Datti in ongetellede woort
Conste ende mochte bringen voortGa naar voetnoot+
Sine begherte ende zine maniere.
Duuen ende uele ander diere
Ineen versuchten, in eenluut
430[regelnummer]
Bringen zi hare begherte huut,Ga naar voetnoot+
Want zij ne zijn niet menighertiere;Ga naar voetnoot+
Sine willen nemmee dan hare maniere,Ga naar voetnoot+
XII
Die stemme, alsict bescreuen sach,Ga naar voetnoot+
Dats der lucht weder slachGa naar voetnoot+
435[regelnummer]
Die men beseffen mach int horen;Ga naar voetnoot+
Menige es zoete ende vut vercoren.
Die stemme, starc al openbareGa naar voetnoot+
Alvoort vanden XIIII iare
Toter oudoem inden man,
440[regelnummer]
Ende danne mindertsoe weder dan.
| |
[pagina 104]
| |
Luud ende ansichte, vandesen tweenGa naar voetnoot+
Siet men uele dragen ouer een,Ga naar voetnoot+
Want gelijc dat, bi naturen,Ga naar voetnoot+
In des ansichten figuren
445[regelnummer]
In de werelt man no wijf
Niement eens es, sonder blijf,
Also nes al, vut ende vut,
Niement ooc gelijc int luut:
Elc meinsce heift, na minen wane,
450[regelnummer]
Syn luut ende zine gedane.Ga naar voetnoot+
XIII
Gula dat es een letGa naar voetnoot+
Biden zwelge geset,Ga naar voetnoot+
Als ons scrijft aristotiles,
Datter stemme nuttelic es
455[regelnummer]
Als het niene es te groot.
Maer welctijt sore in comt nootGa naar voetnoot+
Ende zwellet, so versmort de man;Ga naar voetnoot+
So hete ment in dietsce den uf dan.
XIV
Epiglotus dats een instrument
460[regelnummer]
Als I hudekin bekent
Gelijc als es uwla,Ga naar voetnoot+
| |
[pagina 105]
| |
Den wertel vander tongen na.
Dat bedect instrumenten twee,
Maer niet te gader nemmermeer;Ga naar voetnoot+
465[regelnummer]
Dat een hiet ysofragus,Ga naar voetnoot+
Dat instrument dient ons dus
Dat dranc ende spise die ons voet
Neder zendt met groter spoet;
Canne heet tander instrument,
470[regelnummer]
Daer ons dadem dore es gezent;
Als dat uel bedect cannaGa naar voetnoot+
Ysofragus dan opensta,
Ende als es bedect ysofragus
Canna es open, wi lesent dus.
XV
475[regelnummer]
Canna es dat instrument
Dattie lucht vut ende in zent,
Toter longere gaet neder
Ende bouen der tongen wertel weder.Ga naar voetnoot+
Epiglotus dect dese canne
480[regelnummer]
Datter niet in ne valle danne,
Ende alst ooc alsoe gescietGa naar voetnoot+
Datter in valt van spisen iet,
So moet eenhoesten ouer luut
Tote diendat es weder huut;
485[regelnummer]
Macht niet vut, dats een zwaer pant:Ga naar voetnoot+
Men sterfter somwile omme te hant.Ga naar voetnoot+
Talre beste, geloues mi,Ga naar voetnoot+
Dats dattie gone die bi hem zij,
Dat hine inden hals sla zere
| |
[pagina 106]
| |
490[regelnummer]
En mach hem deeren nemmermere.
Canna heift II telgen beneden;Ga naar voetnoot+
Daer wi de uogelkine ontledenGa naar voetnoot+
Mogen wijs best worden geware:Ga naar voetnoot+
Dus est bescreuen vanhare.
XVI
495[regelnummer]
Guittur heet de sterte, ic wane;Ga naar voetnoot+
Toten vppersten ende recht daer aneGa naar voetnoot+
Formeert men in worden tluut;
Albouen daer zoe gaet vut
Ende daersoe uergadert ant hooft
500[regelnummer]
Heuet zoe ene mont, des gelooft,
Die ter middel heift I gat
Van croostele; es algader datGa naar voetnoot+
Bouen den andren gegraet,Ga naar voetnoot+
Daer des meinscen luut dore gaet,
505[regelnummer]
Dat wart geformeert in zangen;
Men leist datter dore gangen
Lucht ende adem, die ooc geuen
Voetsel an smeinscen leuen.Ga naar voetnoot+
XVII
Hals es een let dat hout te zamen
510[regelnummer]
Dat houet enten lichame:
Van vleessce ende van crostele mede.
Inden hals aldaer ter stede
Vergaderen aderen herde vele,Ga naar voetnoot+
Dorder hoofscher naturen speleGa naar voetnoot+
| |
[pagina 107]
| |
515[regelnummer]
Vanden vijf zinnen duer gaen.
Allene de mensce, zonder waen,
Mach lettel bugen of doen lidenGa naar voetnoot+
Sinen hals dan an II ziden;
Hine machene bugen in gere maniereGa naar voetnoot+
520[regelnummer]
Achterwaert als ande dieren.
Alle dieren bugene achter waert
Sonder de wulf enne libaert,Ga naar voetnoot+
Ende dat diet hierna allene;Ga naar voetnoot+
So mogen ooc alle uogelen gemene.
XVIII
525[regelnummer]
Been es des lichame fondamentGa naar voetnoot+
Den aermen vleessce gezentGa naar voetnoot+
Dat het daer bi moge gestaen;Ga naar voetnoot+
Inderre wijs, nu merct zaen,Ga naar voetnoot+
Dat een wech gemaect van aerdenGa naar voetnoot+
530[regelnummer]
Sonder staken niene mach gehaerden,Ga naar voetnoot+
Soe ne breict ende valt alte zamen,
Also ne mochten die lichame
Niet gedueren sonder been.Ga naar voetnoot+
Hart zijnder uele ouer een,
535[regelnummer]
Ende binnen hol, wit in gedane,
Starc iegen pine te wederstane.
| |
[pagina 108]
| |
Mans benen zijn, sonder bijf,
Starker uele dan die wijf,
Sonder de wijf van amasone,Ga naar voetnoot+
540[regelnummer]
Die starcste wijfs onder den trone.Ga naar voetnoot+
Dar iacob scriuet, alsict las,Ga naar voetnoot+
Die bisscop takers was,Ga naar voetnoot+
Een vroet man ende leede goet leuen;
Hi heuet vanden wiue bescreuenGa naar voetnoot+
545[regelnummer]
Dat wonder es van hare cracht,
Ende zij kerstin zijn geacht
Ende vp die sarrasinen striden;Ga naar voetnoot+
Ooc geuelt in corten tiden,Ga naar voetnoot+
Dattie coneghinne van hem
550[regelnummer]
Cam tote iherusalem,
Tons heren graue doen haer gebedeGa naar voetnoot+
Enter tempel diende mede,Ga naar voetnoot+
XIX
Maerch, dat ouer uloitheit van bloede
Dat tbeen heuet in zine hoede;Ga naar voetnoot+
555[regelnummer]
Dat mach men zien andode kinder:
Men breke haer been, men vint ghinderGa naar voetnoot+Ga naar voetnoot+
El niet in dan bloet root,
Want hare hitte was niet zo groot
| |
[pagina 109]
| |
Dat verzieden mochte zo zaen
560[regelnummer]
Ende witheit van marge ontfaen.
March voet de hartheit van beene,Ga naar voetnoot+
Ende men vint vissce ne geene,
Als ons plinius doet verstaen,
Die maerch hebben, sonder waen;
565[regelnummer]
Diere van couder naturen
Hebben meest maerchs, nader scrifturen.
XX
Crosteel es zochter danne steen,
Ende harder danne vleesch ne gheen,
Als ons galien seghet;
570[regelnummer]
So es crostels uele dat pleget
Van kinden te wordene been;
Inde moude, ouer een,
Ne vergaderde dat hooft,
Ne dade tcrostel, des gelooft.Ga naar voetnoot+
XXI
575[regelnummer]
Scouderen heift de mensce allene
Meere dan ander diere gemene,
Na zine grote, zuldijt verstaen,
Om datti last sal mogen ontfaen.
Die scouderen zijn van starken beene
580[regelnummer]
Gheformeert, beede gemeene,
Omte dragene zwaren last;
Daer zijn de scouder bladen vast,
Breed ende dinne, die die wideGa naar voetnoot+
Ouer decken in elke zide
585[regelnummer]
Entie tvleesch onthouden mede,Ga naar voetnoot+
Dat behoort te zulken lede.
| |
[pagina 110]
| |
XXII
Bughende arme heift vorwaertGa naar voetnoot+
De meinsce, als nature beghaert,Ga naar voetnoot+
Wel naer alle dander diereGa naar voetnoot+
590[regelnummer]
Bugen achterwaert na haer maniere.
Darme hebben in starke beene;
Dat vorden ellenboge gemeeneGa naar voetnoot+
Heuet I clene been ende I groot,
Darempistel een albloot.Ga naar voetnoot+
595[regelnummer]
Starc zijn de armen bi naturen,
Datsi muegen in pinen geduren,
Ende dapper ende bugende mede,Ga naar voetnoot+
Omme te zine in hebbelicheden.Ga naar voetnoot+
Starke zenewen zijnre ooc ynne,
600[regelnummer]
Ende vele adren, alsict kinne,
Daer fucisiene of zijn vroet,Ga naar voetnoot+
Daert best in laten doet,
Als des lichames natureGa naar voetnoot+
Heuet in te uele humure.Ga naar voetnoot+
605[regelnummer]
Inden armen es ene stede
Dat men nomet de muus mede,
Een lettel bouen den helleboge,
Dat gene wonde mach gedogen,
Men blijfter emmer omme doot;
610[regelnummer]
Nochtan, seit de bouc albloot,
Slaetmen den arm of altemale,
Dat men tlijf ontdraget wale;Ga naar voetnoot+
| |
[pagina 111]
| |
Ooc seggen meesters menich een
Dat zulke muus es inde been,Ga naar voetnoot+
615[regelnummer]
Maer men es zo zeker niet
Dat zulke dinc daer of gesciet.Ga naar voetnoot+
XXIII
Aristotiles doet uerstanden
Vanden meinsceliken handen,
Datsoe gemaect zijn ter stede
620[regelnummer]
Dattie voorder voeten mede
Sijn andie III voete diere;
Maer die meinscelike maniere
Es van vele meere zinneGa naar voetnoot+
Dan al dat leuen heuet inne;
625[regelnummer]
Dies bedaerf hem menichfoutGa naar voetnoot+
Instrumenten te zire gewout,Ga naar voetnoot+
Daer hi hem mede geneere;Ga naar voetnoot+
Handen heuet tsire were,Ga naar voetnoot+
Sijn lijf te bescermene mede,
630[regelnummer]
Ende te menigher nuttelichede;
XXIV
Vingeren die zijn ande hant
Te meniger nutscap becant,
Zede te houdene ende ooc medeGa naar voetnoot+
Te meniger behendichede.
