van een man uit goede kringen. Dan, zich op het bankje draaiend, stak hij aan weerskanten de handen door de spiegel. Ze zonken er geluidloos in weg.
‘Kunstjes!’ mompelde de vrouw. Maar toen hij de handen terugtrok, en zij de spiegels zich weer zag sluiten, week zij in haar bed achteruit, de ogen groot van schrik. ‘Wat... was dat?’ vroeg ze.
‘Oh, niets dan een kleine demonstratie. Een spiegel is feitelijk het gebied van de zelfkennis. Dat is voor jou nog vrijwel onontgonnen gebied. Bovendien liggen daar nog interessante terreinen achter. Zal ik er eens helemaal doorgaan?’ bood hij aan.
‘Liever niet,’ zei ze, ‘tenzij je meteen wegblijft óók. Wat wou je hier eigenlijk?’
‘Ik wou je die truc met de spiegel even leren.’
‘Dat klinkt niet gek,’ zei de vrouw. Maar ze bleef op haar hoede. Tenslotte had hij Eva maar een vervelende kool gestoofd, al was het lang geleden. Achteraf bezien, had die misschien maar beter nooit van goed en kwaad kunnen weten, noch in zichzelf, noch in de interessante terreinen van de rest.
‘Het is heus aardig!’ drong hij aan.
‘Och,’ zei ze, ‘het is ook niet onaardig in jezelf zo 's het een en ander te ontdekken, bij stukjes en beetjes, - of in de wereld om je heen. Je staat nog 's voor verrassingen. Bovendien, eerlijk gezegd, lijk je me niet de juiste mentor. Overigens houd ik wel van terra incognita.’
Hij was in de lage stoel opzij van de kaptafel gaan zitten, en keek haar aan. Zijn gezicht leek