| |
| |
| |
| |
23 Voor de studerende jeugd
zijn er in ons land diverse dingen te zien, die betrekking hebben op wat die jeugd op de middelbare scholen te horen en te bestuderen krijgt. Punten dus, die direct aansluiten bij hun studie en waarvan men toch eigenlijk verwachten mag dat een studerende tiener er iets van af weet. Ik heb daarom een lijst samengesteld van bezienswaardigheden die uw studerende kinderen mijns inziens gezien moeten hebben. Ze sluiten prachtig aan op de studiestof van hun scholen. Met behulp van deze opgave kunt u leuke en vooral leerzame dagtrips samenstellen en zo het aangename met het nuttige combineren, niet alleen voor uw oudere kinderen trouwens, maar beslist ook voor uzelf. Punten als het Rijksmuseum in Amsterdam en de Rotterdamse havens noem ik niet eens meer, omdat kennis daarvan al zonder meer bij de studerende jeugd mag worden ondersteld. Verder wijs ik erop dat u natuurlijk niet moet proberen om in één vakantie al het onderstaande te gaan zien. Maar in de loop van de schooljaren zou een studerend kind het navolgende, lijkt me, minimaal gezien moeten hebben.
Om enig inzicht te krijgen in onze kunst en kunsthistorie is een bezoekje aan het Rijksmuseum in Amsterdam of het Mauritshuis in Den Haag
| |
| |
of Boymans in Rotterdam vanzelfsprekend, maar ook aan de romaanse kerk van Sint-Odiliënberg (al kunt u daarvoor ook Susteren nemen of de Onze-Lieve-Vrouwekerk van Maastricht) en ter vergelijking aan de gotische Sint-Janskerk van Den Bosch. Verbaas u niet, als de jeugd het simpele romaans meer zal waarderen dan de gotiek. De vergelijking is dan verder uit te spinnen door ook eens naar een hypermoderne kerk te gaan kijken en daarvoor kunt u nemen die van Malden bij Nijmegen of van Elsendorp in de Peel. De gebrandschilderde ramen in de Sint-Janskerk van Gouda horen zeker in deze opgave thuis. En wat de musea betreft: de werken van Vincent van Gogh in het Kröller-Müllermuseum in Otterlo moogt u uw kinderen evenmin onthouden als een bezoek aan het Van Abbemuseum in Eindhoven, met onder andere werken van Picasso, Zadkine en Braque, terwijl ook de deuren van het Stedelijk Museum in Amsterdam wel een of twee keer mogen opengaan.
Meer aandacht dan aan de kunst wordt op de scholen geschonken aan de geschiedenis, maar in het Rijksmuseum van Oudheden in Leiden wordt de kinderen de vaderlandse geschiedenis even duidelijk als uit de schoolboekjes, terwijl ze er bovendien veel inzicht krijgen in de Egyptische, Grieks-Romeinse beschaving enzovoort.
Enkele grote stappen door de geschiedenis van ons land nemend, wijs ik erop dat de kinderen bij Peest in Drenthe (Noordseveld) iets kunnen zien van onze alleroudste historie: grafheuvels uit het stenen, bronzen en ijzeren tijdvak en resten van een Romeinse legerplaats bovendien. Het bekijken van hunebedden is wel onvermijdelijk, zo niet voor de geschiedenis dan toch wel voor de geologie (zwerfstenen uit het glaciaal), en ik zou die van Havelte gaan bekijken. Verscheidene eeuwen worden omspannen door het mijns inziens beste provinciaal museum van ons land, het Friese Museum in Leeuwarden waar iedereen zijn afkeer van musea kan overwinnen. Een van de slechts twee librijes van Europa (de andere vindt u in Praag) ziet u in Zutphen, bedoeld als studiezaal voor geestelijken en leken, met aan ketens gebonden handschriften. Ze hoort evengoed bij mijn lijst als het kastelenmuseum in het Gelderse Rozendaal, waar de jeugd maquettes vindt van veel binnen- en buitenlandse kastelen en wordt ingelicht over het leven rond de middeleeuwse burchten. Willem van Oranje werd in 1584 in Delft vermoord: het kogelgat bij de trap in het Prinsenhof in Delft is nog te zien, evenals andere herinneringen aan de tachtigjarige oorlog. In het slot Loevestein werd Hugo de Groot door Maurits gevangen gezet, maar hij wist er in de boekenkist te ontvluchten. Het vrijwel ongemeubileerde en kale kasteel geeft de jeugd bovendien een goed idee van een grimmig middeleeuws slot. Over de zeventiende en achttiende eeuw wordt veel verteld, maar hoe
| |
| |
zag een deftig grachthuis er in die tijden eigenlijk uit? Het Van Brienenhuis aan de Herengracht 284 in Amsterdam geeft daarvan een indruk.
Deze tijd en vroeger tijden herleven ook bij een bezoek aan het Muiderslot, het best bewaarde kasteel van de Noordelijke Nederlanden. Hier werd Floris V gevangen gehouden, hier verbleef de dichter Hooft, die er zijn Muiderkring vestigde. Het interieur is geheel in de zeventiende-eeuwse stijl gehouden. Anders, maar toch even interessant, is in Borculo het boerderijmuseum de Lebbenbrugge, een compleet ingerichte boerderij, die een beeld geeft van de oude Saksische cultuur. Hoe men omstreeks 1900 in Drenthe leefde, leert het openluchtmuseum in Schoonoord, dat op de jeugd uit de welvaartsstaat wat shockachtig werkt. Voor een complete tegenstelling gaat u dan naar het kasteel De Haar in Haarzuilens, waar het bewoonde, maar te bezichtigen interieur u perplex doet staan: ongelooflijk dat zo iets vandaag aan de dag in Nederland bestaat, een dergelijke luxe, een dergelijk raffinement. En vanzelfsprekend dienen alle kinderen het oorlogsmuseum in Overloon gezien te hebben, niet het park, maar de tweede zaal, die een stil-makend overzicht geeft van ons land in de jaren 1940-'45.