635[regelnummer]
Die dume es grouf, cort ende dicke,Ga naar voetnoot+
Ende cracht te doene gemicke,Ga naar voetnoot+
Ende hevet alsoe uele machten allene
| |
[pagina 112]
| |
Als alle dandre gemeene.Ga naar voetnoot+
XXV
Nagelen die zijn ouer een
640[regelnummer]
Gemaect om tende vanden teen
Te deckene ende vingeren mede.
Nagelen hebben meere harthede
An hem dant croostel ouer een,
Ende minder vele dan dat been.
645[regelnummer]
Nagelen verliesen hare gedane,Ga naar voetnoot+
Als het gaet den steruen aneGa naar voetnoot+
Ende zomich euel mede.
Beesten hebben dor haer wreethedeGa naar voetnoot+
Clawen daer onse nagelen staen,
650[regelnummer]
Om haer biten om haer slaen.
Nagelen van mannen ende wiue,
Sijn meest gedaen na haren liue.Ga naar voetnoot+
Alle crumme clawede uogele mede
Ne drinken niet, dats waerhede,
655[regelnummer]
Om tnatte vleesch daer si bi leuen;
Hem es ooc clare ziene gegeuen;Ga naar voetnoot+
Ende hoger vlucht proie te vane,Ga naar voetnoot+
Nature geuet hem, ic wane.
XXVI
Aderen zijn smeinscen riuierenGa naar voetnoot+
660[regelnummer]
Daert bloet bi, na zire maniere,
Tallen lede loopt wale;
Ende diere zijn II principale,
| |
[pagina 113]
| |
Die huuter herten gaen allene,
Ene groote ende ene cleene.
665[regelnummer]
Van desen II spreict plinius
In zijne bouken zelue aldus:
Dat vute breict menich adreGa naar voetnoot+
Die den lichame duergaen algader;
Dese II geuen ooc die vaert
670[regelnummer]
Met aderen ter hersene waert;
Van danen ten ogen enten oren,Ga naar voetnoot+
Ter nese, ter roeste, alst wijt horen,Ga naar voetnoot+
Dat elc zijn sins gebruken mach.Ga naar voetnoot+
Van danen, alsict bescreuen zach,Ga naar voetnoot+
675[regelnummer]
Leistmen dat tallen leden gaen
Aderen die tallen tiden slaen.
In haren slach, an haren ganc
Togen zij, weder starc es of cranc
Therte, of ziec, of gezont.
680[regelnummer]
Dander adren dragen talre stont
Tbloet achter leden harentare.Ga naar voetnoot+
Drie gaenre al openbare
Dorde aermen, die wij meest laten
Als wij meest noots hebben, der batenGa naar voetnoot+
685[regelnummer]
Van herten, van leueren, des gelooft.
Die derde neimt beghin ant hooft;
Van danen gaen zij ter hersene waert,
Ende van dane nemen zij de vaert
Inden vede, dat daer biGa naar voetnoot+
690[regelnummer]
Des mans begherte bekennet zij;
Wat des mans herte begaert,
Ende alle trecsi ten vede waert;
Daderen, die hi heuet, de man,
| |
[pagina 114]
| |
Dus vergadere menich anGa naar voetnoot+
695[regelnummer]
Daerbi wort het, dat kintGa naar voetnoot+
Datmen biden vede wint,
Dat het ontfaer die gelike
Alder leden properlike.Ga naar voetnoot+
Ooc lopen toten voeten neder
700[regelnummer]
Aderen vuter herten weder,
Daert biden voeten comt inGa naar voetnoot+
Waerhenen wille smeinscen zin.
XXVII
Zenewen houden te gader de beene;Ga naar voetnoot+
Der heift de lichame menich eene.Ga naar voetnoot+
705[regelnummer]
Int hooft nes zenewe en gheeneGa naar voetnoot+
Maer uele in uoeten, in handen, in beene.
Men leset dat al zenewen heuet,
Dat bloet heuet ende leuet.
In daerme zijn zenewen starc ende groot,
710[regelnummer]
Maer in de scijnkelen, weit albloot,Ga naar voetnoot+
Sijnsi starker ende meere mede.
Zenewen als hem hare natheide
Ghebreict, so cremken zij in den man,Ga naar voetnoot+
Ende dats hem grote pine dan;
715[regelnummer]
Ne gheen vanden visscen gemene
Ne heuet zenewen, groot no clene.
| |
[pagina 115]
| |
XXVIII
Arterie zijn, zonder waen,Ga naar voetnoot+
wel naer als aderen gedaen,
Ende zijn hol, ende haer ganc
720[regelnummer]
Die es biden zenewen lanc;Ga naar voetnoot+
Vander herten es haer beghin.
Galiens seget hier in
Dat herte bi hem zuuert oocGa naar voetnoot+
Ende wech blaset zinen rooc,
725[regelnummer]
Entie naturlike hitte mede
Bi hem gedeelt wert in allen leden.
Die vliegende dieren altegaderGa naar voetnoot+
Ne hebben arterie; no adreGa naar voetnoot+
No zenewen, no arterien mede.
XXIX
730[regelnummer]
Sijn cordekine an smeinscen ledeGa naar voetnoot+Ga naar voetnoot+
Die binnen duer dat uleesch gaen,
Ende als zenewen zijn gedaen.
XXX
Ooc zijnre zenewen heeten banden,Ga naar voetnoot+
Harder dan zenewen onder tanden,Ga naar voetnoot+
| |
[pagina 116]
| |
735[regelnummer]
Die teen been an tander binden;
Daer die been enden, mach men vindenGa naar voetnoot+
Als een pesekin vut gaen
Dat an tander been hout zaen.Ga naar voetnoot+
XXXI
Vleesch es sochte ende weldich cranc,Ga naar voetnoot+
740[regelnummer]
Ende lichte ter breclicheden ganc;Ga naar voetnoot+
Vleesch no te mager, no te vet
Dat priset nature bet,
Dat, na recht, veruult de ledeGa naar voetnoot+
Sonder oueruloiechede.Ga naar voetnoot+
745[regelnummer]
Vleesch heuet verwe menigertiere:
In mammen wit, dats zine maniere,
Inde longere als rosaet,Ga naar voetnoot+
Ter herten in roert, alst daertoe staet,Ga naar voetnoot+
Inde leuere purperin,
750[regelnummer]
Swartachtich moet de milte zijn.
XXXII
Die huut es een decsel mede
Ouer al des meinscen lede,
Die de versaminge menichfoutGa naar voetnoot+
Aldect ende te gader hout.
755[regelnummer]
Alre dinnest es smeinscen vel,
Hem mach geen let gedogen wel,Ga naar voetnoot+
| |
[pagina 117]
| |
Want hets ombewist van goede hare.Ga naar voetnoot+
Galiens zeget openbare,
Sulke huut es dicke, zulke dinne,
760[regelnummer]
Die dinste heift meest haers inne,
Ende soes scarp van naturen echt,Ga naar voetnoot+
Entie dicke zochte ende slecht.Ga naar voetnoot+
Menscen hebben witte huut
Wel naer alde werelt vut,Ga naar voetnoot+
765[regelnummer]
Sonder allene daert uolc beronnenGa naar voetnoot+
Metter cracht es vander zonnen,
Als tuolc es in ethiophen;Ga naar voetnoot+
De wareit weten wi al hopenGa naar voetnoot+
Dat adaem hare ende onse vader
770[regelnummer]
Was, enter meinsceit algader;
Maer weder zi zwart zijn bi naturen
Of vander zonnen, twiuelen scrifturen.
XXXIII
Rigge beghinnet anden halsGa naar voetnoot+
Ende gaet neder als ende alsGa naar voetnoot+
775[regelnummer]
Te gate, dat heet fondament.
Van menigen sticke es dit bekent,Ga naar voetnoot+
Alle duergate; nu merct dan,Ga naar voetnoot+
Die rebben die zijn vast der an.
Duer de gate vanden ricgebeneGa naar voetnoot+
780[regelnummer]
So gaet ene coorde alleene,
Die nuicha heet in latijn;Ga naar voetnoot+
| |
[pagina 118]
| |
Daer of comt uele daer stidenessens in.Ga naar voetnoot+
De ric mach uele pinen dragen,Ga naar voetnoot+
Maer alst comt tenlangen dagen,Ga naar voetnoot+
785[regelnummer]
So bughet hi ende wart crom;
Dit merct men ande oude zom.
XXXIV
Barst es anden meinsce I let
Toter weldicheit gezetGa naar voetnoot+
Dat wers mach gedogen pineGa naar voetnoot+
790[regelnummer]
Sonder de mesquame zine;Ga naar voetnoot+
Dat doet therte datter inleit
Ende ander zaken als men zeit.
Die barst heuet, als men weet,
Inde middel een been breet
795[regelnummer]
Duergate, nu merct dan,Ga naar voetnoot+
Die rebben uergaderen daeran,Ga naar voetnoot+
Ende daer toe uele zenewen mede
Die behoren ter meinscelichede.
Daeronder risen altemaleGa naar voetnoot+
800[regelnummer]
Daderen die heeten principale,
Die hem, gelijc tacken, medeGa naar voetnoot+
Deelen in al smeinscen lede.
| |
[pagina 119]
| |
Aristotiles zeit, diet weet,
Dat niet dat leuet, heift zo breet
805[regelnummer]
De barst, als de meinsce doet,
Na zire grote, alsic verstoet;
Nauwe hebse al ander dieren
Ende smal, na hare maniere.
XXXV
Mammen of teten machment nomen,
810[regelnummer]
Die zijn van zochter vleessce comen,
Ende zijn, als aristotiles zeit,Ga naar voetnoot+
Instrumenten daer melc in leget
Ende daer of comt meinscelic zaet.Ga naar voetnoot+
Melc es nattheit, dat verstaet,Ga naar voetnoot+
815[regelnummer]
Beede in meinscen ende in dieren
Als zij vrucht dragen na haer manieren,
Dat vanden vleessce hem sceed dan.Ga naar voetnoot+
Beter es de melc, merct hier an,
Die tzwarte wijf geift dan de witte;
820[regelnummer]
In gheeten faelgiert alditte.
