Liederen voor den landman. Deel 1
(1794)–Jan van Eijk– Auteursrechtvrij
[pagina 44]
| |
Wijze Ps. CXXXVI.Kom! mij medesterv'ling! kom,
In de School van 't Christendom,
Onderwijs is daar bereid
Voor den tijd en de eeuwigheid.
En wat leert gij daar? - de taal,
Die men spreekt in 's Hemels zaal.
spreeken, ja ook zingen tot
Eer van den Drioëenen God.
Leezen vlug, en t' aller uur,
In de boeken der Natuur,
En de heil'ge Bijbelblaên,
Daar Gods Naam en Beeld in staan.
| |
[pagina 45]
| |
Schrijven met een vaste hand,
Dat ik mij aan God verpand,
Zijn verkreegen lievling ben,
En geen' andren Heiland kan.
Reeknen, war mijn voordeel is,
Wat ik heb, en wat ik mis,
En wat ik verzaaken moet,
Om te winnen 't hoogste goed.
Wordt de deugd daar ook bekend,
Goede zeden aangewend?....
Ja! - Gehoorzaamheid aan God,
Vergenoeging in ons lot.
Liefde tot den Opperheer,
Afkeer van bedrieglijke eer.
Liefde tot ons vleesen en bloed,
Met gedweeheid van gemoed.
Afzien van onze eigen kracht,
Steunen op des Hemels magt;
Maatigheid, en nijvre vlijt.
Dierbaar achten van den tijd.
| |
[pagina 46]
| |
Spaarzaamheid, Milddaadigheid,
Niet een schrander huisbeleid,
Dat, bij goedheid, wijsheid paart,
En, bij erust, een zachten aart.
Waakzaamheid van het gemoed,
Dat zich voor de zonde hoedt.
Needrigheid, die andren acht,
En zich voor verheffing wacht.
Trouwheid, Openhartigheid,
Die geen strikken ooit bereidt,
Met de blanke Opregtheid meê,
En de liefde tot den vreê.
Edelmoedigheid van geest,
Die, voor eigenbaat bevreesd,
Het geluk van ieder mensch
Stelt ten doel van haaren wensch.
Ja, met één woord, al, wat goed,
En betaamlijk heeten moet,
Al, wat ons door reine deugd,
Stelt voor God tot eer en vreugd.
| |
[pagina 47]
| |
Al, waar door we, in onzen kring,
Voor ons zelv', en onderling,
It der waarheid, niet in schijn,
Kunnen hoogst gelukkig zijn.
Leert men in de School der Kerk,
Ook het een of ander werk,
Om voorspoedig voordregaan
Op de wijde waereldbaan?....
Ja! - men leert daar wet het meest
Werken, zorgen voor den Geest.
Niet slegts vour verganglijk brood:
Maar voor 't leeven na den dood.
Werken naar Gods wil en lust.
Werken zonder traage rust,
Voor der ziele zaligheid,
Werken voor eene eeuwigheld.
Jesus christus zelf geeft daar
Lessen aan de Christenschaar,
Daar Hij 't harte vormt, geneest,
Door zijn Woord, en door zijn' Geest.
| |
[pagina 48]
| |
Door zijn tugt en hemelleer
Wijst Hij ons het pad van eer.
En door Goddelijke min
Neigt Zijne almagt ziel en zin.
Kom dan! Medesterv'ling! kom
In de School van 't Christendom!
Daar is onderwijs bereid
Voor den tijd en de eeuwigheid.
|
|