Charta

[p. 34]

Nawoord

Een vrije huid is een Gedicht uit Charta, de tweetalige poëziebundel van Hanneke Eggels over mensenrechten en de titel van de gelijknamige poëziebundel, die in 2010 is verschenen. In deze bundel gaat het om mensenrechten, vluchtelingen, daklozen, godsdienst en menselijke embryo's. Hanneke Eggels is maatschappelijk geengageerd, wat in haar poëzie tot uitdrukking komt. Ze heeft Een vrije huid uit het volle leven in één penstreek geschreven. Het is vanuit een zeer persoonlijke visie over algemeen menselijke thema's ontstaan. Haar Perzische vertaler Koushyar Parsi heeft het gedicht samen met zes andere gedichten van deze bundel vanwege de herkenbare vluchtelingenproblematiek uitgekozen en in 2007 in de Verenigde Staten op de website van gevluchte Perzen www.ketabeshear.com (Book of Poetry) gepubliceerd. Cordelia Merkl, een 18 jarige Duitse scholiere heeft de boerka uit de slotregel in haar schilderij Onthulling uitgebeeld. Samen met Een vrije huid werd het in 2009 op een expositie over mensenrechten in het Euregiohuis Mönchengladbach tentoongesteld en staat bovendien op het kaft van Charta.

prinsessekind heimelijk
huizend in het zuiden
bij de buitensporige rivier
lachend haar ridders ontsnapt

(die liever lont roken dan rozen)

je liefde de lauwerkrans
voor een loser een olijftak
voor de passant de lotto
van zijn leven

je vrijheid loopt in een boerka

Hanneke Eggels

[p. 35]

Het gedicht begint ondanks de serieuze thematiek zeer lichtvoetig en ritmisch. Hoewel de kleine prinses als een vluchteling moet leven, klinkt het gedicht naar vrijheid en kent geen gevangenschap. De kleine prinses is haar bedreigers als in een dans ontkomen en lacht, alsof ze nooit iets kwaads heeft meegemaakt. Ze is de ridders, haar achtervolgers, die met liefde en lichtvoetigheid niet veel van doen hebben, daarmee mentaal de baas. De tweede strofe gaat over de liefde, die een lintje verdient, de verliezer, die troost zoekt en de passant, die het lot van zijn leven wint.

Grote gevoelens, innerlijke kracht, saamhorigheid en onverwacht, mooi toeval maken het leven waardevol.

Het gedicht heeft een romantisch, gepassioneerd en warm karakter. De kleine prinses houdt van de rozen, die romantiek uitdrukken en voelt passie voor de vrijheid, waar ze naartoe gevlucht is.

De verzen van de dichteres spreken beeldend, drukken een rijke innerlijkheid uit en getuigen van een brede culturele kennis.

Nawoord door Janet Blanken

[p. 36]

Nachwort

Eine freie Haut ist ein Gedicht aus Charta, dem zweisprachigen Lyrikband von Hanneke Eggels über Menschenrechte sowie der Titel des gleichnamigen Lyrikbandes, der 2010 erschien. In Letzterem geht es um Menschenrechte, Flüchtlinge, Obdachlose, Gottesdienst und menschliche Embryonen. Hanneke Eggels ist gesellschaftlich sehr engagiert, was in ihrer Lyrik zum Tragen kommt. Sie hat Eine freie Haut aus dem vollen Leben heraus in einem Schwung geschrieben. Es entstand in einer sehr persönlichen Auseinandersetzung mit allgemein menschlichen Themen. Ihr persischer Übersetzer Koushyar Parsi hat das Gedicht gemeinsam mit sechs weiteren Gedichten dieses Titelband wegen der erkennbaren Flüchtlingsproblematik ausgewählt und 2007 in den Vereinigten Staaten auf der Webseite geflüchteter Perser www.ketabeshear.com (Book of Poetry) publiziert. Cordelia Merkl, eine 18 jährige Gesamtschülerin hat die Burka aus der Schlusszeile in ihrem Gemälde Enthüllung dargestellt. Zusammen mit Eine freie Haut war es 2009 auf einer Ausstellung über Menschenrechte im Euregiohaus Mönchengladbach zu sehen und steht außerdem auf dem Umschlag von Charta.

die kleine Prinzessin wohnt
heimlich im Süden am
ausschweifenden Fluss. Sie ist
ihren Rittern lachend entkommen

(die lieber Lunte als Rosen rochen)

deiner Liebe den Lorbeerkranz
dem Verlierer einen Olivenzweig
dem Passanten das Los
seines Lebens

deine Freiheit hüllt sich in eine Burka

Gedicht aus dem Niederländischen von Janet Blanken

[p. 37]

Dieses Gedicht beginnt trotz der ernsthaften Thematik sehr leicht und rhythmisch. Obwohl die kleine Prinzessin als Flüchtling leben muss, klingt es nach Freiheit und kennt keine Gefangenschaft. Die kleine Prinzessin ist ihren Belagerern wie in einem Tanz entkommen und lacht, als sei ihr nimmer etwas Böses widerfahren. Sie ist den Rittern, ihren Verfolgern, die mit Liebe und Leichtigkeit wenig im Sinn haben, damit mental überlegen. Die zweite Strophe handelt denn auch von der Liebe, die eine Auszeichnung verdient, von dem Verlierer, der getröstet werden soll und dem Passanten, dem das Los seines Lebens zuteil wird.

Große Gefühle, innere Stärke, Zusammenhalt und unerwartete schöne Zufälle machen das Leben wertvoll.

Man kann das Gedicht als romantisch, leidenschaftlich und voller Wärme bezeichnen. Die kleine Prinzessin mag die Rosen, die für Romantik stehen, und liebt die Freiheit, in die sie geflüchtet ist.

Diese Verse der Autorin sind voller Bildsprache, zeugen von einer reichen Innerlichkeit und einem breiten kulturellen Wissen.

Nachwort von Janet Blanken