Bedi seget dattie melcGa naar voetnoot+
Ende smeinscen zaet, dese II elc
Hebben beghin van eenre stede;
Die fisisiene liens mede.Ga naar voetnoot+
825[regelnummer]
Aristotiles seit datmen vint
Somwile melc ant knechtkin kint.Ga naar voetnoot+
Gheen dier heuet de mammen voren
Dan de meinsce, als wijt horen,
| |
[pagina 120]
| |
XXXVI
Therte, als zeit aristotiles
830[regelnummer]
Es tbeghin daeral roeren of es,Ga naar voetnoot+
Therte dats de kerse alleneGa naar voetnoot+
Vanden lichaeme gemene.
De longere leget niet aldaer
Daer therte leget; weit vor waer,
835[regelnummer]
Die ademtucht comt van hare.
Maerct, die nature al openbare
Therte sette met groter waerde
Indes lichaems middewaerde,
Tedelste inde edelste stede.
840[regelnummer]
Negheen bloet comt mede
Van andren steden ter herten waert,
Want soe es fontene daervute vaertGa naar voetnoot+
Ende van alden bloede beghin;
Van hare gaet tallen leden in
845[regelnummer]
De ghifte van hare cracht.Ga naar voetnoot+
Therte es beghin gheachtGa naar voetnoot+
Daer die begherte of comt, te waren,Ga naar voetnoot+
Van alre dinc die wij begaren.
Dat bloet dat therte heuet inne,
850[regelnummer]
Es subtijl, claer ende dinne.
Die longere es bouen der herten gezet,Ga naar voetnoot+
Ende waer omme het es, dat merct bet:
Die longere es zochte ende licht,
Ende es als ene waie gestichtGa naar voetnoot+
855[regelnummer]
Bouen der herten, merct ditte,
| |
[pagina 121]
| |
Dattie herte van hare hitteGa naar voetnoot+
Altegader niet worde uertaert.
Tscarpe vander herten es vorwaert,Ga naar voetnoot+
Maer inden meinsce eist gekeert
860[regelnummer]
Ter luchter barst, alsmen ons leert.Ga naar voetnoot+
In allen dieren vptie aerde
Es therte inde middewaerde,
Sonder inden meinsce allene,
Daer eist ter luchter zide waert clene,Ga naar voetnoot+
865[regelnummer]
Anders zo waert alte cout
De luchter zide anhare gewout.
Na zine grote, onder ander diere,Ga naar voetnoot+
Heuet de meinsce uan meester maniere
Therte, ende zulc meinsce leuet
870[regelnummer]
Diese meere dan I ander heuet.
Sulc herte es groot, zulc clene,
Sulc hart, zulc zochte. Hort wat ic meene:
Die therte heuet hart, es zonder zin,Ga naar voetnoot+
Want harde herten hebben die diere.
875[regelnummer]
Grote herte, dats zine maniere,Ga naar voetnoot+
Eist in meinscen, eist in beesten,
Die es bloot na desen ieesten,Ga naar voetnoot+
Ende des ne wanen niet leeke lieden.Ga naar voetnoot+
Hoort hoe ict prouue ende bediede:
880[regelnummer]
Grote herte mach niet zo zaenGa naar voetnoot+
Hare hitte durendure ontfaen
Als die gemate, dus blijft soe cout,Ga naar voetnoot+
| |
[pagina 122]
| |
Ende coutheit beneimt tgewoutGa naar voetnoot+
Datmen niet coene mach zijn;
885[regelnummer]
Merct dat een clene huusekin
Van enen viere altemale
Eer warrem es dan ene zale.
Hasen ende herten die zijn bloot
Entie hebben herten groot.
890[regelnummer]
Therter ne mach min no mere
Niet een twint gedogen van zere,Ga naar voetnoot+
No smerte, no ziechede,
Ende dat muegen dander lede,
Ende dits recht, want alst begin
895[regelnummer]
Yet onwillens comet in,Ga naar voetnoot+
So bliuet al zonder cracht
Dat van hem ontfanget macht;
Dits tekin dat in doot mans herteGa naar voetnoot+
Noit man sach tekin der smerte,
900[regelnummer]
Als men in dander leden ziet:
Therte ne mach ombiden nietGa naar voetnoot+
Dat het yet gequets zij,
Maer eer hun comt de vreese bi,
So comt de doot ende breket leuen
905[regelnummer]
Eer soe quetsinge heuet beseuen.Ga naar voetnoot+
Men leist die steruen duer tvenijnGa naar voetnoot+
Dat haer herten onuervaerlic zijn.Ga naar voetnoot+
Dattie lieden zijn goet van zeden,
Milde of vrec, of van pijnlicheden,Ga naar voetnoot+
910[regelnummer]
Blide of zeerich, coene of bloot,Ga naar voetnoot+
Dat doet de herte cleine ende groot,
| |
[pagina 123]
| |
Daer soe haer staen heift vercoren,Ga naar voetnoot+
Te uerre achter of uoren,
Ter luchter of ter rechter stede,
915[regelnummer]
Te hoge of te neder, mede
Scoonheid ende leelichede.
XXXVII
Leuere es an de rechter hant
Der herten, dits becant;
De milte heift de luchter stede.
920[regelnummer]
Aristotiles seit mede,
Dat wonder ware menigertiere
Vond ment anders in enigen diere.
Die leuere es zoete menigertiereGa naar voetnoot+
Es in hare, ende zoetichede.
925[regelnummer]
Meinsce ende stieren hebben rontGa naar voetnoot+
De leuere in alre stont.
Sinte clement zeit, dat bidiGa naar voetnoot+
Die leuere ant rechter zi,
| |
[pagina 124]
| |
Dat die spise verduen doet
930[regelnummer]
Ende vaerwet smeinscen bloet.
XXXVIII
Galle es der leuere bi:Ga naar voetnoot+
heet ende drooge, geloues mi,
Ende dat es na galieneGa naar voetnoot+
De maniere der caloriene.Ga naar voetnoot+
935[regelnummer]
God heiftse inde leuere gezet,
Omhaer te helpene bet
Omme te verziedene de spise.
Vander gallen, seit de wise,
So comt ongestadichede,
940[regelnummer]
Gramcep ende subtijlhede,
Scarpheit van zinne ende lustichede,Ga naar voetnoot+
Verheffinge ende coenhede,Ga naar voetnoot+
Ende begherte van wiue,Ga naar voetnoot+
Ghedinkenesse in desen liue,
945[regelnummer]
Ende verandworden metter vaert;Ga naar voetnoot+
Alle die lichame ooc die waertGa naar voetnoot+
Verhit ende verdroget vander gallen.
Plinius horic callen
Dat zulc meinsce ne heifter niet,
950[regelnummer]
Dat cracht ende lange lijf bediet.Ga naar voetnoot+
Aristotiles seit zulc die leift
Die galle bouender leuere heift,
Entie zijn bi naturen wreet.
Sulc man es die galle steetGa naar voetnoot+
| |
[pagina 125]
| |
955[regelnummer]
Vander leuere een deel bet of,Ga naar voetnoot+
Die hebben van omoeden lof;Ga naar voetnoot+
Maer goede merket danGa naar voetnoot+
Die zijn goet in elken man.
Een vroet man, seit de scrifture,
960[regelnummer]
Dat men ten besten buge nature;
Dien I filosophien bezachGa naar voetnoot+
Ende mercte dat an hem lach,
Bi naturen, grote felhede,Ga naar voetnoot+
Doch vant hine zochte telker stede;Ga naar voetnoot+
965[regelnummer]
Ooc wijsdene zine nature dul,Ga naar voetnoot+
Ende in wanderen wijsheden vul;Ga naar voetnoot+
Ende dies hadde in wonder groot.Ga naar voetnoot+
Hier bi mach men merken al bloot
Dat costume, des zijt gewes,
970[regelnummer]
Ene andre nature es.
Van socratese scrijft plinius
Dathi genatuert es aldus:
Altoos was hi eens gedaen,Ga naar voetnoot+
Goede costumen dedi, zonder waen;
975[regelnummer]
Costumen brinct zulken in radeGa naar voetnoot+
Ghelijc oft naturen dade.
Aristotiles spreict wat zo leift
Ende ne gheene galle heift,
Als de hert, dat mach lancliuich zijn
980[regelnummer]
Als dolifant, kemel ende dauphin.
| |
[pagina 126]
| |
XXXIX
Longere dats een instrument
Dattie lucht vut ende in zent,
Bedi, seit aristotiles,
Datsoe licht ende vul gaetkin es,
985[regelnummer]
Ghelijc oft ene spoenge ware,
Alsoe den wijnt trect te hare
Wast soe, ende alsoene weder zentGa naar voetnoot+
Mindert soe, dit es bekent.
Dattie herte altoos slaet
990[regelnummer]
Comt hier bi, dat uerstaet,
Dattie meinsce hem ontsietGa naar voetnoot+
Iof hoopt altoos, ende anders niet.Ga naar voetnoot+
Wat zo wandert ende leiftGa naar voetnoot+
Ende ademt, weit dat longere heiftGa naar voetnoot+
995[regelnummer]
Omte vercoelne de hitte
Vander herten, nu merct ditte.
Maer beesten die zijn zonder bloet
Ende zonder nattheit, alsic verstoet,
Ne hebber wat doen, want haer geestGa naar voetnoot+
1000[regelnummer]
Heuet der coutheden meest;
Maer wat zo leuet, dat bekinnet,
Ende dat zine gelike winnet,
Heift longere ende bloet, nader scrifture,Ga naar voetnoot+
Om die hitte vander nature;
1005[regelnummer]
Maer wat zo waert vanhem geborenGa naar voetnoot+
Heuet droge longere, als wijt horen,
Ende bedi ne darst hem nietGa naar voetnoot+
| |
[pagina 127]
| |
Ende drinken zelden als men ziet,
Want hare hitte nes niet groot.
1010[regelnummer]
Bidesen zaken eist albloot
Dat zij vanden lichame zijn clene,
Want naturlike hitte allene
Es van wasdomme zede,Ga naar voetnoot+
Ende vele bloets es tekin mede
1015[regelnummer]
Van naturliker hitten echt.
Ende hitte maect creaturen recht,Ga naar voetnoot+
Ende hier bi es de meinsce allene
Van naturen recht, ende onder gemene
Alre hande creaturen
1020[regelnummer]
Van zire grote, bi naturen
Heift hi meest bloets, weit ditte:
Dats die zaken der hitte,
Ende tvier wille vp waert ende niet weder;
Dus gaet de meinsce vp ende neder.Ga naar voetnoot+
1025[regelnummer]
Plinius zeit vander longere mee:
Longere van visscen vander zee,
Men strijcse an houte, alsoe clare
Barnet ioft geoliet ware,
Ooc maect mer of olie claer.
1030[regelnummer]
Dat sonder longere leuet vor waer,
Heuet gheen luud, zeit aristotiles.
