en zag eruit alsof hij te kort geslapen had. Die indruk bleek juist, want hij was in die tijd nachtredacteur bij de Nieuwe Rotterdamsche Courant. Om ongeveer drie uur in de nacht gaan slapen en om negen uur in de morgen kinderen in drie talen te horen stotteren, moet geen bezigheid zijn geweest waar je klaarwakker van werd. Hij was mild en vriendelijk ten opzichte van zijn slachtoffers. Wij waren heel tevreden met onze dichter en verder dachten we er niet veel over na.
Waarom hij uit al die aardige meisjes nu juist mij uitgekozen had, is mij een raadsel gebleven. Maar dat dat zo was bleek korte tijd nadat dat examen tot ieders vreugd achter de rug was, want ik ontving tot mijn stomme verwondering een brief van hem, waarin hij mij in de gebruikelijke termen schreef dat hij mij wel beter wilde leren kennen. Ik was daar wel wat trots op, maar de noodzaak van die betere kennismaking zag ik helemaal niet in. En daar ik bovendien elders geoccupeerd was, schreef ik hem een brief terug die, zoals ik later hoorde, hem hogelijk vermaakt had omdat ik begonnen was met de zin: ‘Uw schrijven heeft mij zeer verbaasd.’ En dat was ook zo, want ik was het niet gewend dat volwassenen notitie van me namen anders dan om mij terechtwijzingen toe te dienen.
Nadenkende over wat ik nu verder met mijn leven zou gaan doen, vergat ik dit evenement min of meer. Ik was het liefste medicijnen gaan studeren, maar daar kwam niets van in. Mijn oudste broer en ik waren kinderen uit mijn moeders eerste huwelijk met een man die, toen ik ongeveer twee jaar was, naar zijn familie in de V.S. was gegaan. Daarna had zij nooit meer iets van hem gehoord en het schijnt dat hij op een bergtocht verongelukt was. Wij waren dus min of meer blokken aan haar been en zij vond blijkbaar dat zij mijn stiefvader niet ook nog kon laten opdraaien voor mijn studie. Deze was een zee-