Kyrieleis(1950)–Lidy van Eijsselsteijn– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 53] [p. 53] Septembernacht De zachte plof van appels in het gras slaat in de nacht door mijn verwarde dromen. Daar is de kleine schrik, en weer het lome verzinken, langzaam, als in een moeras, en weer de stilte, weer dit eenzaam-zijn, buiten de tijd en buiten alle maten, dodelijk, als van God en mens verlaten, of daar geen keren immer meer zal zijn, of deze nacht nimmer ten einde was, en deze eenzaamheid mij zal verbránden en mij niet rest dan slechts het klein geluid van de appels, weerloos vallend in het gras - o zwijg mijn hart, gevangen in Uw kluis, o zwijg, gij stamelende hoop op later: eenzaam is ook de wind, de wolk, het water, en meest vereenzaamd Hij, daar aan Zijn kruis. Vorige Volgende