Plinius zeit: zo soe minder es,Ga naar voetnoot+
So snelre zijn de creaturen
Diese hebben bi naturen.
XL
1035[regelnummer]
Milte, scriuet aristotiles,
Dat een let inden meinsce es,
Lanc ende smal, also gedaenGa naar voetnoot+
| |
[pagina 128]
| |
Als in een zwijn es, zonder waen,
Ende andie luchter zide leget.
1040[regelnummer]
Die milte, leist men, dat pleget
Te purgierne tquade bloet.
Es datsoe enen wee doet,
So es tlaten ande luchter hant
Of anden arem, best te hant.Ga naar voetnoot+
1045[regelnummer]
Mirthus es gagel, ic wane,Ga naar voetnoot+
Die vrucht die soe heueut ane,
Ghezoden ende genut mede,
Es goet iegen de moielichedeGa naar voetnoot+
Van leuere ende van milte mede.
1050[regelnummer]
Melancolie heuet hare stede
In de milte, seit galien:
Dats bloet daermen of ziet gescien;Ga naar voetnoot+
Den man zijn drouue ende gherne allene,
Swighende, peinsende ende in wene,Ga naar voetnoot+
1055[regelnummer]
Swaer ende traech, ende herde bloot,
Sorgende ende ander quaetheit groot.
Plinius seit: de milte belet
Dat lopen meer dan enich let;
Des salmen den lopers laten
1060[regelnummer]
De milte adere, thare baten.
XLI
Bvuc es recht als I zac gescepen
Daer die vitaelge ines begrepen;Ga naar voetnoot+
So wort hi somwile so groot
Datter somwile of comt de doot.
| |
[pagina 129]
| |
1065[regelnummer]
Aldat leuet, draget sonderlingenGa naar voetnoot+
Ouer een van enen dingen,
Dat al buuc heuet, sonder waen,
Daert voetsel in mach ontfaen,
Ende enen huutganc, daert mede
1070[regelnummer]
Vut werpt doueruloiechede;
Al heueut blase dat buuc heuet,
Sonder tuogelte dat leuet,Ga naar voetnoot+
Dat dranc ende spise te mateGa naar voetnoot+
Vut laet naren tenen gate.Ga naar voetnoot+
1075[regelnummer]
Plinius bescriuet, de wise:
Die gansich es van sire spise,Ga naar voetnoot+
Datti es van dulre maniere.Ga naar voetnoot+
Onuersadelic zijnde dieren
Die recht tgedaremte neder uaert
1080[regelnummer]
Enter kele ten fondemente waert:
Dats die wulf, als ic can verstaen,
Die dukere entie pellicaen.
XLII
Rebben zijn daer toe gesetGa naar voetnoot+
Datsi den buuc behouden bet,
1085[regelnummer]
Want anders ware de huut te dinne
Te bescermene dattie buuc heift inne.Ga naar voetnoot+
Achte heifter ande zide de man,Ga naar voetnoot+
Ende zulc tiene, daer es wonder an.
Staercst zijn de rechtere, als wijt horen,
1090[regelnummer]
Ende alle dander been te voren.Ga naar voetnoot+
| |
[pagina 130]
| |
XIII hebber gehorende diere,
Ende hets der serpenten maniere
Dat sire hebben XXX tsamen,
Want zij zijn lanc van lichamen.
XLIII
1095[regelnummer]
Darmen, seit sinte clement,Ga naar voetnoot+
Es een bedarflic instrument;Ga naar voetnoot+
Den meinsce die heuet natureGa naar voetnoot+
In also menighe figure
Gekeert, datsi de verduwede spise
1100[regelnummer]
Neder zenden na hare wise,
Ende donuerduwede bouen laet,
Datter andre niet ne staet,Ga naar voetnoot+
Entie spise alte zaenGa naar voetnoot+
Vuten buuke niet wert gedaen;
1105[regelnummer]
Bouen der mage es darem ghene
Nu scriuic van hare allene.
XLIV
Maghe dat es een der lede
Dat meest helpt der meinscelichede,
Want soe es die de spise ontfaet
1110[regelnummer]
Ende versiet, als daer toe staet,Ga naar voetnoot+
So datsoe verduwet es.
Ons seit aristotiles
Datsoe binnen rou ooc zij,Ga naar voetnoot+
Om te verwarmene daer bi
1115[regelnummer]
Die spise, ende om te lettene mede
Datsoe niet zaen rume de stede.
| |
[pagina 131]
| |
Ene darme, zonder dander gemene,
Comter vuter mage allene:
Jeiunium es zine name.
1120[regelnummer]
In hem ne gaet niet, hoet came,Ga naar voetnoot+
Ghene grouue spise, ne ware tnatte:Ga naar voetnoot+
Trucket vuter magen datte;
Die groufheit vander spisen gaet
Enen andrem wech, dat verstaet,
1125[regelnummer]
Daert die nature weder vut driuet.
Andie daermekine, zo men scriuet,Ga naar voetnoot+
Sijn vijf aderen die de vaert
Nemen toter leuere waert;
Daer vute trect zij dat natteGa naar voetnoot+
1130[regelnummer]
Ende zenden der leuere datte,Ga naar voetnoot+
Die leuere verziedet dan,Ga naar voetnoot+
Ten nieren waert keret dan,
Van danen comt ter blasen mede.
Tupperste vander natthedeGa naar voetnoot+
1135[regelnummer]
Dat wort bi naturen bloet
Dat alle die leden voet,
Ende vanden bloede tupperste deelGa naar voetnoot+
Keert ter herten waert geheel,
Met aderen die de vaert
1140[regelnummer]
Neimt vander leuere ter herten waert.
Twee zaken si geuet ditte:
Teen es naturlike hitte,Ga naar voetnoot+
| |
[pagina 132]
| |
Ende tander heet een geest
Die inde herte, bi namen meest
1145[regelnummer]
Leuen mach geheeten wesen,Ga naar voetnoot+
Ende inde leuere heet men desen
Den geest bi namen der naturen;Ga naar voetnoot+
Indie hersene, nader scrifturen,
Heet het des zinnes geest bi namen.Ga naar voetnoot+
1150[regelnummer]
Desen geest es een middel tsamen
Ende een bant, alsic verheessche,Ga naar voetnoot+
Tusscen der ziele enten vleessche,
Die niet ne mochten ouer eenGa naar voetnoot+
Ne dade een middel van hem tween,
1155[regelnummer]
Want die ziele onuerderflic es,
Menne zietse no tast, nu merke des,
Ende dit vleesch es vander erden;
Dus es de geest de middewerde.Ga naar voetnoot+
XLV
Blase dats tnederste let
1160[regelnummer]
binnen den meinsce gezet,
Daerin word die orine ontfaen
Die vander nieren comt gegaen;
Haren crop die rect ooc medeGa naar voetnoot+
Toter wertele vanden vede;
1165[regelnummer]
Daer vute toget die orine
Weder de meinsce heuet pine
Binnen, ende oft hi heuet gezonde,Ga naar voetnoot+
Als men noch ziet te menigen stonden.
Sonder blase es tgeuoghelte al,
| |
[pagina 133]
| |
1170[regelnummer]
Daeromme ne pissen zij groot no smal.
XLVI
Matrix es dat naturlike let
an die vrouwe geset
Als die vede es anden man;
Matrix es properlike nochtan,Ga naar voetnoot+
1175[regelnummer]
Dat let dat een deel binnen staet
Ende des mans zaet ontfaet
Dat bider porten in wert gezent,Ga naar voetnoot+
Die elc meinsce bi namen kent;
Die hout dat zaet in bi naturenGa naar voetnoot+
1180[regelnummer]
Ende formeert tere creaturen,Ga naar voetnoot+
Ende zendet vut ter rechter tijt.
Ooc willic dat ghijs zeker zijt
Dat wijf ende mannen mede
Al eens hebben alle lede,
1185[regelnummer]
Sonder matrix entie vede;
Aristotiles lyets mede.Ga naar voetnoot+
Te hare waert lopen adren vele
Om de lust van naturliken spele;Ga naar voetnoot+
Haer wertele comt vander nauele zaen,Ga naar voetnoot+
1190[regelnummer]
Gheliker wijs als wij verstaen
Dattie wertel vanden vede
Van den nieren comt mede;
Des es de niere in den manGa naar voetnoot+
De stede van luxurien dan,Ga naar voetnoot+
1195[regelnummer]
Ende inde nauele, zonder blijf,
So heuet licgende dat wijf.
Somigen geuallet mede
| |
[pagina 134]
| |
Datsi hebben bede dese lede,
Bede lieden ende beesten,
1200[regelnummer]
Als men leist in plinius ieeste.Ga naar voetnoot+
XLVII
Vede, dats een instrument
Daer men den man bi tusscen kent;Ga naar voetnoot+
Die wertel comt bi manieren,Ga naar voetnoot+
Als ic eerst zeide, vander nieren;
1205[regelnummer]
Ende al daderen vanden lichame
Houeden daer ante zamen.
Bi naturen es die vede
Vutganc der oueruloiechede
Der nattheit, ende daer vte gaet
1210[regelnummer]
Dat naturlike meinsce zaet.
Gheformeert zo es die vede
Van vleessce ende van crostele mede:Ga naar voetnoot+
Als hi bi naturen staet
So toocht dat crostel zine daet,
1215[regelnummer]
Want dan wast hi alre meest;
Dat doet die leuenlike geestGa naar voetnoot+
Die beroert wart bi manieren
Met gepeinse ende met visieren.Ga naar voetnoot+
Somwile waert ooc die nature
1220[regelnummer]
Allene beroert bi humure
Van dranke ende van heeter spise:
Dat doetene slapende risen.Ga naar voetnoot+
XLVIII
Smeinscen niere zijn als der coe;
| |
[pagina 135]
| |
aristotiles seget daer toeGa naar voetnoot+
1225[regelnummer]
Dattie rechter niere hoger legetGa naar voetnoot+
Dan die luchter te liggene pleget,
Nochtan heift hi vetheden min;
Luxurie die leichter inGa naar voetnoot+
Vanden man; merct ende verstaet,
1230[regelnummer]
Ene adere es die vander herten gaetGa naar voetnoot+
Toter leuere bi hare nature,
Want die leuere es stede van hitten,
Daerin es der minnen zitten.Ga naar voetnoot+
Die zelue adere die gaet weder
1235[regelnummer]
Vander leuere ten nieren neder
Ende brinct met hare zaen
Dinc die de herte heift uerstaen,Ga naar voetnoot+
Entie leuere minnet mede;
Dus werden verwaremt daer ter stede
1240[regelnummer]
Die niere daer de hitte vut gaet,
Daer die vede mede staet;
Dus vloeit de nattheit toten nieren,
Ende tedel bloet daer bi manieren
Die verstandelike cracht van minnenGa naar voetnoot+
1245[regelnummer]
Wort geordonneert van binnen
Sendt vut hemelike dat zaet
Biden vede, daert dure gaet.Ga naar voetnoot+
XLIX
Arsbillen heuet de man,
Niet zonder redene; merct dan,
1250[regelnummer]
Wel naer alle vieruoete diere
| |
[pagina 136]
| |
Hebben sterten na haer maniere,
Om te deckene die stede
Daermen den buuc bi zuuert mede;
Daer ouer, als die nature wille,
1255[regelnummer]
So heuet de meinsce arsbille;
Dat start wort in andre diereGa naar voetnoot+
Wart uleesch anhem, na de maniere
Daer hi die leelichede bi dect
Der stede daer donsuuerheit toe trect.
