Liederen voor den landman. Deel 1
(1794)–Jan van Eijk– Auteursrechtvrij
[pagina 38]
| |
Wijze: Zielen, die geneigd tot lieven.
| |
[pagina 39]
| |
En gij zult het kwijnen zien,
Of 't za1 u geen vruchten biên.
Zoo moet ook het geestlijk leeven
In mij worden aangekweekt.
Als die zorg er aan ontbreekt,
Zal 't geloof mijn ziel begeeven,
En ik zal, alleen in schijn,
Nimmer regt, een Christen zijn.
Vruchtbre regen der genade,
Zonne der gerechtigheid,
Die uw' gloed in 't hart verspreidt.
Kom mijn teêr gemoed te stade,
Of mijn klein beginzel sterft,
Daar het leevenskrachten derft!
Wilde driften moet ik temmen,
Door het snoeimes van de reên.
En al mijn genegenheên
Buigen, en doen samenstemmen,
Needrig, willig, lijdzaam stil,
Met des Heeren goeden wil.
| |
[pagina 40]
| |
Of ik zou Hem niet behaagen,
Die mij door des Geestes hand
In zijn' akker heeft geplant.
En geen goede vruchten draagen,
Die zijn liefdezorg en trouw
Anders van mij wachten zou.
|
|