Kyrieleis(1950)–Lidy van Eijsselsteijn– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 31] [p. 31] Van de nachtvlinder De kleine vlerk van Uw verlangen slaat gans de avond aan mijn raam, in de betovering gevangen die vloeit uit licht en warmte saam. Gij werpt in sidderend begeren wild en gejaagd de wieken uit, en tussen U en Uw ontberen is deze dunne wand: de ruit, waardoor het licht in transparanten over Uw grauwe vleugels glijdt, en koel zijn heldere vierkanten de nachtelijke tuin insnijdt. ‘Zuster, die in dit licht moogt leven, luister, ik roep door de nacht Uw naam, zie mijn extase, zie mijn beven, zuster, open, open Uw raam!’ ‘Vlinder, mijn kleine zuster vlinder, hoe ware het licht, waarin gij gelooft, wanneer Uw verlangen het zou vinden ten enenmale U uitgedoofd! het reet de toppen van Uw vleuglen, het nam U op in vuur en pijn...’ [pagina 32] [p. 32] ‘Zuster, mijn zuster, luister, o luister: zie, dit leed wil doorleden zijn - Ziek van onrust en verterend versmachten rek ik de vlerken uit, en tussen U en mij dit weren, en tussen mij en dit de ruit... Beter in vuur en licht te sterven, dan, de moegevlogen vleugels saam, in hunkering en nacht te derven! Open, open Uw raam!’ Vorige Volgende