L
1260[regelnummer]
Lanken nemen hare stedeGa naar voetnoot+
Omtrent leuere ende milte mede,
Ende comen ande lendine gegaen;Ga naar voetnoot+
Lanken der wijf die ontfaen
Die vrucht die men wint daerane,
1265[regelnummer]
Ooc plegen zij mede tontfaneGa naar voetnoot+
Tversodene bloet van smeinscen lede
Ende verkeerent in vetheiden.
Lanken dogen pine ouermate
Van ouerdranke, van ouerate,
1270[regelnummer]
Ende meest van spisen daer rooc of comt:Ga naar voetnoot+
Dats datmen tlanc euel noemt.Ga naar voetnoot+
LI
Lendine dats een letGa naar voetnoot+
Daeronder die dien zijn gezet,Ga naar voetnoot+
Die knien daerna, ende scinkelen twee
1275[regelnummer]
Als II colommen min no mee,
| |
[pagina 137]
| |
Die dat werc van bouen alGa naar voetnoot+
Algader dragen zonder ual.Ga naar voetnoot+
In dese scinkelen, in dese knien,
Ende daer toe in dese dien,
1280[regelnummer]
Sijn starke been ende zenewen mede,Ga naar voetnoot+
Die houden der meinscen lede
Die neder toter planten gaen;Ga naar voetnoot+
Nederst zijn de voeten gestaen
Als basen onder die colomme,
1285[regelnummer]
Dese dragen alde somme;Ga naar voetnoot+
Vijf teen zijn daer huute geleet,Ga naar voetnoot+
Vooren met nagelen gecleet,
Niet geclaewet als ander diere:
Hier toget des meinscen maniere
1290[regelnummer]
Datti zochte zoude wesen.Ga naar voetnoot+
Hielen menen, als wijt lesen,Ga naar voetnoot+
Dattie meinsce niet achterwaert valle;
Vier voeten hebben gene alle.Ga naar voetnoot+
Planten van voeten heift zulc plat,
1295[regelnummer]
Sulc man hol; best prist men dat,
Dat meinsce hebben tusscen tween;
De huut es daer harder ouer een,
Ende harts an die baeruoet gaen;
Ende dits wonder, zonder waen,
1300[regelnummer]
Ende groot tekin der naturen:Ga naar voetnoot+
Yser ende stael mocht niet geduren
Daer altoos des meinscen huutGa naar voetnoot+
Ongescaet bliuet, vut ende vut.
| |
[pagina 138]
| |
Tweede deel
Hoort hier vanden zade voort,
1305[regelnummer]
Dat sperma heet in latine woort.
Onder alle creaturen
Heuet de meinsce bi naturen
Meest zaeds, ende dit zijn de zakenGa naar voetnoot+
Datti meest wiue mach genaken.Ga naar voetnoot+
1310[regelnummer]
Aldat es pijnt hem daer toeGa naar voetnoot+
Sijn zaet te werpene in de zoe,Ga naar voetnoot+
Entie zoe werpet thare
In hare matrice openbare.
Aristotiles zeit te warenGa naar voetnoot+
1315[regelnummer]
Dattie man tote LXX iaren
Vrucht wint, ende zulc daernaer
Seget tote XC iaer.
Tote L iaren, als men vint,
So mach de vrauwe dragen kint.
1320[regelnummer]
Des mans zaet meent ende begaert,Ga naar voetnoot+
Alst vaert ter matricen waert,
Dat formeert gelike desGa naar voetnoot+
Daert of versceeden es,
Want daer es in I naturlic geestGa naar voetnoot+
1325[regelnummer]
Die dengenen gelijct meest
Die de plante wassen doet;
Alsoe begaert dat zaet alblootGa naar voetnoot+
Dattie man vut geift naturlike,
Dat vanhem wasse zijn gelike;
| |
[pagina 139]
| |
1330[regelnummer]
Maer des wijfs zaet, dat bekent,Ga naar voetnoot+
Es materie ende fundament
Vante winne creaturen.
Drierande lieden, bi naturen
Verliesen des winnens gewout:Ga naar voetnoot+
1335[regelnummer]
Doude, want hi es te cout,
Die zieke, want hi es te cranc,
Kinder, want des zaets gancGa naar voetnoot+
Hem al in wasdome staet.
Ontfanght een wijf smans zaet,
1340[regelnummer]
Ende VII dagen bliuet in hare,
Aristotiles zeit openbare
Datsoe daer of, zonder waen,
Emmer kint heuet ontfaen.
Merct hoe wijf ontfanget kint,
1345[regelnummer]
Ne let in hare niet I twintGa naar voetnoot+
Dat kint te dragene verbiet
Ende zoe danne mannes pliet,
Ende zoe danne mannes pliet,Ga naar voetnoot+
Ende getempert es dat zaetGa naar voetnoot+
Van coude, van hitten, dat verstaet,
1350[regelnummer]
Van natheden ende van droocheden;
Datsoe daer ontfaet ter stede,
So luuct die matrice na das,Ga naar voetnoot+
Also ons zeit ypocras,
So uaste datter niet na dan
1355[regelnummer]
Ene naelde in gecomen can;
Want es tsaet ongetempert yet,
Weit wel, soe ne ontfanget niet.
Dies zeit zulc dat tsaet vanden manGa naar voetnoot+
Allene, de vrucht winnen can,
| |
[pagina 140]
| |
1360[regelnummer]
Maer dats fauel ende gedwas.Ga naar voetnoot+
Ne geen dier, nu merct das,
Ne laet zine hie totem gaenGa naar voetnoot+
Nadien dathet heuet ontfaen,
Sonder recht dat wijf allene;
1365[regelnummer]
Dies nes te lachterne niet cleneGa naar voetnoot+
Die meinsce, die men heet zo vroet
Ende redene weet, ende dus mesdoet.
Als die wijf hebben ontfaen,
Wert zij daer naer verzwaert zaen,
1370[regelnummer]
Ende ooc ziet men vp haer ogen
Ene donkerheit vertogenGa naar voetnoot+
Ten tienden dage, ende anhem zomenGa naar voetnoot+
Sietmense ooc bet spader comen.Ga naar voetnoot+
Jan seget, die philosophien,Ga naar voetnoot+
1375[regelnummer]
Ene dinc daerment ooc bi mach zien,
Want als die vrouwen hebbn ontfaen,
Hem cesseert alsoe zaen
Hare menstruum, dats dat bloet
Dat elkenter maent baren moet.Ga naar voetnoot+
1380[regelnummer]
Hoort die redene twi het zij:Ga naar voetnoot+
Elke heete vrauwe, gelouet mi,
Es couder dan de coutste man
Die noit ter werelt lijf gewan,Ga naar voetnoot+
Dies ne mach zoe gelijc den manGa naar voetnoot+
1385[regelnummer]
Hare spise niet verduwen dan,
Haer ne bliuet oueruloiende bloet,
Daer soe haer telker maent of moet
| |
[pagina 141]
| |
Purgieren ende dat niet mesquame,Ga naar voetnoot+
Ende dit heet menstruum bi name.
1390[regelnummer]
Maer na tontfaen, merct ditte,
So dobbeleert in hare de hitte
Dattie vrucht in deser wiseGa naar voetnoot+
So verduwet in hare de spise;
Ooc weit wel dat dat zelue bloetGa naar voetnoot+
1395[regelnummer]
Dat kint inder moeder voet.
Na dien dat matrix heuet ontfaen
Dat zaet, ende zoe haer luuct toe zaen,
Leget ter rechter zide dan,
So bediet daer of een man,Ga naar voetnoot+
1400[regelnummer]
Want daer es de leuere naer,Ga naar voetnoot+
Daert of ontvanget de hitte daer;
Eist datter luchter zide leget,
So wart een wijf, als men zeget,
Ende dat doet de coude stede
1405[regelnummer]
Die verre es vander leuere mede;
Eist ooc dat tsaet niet wel ne leget
Ter rechter zide, maer dat dregetGa naar voetnoot+
Meest ter rechter zide waert,
So wert een bloot man ende veruaert;
1410[regelnummer]
Ende dat zaet vander luchter zide,
Eist datter rechter hant iet tide,Ga naar voetnoot+
So wart een manlic wijf ende stout.
Als tsaet dus leicht in zijn gewout,Ga naar voetnoot+
Maect dicken die nature ditte,Ga naar voetnoot+
1415[regelnummer]
Ende dat bider matricen hitte;Ga naar voetnoot+
Ende zoe cledet tere sommeGa naar voetnoot+
| |
[pagina 142]
| |
Met ere liese, omme ende omme,Ga naar voetnoot+
Ende also bescermet tsaet
Datter an minge geen quaet;Ga naar voetnoot+
1420[regelnummer]
Secondine heet dat bi namenGa naar voetnoot+
Ende wast metten kinde tsamen,
Ende als tkint wart geboren
Comet mede, ende niet voren.
Ten VII sten dage, bescriuet dus
1425[regelnummer]
De vroede macrobius,Ga naar voetnoot+
Vertogen hem liesen van bloedeGa naar voetnoot+
Ant vel dat vanden zade es hoede,Ga naar voetnoot+
Die hem mingen metten zade
Bider houesscer naturen radeGa naar voetnoot+
1430[regelnummer]
Inden XXXI daghe.Ga naar voetnoot+Ga naar voetnoot+
VII dagen daerna, dits gene zage,Ga naar voetnoot+
Wort het verstot bider natureGa naar voetnoot+
Tusscen bloets ende vleeschs figure,
Ende wart teenre massen, alsoGa naar voetnoot+
1435[regelnummer]
Geformeert wort embrio.Ga naar voetnoot+
Dat embrio, hout v hier ane,
Heuet noch geens kints gedane;
Dat ghinder of es droge of cout,Ga naar voetnoot+
Dat verkeert in beens gewout;Ga naar voetnoot+
1440[regelnummer]
Dats cout ende nat bi naturenGa naar voetnoot+
| |
[pagina 143]
| |
Wort longere na der scrifture,
Ende datter droge es of heet
Dat wert herte an datmen weet,
Ende datter heet es ende nat
1445[regelnummer]
Ter leueren verkeert hem dat
Met zo wonderliker manieren
Dat niement leuet diet can visieren.Ga naar voetnoot+
Dan comt die dorborende natureGa naar voetnoot+
Die handen ende voeten geuet figure,
1450[regelnummer]
Ende nuese gaten duerbort, ende horen,Ga naar voetnoot+
Ende ander gaten, als wijt horen,
Ende aderen maket, datsoe bloetGa naar voetnoot+
Achter die leden lopen doet.
