Kyrieleis(1950)–Lidy van Eijsselsteijn– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 68] [p. 68] De bloem Zij weet meer dan de anderen weten, mijn kleine moeder in haar graf, en opdat mijn hart het zou weten bloeit de bloem, die zij mij gaf, telkens met roder kelken, of zij mij een teken zond, of vanover haar verre grenzen nog spreekt haar dode mond. En dat jaar bloeiden er zeven in diep karbonkel-rood hun raadselachtig leven waaruit de honing droop: overvloed en dreigen een korte, verrukte tijd... En ik hoorde, hoe uit haar zwijgen mijn kleine moeder zei: ‘Zeven zond ik je, zeven, want ik weet, dat je liefhebt, kind, en liefde is vervoering en vrezen, en een duizelend zinken in donkerrode dromen: zoetheid, die ópenbloeit, tot het hart, weerloos genomen, van weelde overvloeit’ - [pagina 69] [p. 69] ‘En wanneer Uw zeven kelken, die nu te bloeien staan, Moeder, wanneer zij welken is dan de min gedaan?’ ‘Kind, als dit diepst des levens waarlijk sterven dee, hoe zou ik dit al dan weten vanuit mijn kleine stee?’ Vorige Volgende