Als al vulmaect zijn de leden
1455[regelnummer]
Bi ons heren muegenthede,
Bi zire ghiften, verstaet dat,Ga naar voetnoot+
Wart de ziele gezent int vat;Ga naar voetnoot+
Ende danne beghint I domende rooc
Te loopene achter daderen ooc,
1460[regelnummer]
Ende geuet hem porringe ende leuen.Ga naar voetnoot+
Dese porringe, es bescreuen,
Beghint des LXX daechs, ic wane,
Vanden beghinne van zinen ontfane.Ga naar voetnoot+
Aristotiles heuet bescreuenGa naar voetnoot+
1465[regelnummer]
Dattie ziele wart gegheuen
Allene bider ghiften ons heren;
| |
[pagina 144]
| |
Ooc mogen wijt verstaen ende leren
Vanden goeden sent augustine,
Die dus zeit inde worden zine:
1470[regelnummer]
Die ziele, seit hi, wert puur ende reneGa naar voetnoot+
Van gode int vat gestiert allene
Ende insturtende geformeert.
Nu merct danne ende deuiseert,
Beede dat insturten ende tmaken
1475[regelnummer]
Dat zijn euen oude zaken;
Dus zendt de ziele god met vliten.Ga naar voetnoot+
Nochtan seget zulc erite,Ga naar voetnoot+
Ghelijc dat vleesch van vleessce comt
Van manne, van wiue alst es vornomt,Ga naar voetnoot+
1480[regelnummer]
Secgen zij, comt ziele van ziele;
Maer weit datsi in dhelle vielen
Diet geloueden ende eerst screuen.
Bedi willix begeuen.Ga naar voetnoot+
Daerna moet tkint voetsel ontfaen
1485[regelnummer]
Dat ziele ende lijf heift zonder waen:
Die tijt moet in hem geduren,
In hem ende in alle creaturen
Die leuen tote andes leuens ende.
Nu merct hoe ic dit bekendeGa naar voetnoot+
1490[regelnummer]
Dat tkint inder moeder wert geuoet:
Een daremkin gaet, alsict verstoet,
Vter matrice vander vrauwe
Ant kints nauele, mach men scauwen,
Daerof comt dat rodende bloet
1495[regelnummer]
Vander leuere, alsic verstoet;
Dat bloet voeder ende geuet hem echt
Cracht, na der naturen recht,Ga naar voetnoot+
Want dat bloet gezuuert es
| |
[pagina 145]
| |
Bider leuere; nu merct des,
1500[regelnummer]
Sone heuet geen noot daer ter stedeGa naar voetnoot+
Hem te purgierne beneden.
Alle filosophen, ende niet zom,
Secgen dat bi menstruum
Dat kint inder moeder wert geuoet;
1505[regelnummer]
Ende dats vtermaeten quaet bloet,
Maer die heete leuere, die zoete,
Die purgiert met goeder moete;Ga naar voetnoot+
Camt pur ten kinde, ende zonder hare,Ga naar voetnoot+
Het zoudt eer doden openbare
1510[regelnummer]
Eer voeden, ende dat merct bet,
Sulke lieden zijn besmet:
Dat men heet honich mael of sproeten,Ga naar voetnoot+
Of vleesch mael, ende dat doet tonsoete
Menstruum dat den kinde moiet,Ga naar voetnoot+
1515[regelnummer]
Dat somwile so ouer uloiet
Dat het druupt vp die kinder;
Ne ware de secondine niet ghinder,
Dat vel dat tkint bescermet wale,
Het duerviele tkint te male;Ga naar voetnoot+
1520[regelnummer]
Doch bliuet smitte, zonder waen,
Die men mach nemmermeer of dwaen.
Daer na, alst kint vuldragen es,
Naect die gebornesse na des;Ga naar voetnoot+
Die termine als men waent
1525[regelnummer]
Es de VII of negende maent;
Ende twi het bet inde VII ste maent zijGa naar voetnoot+
Dan in die achtste, dats bi di:Ga naar voetnoot+
| |
[pagina 146]
| |
Vor de zeuende maent ne mach
Gheen kint ter werelt zien den dach
1530[regelnummer]
Ende bi naturen leuen lanc,
Want voor die tijt eist te cranc.
Als de zeuende maent gewint,Ga naar voetnoot+
So wart zere roerende dat kintGa naar voetnoot+
Ende maect hem besich bi naturen;Ga naar voetnoot+
1535[regelnummer]
Breict het dan ter zeluer vren
Die zenewen diet met gewoutGa naar voetnoot+
Binnen inde matrice hout,
So wort geboren ende comt vort,Ga naar voetnoot+
Ende starc genouch zo men hoort.
1540[regelnummer]
In dachtende maent macht zijn geboren,
Maer niet leuen, als wijt horen.
Want zo vermoit es, als men waent,
Van roerene in de zeuende maent,
So vercranct ooc bi naturen
1545[regelnummer]
Dat niet te liue mach geduren,
Maer van zire pinen groot
Heuet al die maent rustens noot
Ende gemaex, ooc bi naturen.
Ter negender maent, echt bi naturen,
1550[regelnummer]
Wort het roerende ende bezich zere;
So alst wille god onse here,
Breict de zenewen ende comt vort
Ende wenen es zijn eerste woort.
Hort waerbi tes, ic maex v vroet:
1555[regelnummer]
Die stede daert was geuoet
Es bi naturen warem ende nat,
Ende alst heuet geruumt tvat,Ga naar voetnoot+
Vint het buuten de lucht cout,
Ende dit es des weenens scout:Ga naar voetnoot+
| |
[pagina 147]
| |
1560[regelnummer]
Dus es rauwe ons eerste luut.
Sulc kint ooc eert comt vut,
Weent ende maect mesbaer,
Want die gebornesse es zwaer,
Ende dat merct ende verstaet ghi zomen.
1565[regelnummer]
Es dat kint ter porten comenGa naar voetnoot+
Sidelangen of ricgelange, of voeten voren,Ga naar voetnoot+
So eist vrese het ne mach zijn verloren
Of der moeder costen tlijf;
Maer die heifmoeder, tvroede wijf,Ga naar voetnoot+
1570[regelnummer]
Mochte haer met zinne doen groot goet.Ga naar voetnoot+
Maer arme! lettel zijnre vroet,Ga naar voetnoot+
Dies bliuet menich kint verloren;
Ende want si niene werden geboren,Ga naar voetnoot+
Sone muegen zi niet genesen,Ga naar voetnoot+
1575[regelnummer]
Noch ter glorien comen bi desen;Ga naar voetnoot+
Ende dit claeget plinius, de vroede,Ga naar voetnoot+
Jamerlike met drouuen moede.
Nv wie dit leist, neimt vor goet,Ga naar voetnoot+
Hets scamelic, maer dat wesen moet.Ga naar voetnoot+
1580[regelnummer]
Ic sal v wisen heifmoeder wesen,Ga naar voetnoot+
Also al wijt bescreuen lesen
Van cleopatra, die wildeGa naar voetnoot+
| |
[pagina 148]
| |
Dat mense ouer zo wijs hilde,
Dat mense vander medicine tsamen
1585[regelnummer]
Coneghinne hiete bi namen.
Dus heift zoet hare dochter bescreuen:
‘Ghi vrauwen alst gaet an v leuen,Ga naar voetnoot+
Weist niet te scamel no te bloot,Ga naar voetnoot+
No ne belget, clene nog groot’.Ga naar voetnoot+
1590[regelnummer]
Hets vrese, alst wijf es te smal,
Of met smere geladen al,Ga naar voetnoot+
Of als de porte te nauwe es,
Of verdrawen, nu merct des,Ga naar voetnoot+
Of alst kint thooft heift te groot,
1595[regelnummer]
Of ter porten comt aldoot,
Of bulrichde, of ongeformeert,Ga naar voetnoot+
Hoort ghi, heifmoeder, wien deert,Ga naar voetnoot+
Hoe ghi zult hier mede doen:
Dits v een nuttelic sermoen.
1600[regelnummer]
Comt metten hoofde int vutwaert tidenGa naar voetnoot+
Ende dander leden gestrect ter ziden,
Steict v hant ter porten inne
| |
[pagina 149]
| |
Ende formeert zine leden met zinneGa naar voetnoot+
Dat het rechte ter porten come.
1605[regelnummer]
Met beeden voeten comen zi vort zome;
Dan salse die heifmoeder houdenGa naar voetnoot+
Ende ne laten hem niet gewoudenGa naar voetnoot+
De handen te scedene tien tiden,Ga naar voetnoot+
Si mochten scueren der moeder ziden,Ga naar voetnoot+
1610[regelnummer]
Maer an skints zide darmen strecken,
Ende dus zalment vort dan recken.Ga naar voetnoot+
Eist dat kint thooft heift te groot,
Men salder moeder tsulker noot
Maken I bedde dat hart zal wesen;Ga naar voetnoot+
1615[regelnummer]
Ooc moetse haer getroosten in desen,Ga naar voetnoot+
Ende zo sal houden, des gelooft,
Ene ander vrauwen thooft,
Entie heifmoeder sal
Tkint mettenhanden voort halen al.
1620[regelnummer]
Eist dat kint voort steict de hant,
Die heifmoeder zal te hant
Die hant weder doen keren al,
Want het mochtse verliesen el;
Maer sette de vingeren metter vaert
1625[regelnummer]
Andie scouderen ende drijfse inwaert,
Ende lecgen hem de hant ande zide,
Ende dan brinct voort in corten tiden
Metten houede, dat es goet.
Steket voort den enen voet,
1630[regelnummer]
Pinet vut te bringen nemmere,Ga naar voetnoot+
Maer met uwen vinger, alsic lere,
Die zuldi an zine hersbillen zetten;
| |
[pagina 150]
| |
Daermede zuldijt keren ende lettenGa naar voetnoot+
Tote dat ghi hebt den andren voet;
1635[regelnummer]
Ordonneert danne ende doet,Ga naar voetnoot+
Of ghi muecht ten zeluen tiden,
De handen strecken lancs der ziden;Ga naar voetnoot+
Dus mach ment best vut winnen.Ga naar voetnoot+
Heuet ooc bede de uoeten binnen
1640[regelnummer]
Versceeden, zo steict in de hant,Ga naar voetnoot+
Ende vouchtse te zamen te hant,
Ende bringet voort alst es geleert.
Heuet thooft ooc verkeert,
De heifmoeder zalt te rechte keren
1645[regelnummer]
Ende biden scouderen, als wij leren,
Ghemackelic tkint vuthalen,
Dattie matrix altemaleGa naar voetnoot+
Niene volge no gequets ne zij.
Toget eerst de knien, hoort na mi,
1650[regelnummer]
Drivet weder in ende ordonneertGa naar voetnoot+
De voeten, alst v es geleert,
Ende bringet zo met zinne voort.
Toget dersbillen eerst, zo hoort:
Keert zochte ter ziden waert
1655[regelnummer]
Ende ordonneert met groter vaert
Dat thooft voren ter porten come.
Esser mee dan I, als vrauwe zome
Ghedragen hebben, ende zij te samen
Danne vor de poorte quamen,
1660[regelnummer]
Die heifmoeder zal tentidenGa naar voetnoot+
Teen kint driuen teenre ziden
Ende daer na tander bringen voort
Ende wachten wel, na mine wort,
| |
[pagina 151]
| |
Dat soe dit doe met zulken zinneGa naar voetnoot+
1665[regelnummer]
Dat matrix, daer 'tkint es inne,
Altoos niet gequets ne zij.
Entie poorte, hoort na mi,
Salmen beghieten ende dwaen
Maer waermer olien, wildijt verstaen,Ga naar voetnoot+
1670[regelnummer]
Iof men zal maken den zieken
Metten zappe van fenigrieken,Ga naar voetnoot+
Van malewen, ende van lijnzade,Ga naar voetnoot+
Te gader ghezoden bi rade,Ga naar voetnoot+
Ende daer mede de poorte dwaen
1675[regelnummer]
Lichtelike ende herde zaen.Ga naar voetnoot+
So rusten die wijf na desen
Alsi van kinde zijn genesen,Ga naar voetnoot+
Ja, als ons aristotiles seget,
Dat waer die eens knechtkins leget,Ga naar voetnoot+
1680[regelnummer]
Maer vanden magedekine niet lichte.
Bedi hebbic in mijn gedichte
Dit ghezet, dat ic begheereGa naar voetnoot+
Dat ment vroede wiuen leere,
Ende zij daer bi helpen der crachtGa naar voetnoot+
1685[regelnummer]
Die bi naturen gene macht
Ne heuet, datsoe haer helpen mach.
Alsoe alsic bescreuen zach,
Hebbict gedicht geloues mi;
Nu biddic dat uerholen zij.Ga naar voetnoot+
| |
[pagina 152]
| |
Derde deel1690[regelnummer]
Hier muechdi voort leren anGa naar voetnoot+
Hoe dat daghelix de manGa naar voetnoot+
Leuen sal, daerhi bi can,Ga naar voetnoot+
Vp dathem god der eren ianGa naar voetnoot+
Sonder euel bi mach wesen.Ga naar voetnoot+
1695[regelnummer]
Aristotiles, als wij lesen,
Screeft zinen discipel vut vercoren,
Alexanders, als wijt horen,
Ende noomde den bouc ooc mede:
Bedect van alre hemelichede,Ga naar voetnoot+
1700[regelnummer]
Want hine node wilde openbaren.
Sident vant men den bouc te warenGa naar voetnoot+
In eens Jupiters outaer,
Ende al ghescreuen, weit vor waer,
Met letteren van finen goude.Ga naar voetnoot+
1705[regelnummer]
Dus screef aristotiles doude
Tote alexander, zinen clerc,Ga naar voetnoot+
Doe hi beghinnen zoude twerc.
Alexanders den coninc
Send aristotiles dese dinc,
1710[regelnummer]
Want dat vleesch bederflic esGa naar voetnoot+
Ende hem bederuenesse, merct des,
An leget biden humueren,
| |
[pagina 153]
| |
Die in hem zijn bi naturen.
Sone willic niet laten bliuen,
1715[regelnummer]
In wille indit werc scriuenGa naar voetnoot+
Some dinc die nuttelic es
Ende orborlic; nu merke des,
Vuter hemeliker medicine
Salict nemen met mire pine;
1720[regelnummer]
Beziestu desen exemplare wel
Ende dudus leues, ende niet el,Ga naar voetnoot+
Dune heues wat doen van ficisiene,Ga naar voetnoot+
En zij van zaken die te gescieneGa naar voetnoot+
Gezet zijn, die gheen man
1725[regelnummer]
Met luste gescuwen can.Ga naar voetnoot+
Alexanders, nu onthout,
Alstu vanslape vp staen zout,
So zoutu een lettel wanderen,
Ende effene recken elc let van andren,Ga naar voetnoot+
1730[regelnummer]
Ende danne cammen dijn houet,
Bedi dat recken, des gelouet,
Geuet den lichame cracht,
Entie dome die alden nachtGa naar voetnoot+
Vp waert inde hersene slaen
1735[regelnummer]
Sullen metten cammene vut gaen.
In zomer tide zalt zijn cout
Daer dudijn houet mede dwaen zout,
Ende warem in wintertijt.
Want dat geuet apetijt
1740[regelnummer]
Tetene, ende ooc heuet ditteGa naar voetnoot+
Binnen des lichaamen hitte.
Hier naer zoutu dan
Doen zuuerlike cleder an,
| |
[pagina 154]
| |
Niet vule, want dits delijtGa naar voetnoot+
1745[regelnummer]
Daer smeinscen moet zere in verblijtGa naar voetnoot+
Ende wart gestarct ende ooc dat lijf
Verblijt daer mede, zonder blijf.
Danne dwach ogen, mont ende handen.Ga naar voetnoot+
Ende wrijf ooc dine tanden
1750[regelnummer]
Met ene scortse die bitter es,Ga naar voetnoot+
Eist alrene of ander, merct des,Ga naar voetnoot+
Dat maect di zuuer tant ende mont;
Danne neimt de flueme in corter stont,Ga naar voetnoot+
Het zuuert tonge ende sprake,
1755[regelnummer]
Ende daer toe eist ene zakeGa naar voetnoot+
Die di geuet wille ter spise;
Aldus zecgen ons de wise.
Danne werpt specie inden viere,Ga naar voetnoot+
Ende ontfanc den rooc sciere,Ga naar voetnoot+
1760[regelnummer]
Maer dattie specie zij in saisonGa naar voetnoot+
Alsic di hier na cont sal doen,
Dats ene dinc die nuttelic es.
Soe ondoet, des zijt gewes,Ga naar voetnoot+
Die hersene ende ooc als ende alsGa naar voetnoot+
1765[regelnummer]
Maect so grouf arem ende hals;Ga naar voetnoot+
Ooc maect soe den meinsce vetGa naar voetnoot+
Ende tansichte verclaert zoe bet,
V zinnen maect soe starc ende claer
| |
[pagina 155]
| |
Ende doet mersen tgraeuwe haer;Ga naar voetnoot+
1770[regelnummer]
Bestrijc di met specien dan,
De beste die men vinden can
Die in saisoene es ende riect wel,
Want bigenen zaken el
Sone wort de zieke geuoet,Ga naar voetnoot+
1775[regelnummer]
Sonder bider roken goet:Ga naar voetnoot+
Alle zoete roke es hare spise.
Alsoe gevoet es derre wiseGa naar voetnoot+
So werter bi dat herte vro
Entie lichame gestarct also,
1780[regelnummer]
Ende tbloet loopt de aderen dure
Onder zielen blide nature.Ga naar voetnoot+
Danne zoutstu nutten dese twee,
Latuarie van aloeGa naar voetnoot+
Ende van reubarbere, zeit tgedichte,
1785[regelnummer]
Viere ingelsce penninc gewichte;Ga naar voetnoot+
Dat truct de flueme in corten dagenGa naar voetnoot+
Vuten croppe vander magen,Ga naar voetnoot+
Ende wect de hitte des lichamen,
Ende verdrijft de wijnden tsamen,
1790[regelnummer]
Ende maket goeden mont.
Danne ganc ter zeluer stontGa naar voetnoot+
Met dinen vrienden die zijn vroet
Sitten spreken, dats di goet,
Van zaken daer redene an es.Ga naar voetnoot+
1795[regelnummer]
Alsti lust eten, merke des,
Pline een lettel, gaende of ridende,
| |
[pagina 156]
| |
Of tenigen ander dingen tidende,Ga naar voetnoot+
Ende dat sal di nuttelic wezen,
Want die winde breken mettesen,Ga naar voetnoot+
1800[regelnummer]
Het starct ende licht den lichame ditte,Ga naar voetnoot+
Ende het meerst der magen hitte,Ga naar voetnoot+
Het verdrijft de quade humure,
Ende die spise vint ter cureGa naar voetnoot+
De mage ontsteken ende heet.
1805[regelnummer]
Danne zij dine spise gereet;
So setse danne vor di, ende eit
Van dat v genouget bet,Ga naar voetnoot+
Alsoe vele als het vouge di,
Met broode dat wel geheuen zi;Ga naar voetnoot+
1810[regelnummer]
Ende danne hout I stic dine ruste,Ga naar voetnoot+
Onthier ende die echt etens lusteGa naar voetnoot+
Van andren gerechte daer naer;Ga naar voetnoot+
Want eist dat mens te vele ontfa
Spisen, het breict barst ende zinGa naar voetnoot+
1815[regelnummer]
Ende de mage verziedse te min,
Dus bliuet soe min in haren gront.Ga naar voetnoot+
Wacht die mede talre stont
Te drinkene vp dine spise
Vele borrens in alre wise,Ga naar voetnoot+
1820[regelnummer]
Eer soe verduwet wel naer,Ga naar voetnoot+
Want dat water, dats waer,
| |
[pagina 157]
| |
Als ment vul buucs drinct zere,Ga naar voetnoot+
Vercout de mage zo lanc zo mere,Ga naar voetnoot+
Ende niet nes argher den lichame.
1825[regelnummer]
Waert ooc dat alsoe cameGa naar voetnoot+
Dat ment moeste drinken dor noot,
Waert om hitte zwaer ende groot,
Waert dattie mage ware verhit,
So drinkets lettel, merct dit,
1830[regelnummer]
Ende dat danne wel cout zij.
Alstu hebs gheten, hore na mi,
Daert sochte es nem dine ruste,
Maer niet slaep vul dine ruste;
Slaep eerst vp rechter zide,
1835[regelnummer]
Onlange, ende in corten tideGa naar voetnoot+
Keerdi ter luchter zide daer naer
Ende vul maec dinen slaep daer;Ga naar voetnoot+
Ende dat zultu vorwaer weten
Dat dat slapen vor dat eten
1840[regelnummer]
Maghert ende drooght den lichame;
Maer na male es slapens became,Ga naar voetnoot+
Want hi voet wel smeinscen lijf;
Ende wacht di wel, sonder blijf,
Tetene echt dune best zeker desGa naar voetnoot+
1845[regelnummer]
Dattie mage geydelt es
Ende gepurgiert vander eerster spise;
Dat zoutstu kennen inder wise
Als di lust etens, dits ene conde,
Ende di claer spu comt te monde;Ga naar voetnoot+
1850[regelnummer]
Bedi teten es vrese grootGa naar voetnoot+
Sonder lust ende zonder noot,
| |
[pagina 158]
| |
Want teten vint de mage cout
Ende zonder verziedens gewout;Ga naar voetnoot+
Maer als enen lust ende dan eit gereet,
1855[regelnummer]
Danne vint de spise de mage heet.
Weltijt zo di wel etens lustGa naar voetnoot+
Ne leit niet langher no ne rust,Ga naar voetnoot+
Dune eits wel saen na desen,
Die mage zal veruullet wesen
1860[regelnummer]
Van vtermaten quader humuren
Die so trect van slichamen naturen,Ga naar voetnoot+
Entie emmer zal destorberenGa naar voetnoot+
Der hersene ende haer zere deren;
Ende eitstu dan, dit mogestu kinnen,
1865[regelnummer]
Die spise vint laeu de mage binnen
Ende ne vroemt den lichame niet.Ga naar voetnoot+
Nu hoort wat men v hier bediet:
Vier tiden telt men int iaerGa naar voetnoot+
Die dus sceeden, horter naer,
1870[regelnummer]
Te halfmarte comt lentin in
Ende geduert, no mee no min,
Danne tote alf wedemaent;Ga naar voetnoot+
Danne eist zomer, als men waent,
Tote alf pietmaent recht an;Ga naar voetnoot+
1875[regelnummer]
Die herfst die comt dan
Die tote december gaat;
Dan comt winter, dat verstaet,
Ende gaet tote alfmaerte voort.
Nu merct wel vp dese woort
| |
[pagina 159]
| |
1880[regelnummer]
Ende wacht dese tide, ic radu dat,Ga naar voetnoot+
De lentin es warem ende nat,
Entie lucht van temperingen goet,Ga naar voetnoot+
Danne verwect smeinscen bloet,Ga naar voetnoot+
Danne es goet getemperde spise
1885[regelnummer]
Als dese, van deser wise:
Hennen, kiekene, quackelen mede,
Ende eieren, met genouchlicheden,Ga naar voetnoot+
Nemmee dan VI, na mijn eten;Ga naar voetnoot+
Wilde latue ende melc van gheten,Ga naar voetnoot+
1890[regelnummer]
Ooc nes ghene tijt zo goet
Daer het beter vp laten doet,Ga naar voetnoot+
Hets goet bezich zijn in datGa naar voetnoot+
Enten lichame hebben gerat,Ga naar voetnoot+
Baden ende zweeten zijn in saison,
1895[regelnummer]
Danne eist goed nemen pusoenGa naar voetnoot+
Ende laxatiue spise ontfaen;
Want zo int iaer es mesdaen
In medicine in roukeloosheden,Ga naar voetnoot+
Ende ooc inden latene mede,
1900[regelnummer]
Die tijt macht beteren dan.
Dan comt die zomer daeran
Die beede droge es ende heet;
Houti dan na mijn geheet:Ga naar voetnoot+
Wacht di van dranke ende van ate
1905[regelnummer]
Ende en eit niet tongemateGa naar voetnoot+
Dattu niet verblus dine hitte;Ga naar voetnoot+
| |
[pagina 160]
| |
Ende coude spise, als es ditte,Ga naar voetnoot+
Caluerin vleesch met aisine
Ende gemeste kiexkine
1910[regelnummer]
Met gherstine mele gemest,
Suere boom vrucht es best,
Pume garnaten zijn dan goet;Ga naar voetnoot+
Die gehuwet es ende zo wesen moet
Wachte hem zere van ouer spele;Ga naar voetnoot+
1915[regelnummer]
Niement ne late dan veleGa naar voetnoot+
Ende doe de noot van bloede;Ga naar voetnoot+
Rust uele ende hef dijns lijfs hoede,Ga naar voetnoot+
Ende ne bade te dickent niet.
Nu comt de herfst, ende dat beziet,Ga naar voetnoot+
1920[regelnummer]
Die tijt es cout ende droge;
Danne pijndi ende poge
Tetene dat van naturen es
Warem ende nat, merct des:
Kiekine, lammer, vrucht van wijnghaerde
1925[regelnummer]
Die du vints van zoeten aerde;
Drinc danne goeden wijn ende claer;
Het betert danne, weit vor waerGa naar voetnoot+
Pinen inden zomer es;
Baden zijn goet, merke des,
1930[regelnummer]
Purgatien zijn dan in saisoen.
Daerna comt des wijnters doen;Ga naar voetnoot+
Die tijt es dan nat nede cout;
Danne secghic dattu nutten zout
Bede medicine ende spise
1935[regelnummer]
Die du vints van heeter wise:
| |
[pagina 161]
| |
Duue iongen ende wederin vleesch,Ga naar voetnoot+
Harsten ende alrande dat heesch;Ga naar voetnoot+
Et vigen, nueten, drinc goeden wijn,
Den alre besten die mach zijn;
1940[regelnummer]
Heete latuarie die et,Ga naar voetnoot+
Ende wacht di inden tiden betGa naar voetnoot+
Vardigh te zinen inden lichame,Ga naar voetnoot+
Endoe di grote mesquame,Ga naar voetnoot+
En doe noot, ne laet geen bloet;Ga naar voetnoot+
1945[regelnummer]
Warmen te viere es danne goet,
Constu gewinnen oengement,Ga naar voetnoot+
Bestrike di daermede omtrent,Ga naar voetnoot+
Ende danne nes niet onbequameGa naar voetnoot+
De roeringe inden lichame.Ga naar voetnoot+
1950[regelnummer]
Alexander, nu hout welGa naar voetnoot+
Ende merc dit diere bispel:Ga naar voetnoot+
Hout de hitte vander naturenGa naar voetnoot+
Want also lange alsoe gedure
Wel getempert inden man,Ga naar voetnoot+
1955[regelnummer]
Entie humuren mede dan
Niet oueruloien, merc ditte,
Want die humuren voeden de hitte,
So heuet de man leuen gezont.
| |
[pagina 162]
| |
Tweer sins, makic di cont,Ga naar voetnoot+
1960[regelnummer]
Gebreict de meinsce ende wert out:Ga naar voetnoot+
Eens, bider naturen gewout,
Als de droochte inden meinsce comt
Entie lichame breict ende verdomt;Ga naar voetnoot+
Andersins, bi quader hoede,Ga naar voetnoot+
1965[regelnummer]
Als men ziet an die onvroedeGa naar voetnoot+
Die hem veroukelosen met allen,Ga naar voetnoot+
Ende in qualen ende in euele vallen.
Nu zie dit, ende merke bet,
Dese dinc maect den meinsce vet:Ga naar voetnoot+
1970[regelnummer]
Ruste, dats zinnes zekerhede,
Soete spisen heten mede,Ga naar voetnoot+
Gedronken warme zoete melc
Ende zoete wijn, dit merke elc,
Ende dat lopen na dat eten,Ga naar voetnoot+
1975[regelnummer]
In wacken steden, wilmen weten,
Daer het niene zij te heet;
Bade helpen mede gereet,
Vp dat menre lange in zitteGa naar voetnoot+
Dat niet dat water entie hitteGa naar voetnoot+Ga naar voetnoot+
1980[regelnummer]
Humuren vten lichame trecke,
Maer na dattie lichame leckeGa naar voetnoot+
Een deel vandes baeds wachede;
Goede roke rieken mede
Van goeden crude alretiere;
| |
[pagina 163]
| |
1985[regelnummer]
En ware indes zomers maniereGa naar voetnoot+
Soude heete cruden nosen.Ga naar voetnoot+
Danne rieken violetten, rosen.Ga naar voetnoot+
In elker maent spuwe ene warf,Ga naar voetnoot+
Ende inden zomer alst bedarf,Ga naar voetnoot+
1990[regelnummer]
Bedi dat spuwen dat dwaer
De mage van humuren quaet;
Ende als de mage ghezuuert es
Verwaremt zoe, des zijt gewes,
Ende wort te verduwene heet,
1995[regelnummer]
Dit sterct den lichame gereet.Ga naar voetnoot+
Van humuren ende van vetheden
Houti wel na dese zede,Ga naar voetnoot+
So zoutu blide ende vro wesen.
Hore genouchlike bouken lesen,
2000[regelnummer]
Ende hore zingen zoeten zanc,
Ende mit dine vrienden ganc.Ga naar voetnoot+
Hier ieget verdroget de lichameGa naar voetnoot+
Ende vercrancse te samen
Dat een alte lettel eit,
2005[regelnummer]
Ende vele pinet ouer wet;Ga naar voetnoot+
Dicken vander zonne durscinen,Ga naar voetnoot+
Vele verwandelingen pinen,Ga naar voetnoot+
Vor maeltijt slapen, merct des,
Vp een bedde dat hart es,
2010[regelnummer]
In baden zitten ouerlanc
| |
[pagina 164]
| |
Daer vulnesse in es ende stanc;Ga naar voetnoot+
Soute spise, bitter ende cout
Dickent eten met gewout,Ga naar voetnoot+
Vele drinken ontvarweden wijnGa naar voetnoot+
2015[regelnummer]
Ende ongansen, hoet mach zijn,Ga naar voetnoot+
Menisoen dicke ende vtermate,Ga naar voetnoot+
Ende ooc alte dicken laten,
Vele met wiue te zine mede,Ga naar voetnoot+
Sorge ende zerichede,Ga naar voetnoot+
2020[regelnummer]
Maer met ander quade gepeinsen,Ga naar voetnoot+
Die dicwile de lieden veinsen,Ga naar voetnoot+
Dit magert ende verteert den man;
Wie zo mach, hi scuwet dan.
Nu late ons god alle dinc scuwen,
2025[regelnummer]
Daer quade dingen in vernuwen,Ga naar voetnoot+
Ende moet ons bringen zonder sneuen,Ga naar voetnoot+
Daer wij ewelike leuen.
amen.
| |
[pagina t.o. 164]
| |
|