Het moderne Nederland heeft diverse aspecten. Een beeld van ons waterbouwkundig kunnen de kinderen krijgen in het museum Cruquius in Heemstede, waar ook een maquette van Nederland als polderland staat. Natuurlijk moet het expositiegebouw van de Zuiderzeewerken in Lelystad eens bezocht worden en de Deltaschouw in Hellevoetsluis. Om van die Deltawerken iets te begrijpen kan het verder nuttig zijn een boottrip te maken vanuit Rotterdam, Dordrecht, Willemstad, Hellevoetsluis enzovoort, maar het lijkt me minstens zo instructief om een bezoek te brengen aan het Hellegatplein en de Grevelingendam en zeker ook aan de afsluitdam van het Veersche Gat, alles zéér imponerend. Dat het Botlek- en Europoortgebied op het program behoren te staan, spreekt wel vanzelf. Het interessantst is, wanneer u eerst gaat kijken naar de complexen van Pernis, de raffinaderijen en de olieopslagplaatsen dus, en daarna verder rijdt naar Botlek en Rozenburg, een van de leerzaamste economische trips die in West-Europa te maken zijn.
Onze economische activiteiten spelen zich echter niet alleen in het Delta- en Europoortgebied af. De sluizen van IJmuiden, al kunt u die ook vervangen door de sluizen van Tiel of Born, met een tocht daarover en dan langs het Noordzeekanaal en de hoogovens; de binnenhaven van Maasbracht, de drukste van ons land; die van Stein, na Duisburg de grootste van Europa; de complexen van de staatsmijnen, het best te bekijken bij de Mauritsmijn in Geleen; de olieboringen bij
| |
| |
Schoonebeek; de Philipsfabrieken in Eindhoven. Ik vind dat een studerende jongen of meisje dat allemaal gezien moet hebben. Ik zou zelfs nog méér willen noemen. De werking van het interlokaal telefoonverkeer en van de televisie wordt duidelijk uiteengezet in het ptt-museum in Den Haag. In Zuidbroek is de scheepswerf te bezichtigen waar coasters worden gebouwd. Ik aarzel om de honderdtien meter lange oven van de banketfabriek in Ede of de werking van het compostbedrijf v.a.m. in Wijster te rekenen tot de punten die de jeugd gezien moet hebben, maar ik aarzel niet waar het de bloemenveiling van Aalsmeer betreft, de groenteveiling in Broek op Langendijk en de veemarkt in Den Bosch. En de radiotelescoop in Dwingeloo zet ik evengoed op het lijstje als het bijwonen van een ‘les’ in de astronomie in het planetarium van de Haagse Courant in Den Haag. Op min of meer aanverwant terrein ligt het bezoek aan het Museum voor de Geschiedenis der Natuurwetenschappen in Leiden.
Maar daarmee kom ik op een heel andere groep punten, die ik samenvat onder overige musea, waarbij het eerste woord u eraan herinnert dat hierboven óók al musea werden genoemd. Zowel het Rijksmuseum voor Volkenkunde, in Leiden wederom, als het museum voor Land- en Volkenkunde in Rotterdam en het Afrikamuseum in Berg en Dal sluiten uitstekend aan bij de studie van de jeugd. Meer in concreto bij het vak aardrijkskunde doet dat ook het Rijksmuseum voor Geologie in Leiden, natuurlijk het bekende Openluchtmuseum bij Arnhem, maar ook de bijzondere collectie fossielen in de oudheidkamer van Vriezenveen. Op het terrein van de natuurlijke historie of biologie vind ik beslist nodig het bezoek aan het museum Natura Docet in Denekamp, het zeeaquarium in Scheveningen, het Natuurhistorisch Museum in Maastricht, ook vanwege de botanische tuin en de fossielen, het Natuurhistorisch Museum in Groningen, vooral vanwege het overzicht van de dierenwereld in ons land, het Ehrensteinmuseum in Kerkrade vanwege de vogelverzameling, en het zeer leerzame museum Piet Bos in Holten.
Op het gebied van natuur en landschappen, waarbij ik deze woorden in ruime zin gebruik, zou ik een studerend kind in elk geval het navolgende laten zien. Tegenover Pannerden bevindt zich het punt waar Rijn en Waal uit elkaar gaan, het punt dat in alle schoolboekjes staat vermeld. En dat laatste geldt ook voor Tolkamer bij Lobith, waar de Rijn ons land binnenkomt, waar eens de Bataven op hun vlotten ons land kwamen binnengevaren, en waar u nu vindt het Singapore van de rivier: passage van schepen, proviandzaken, douanes. Ik blijf inhet oosten des lands, denk aan de stuwwallen uit het Rissglaciaal van de geologieles en zou mijn studerend kind dan de heuvelrug tussen Holten en Nijverdal laten zien en dan meteen ook het erosiedal in
| |
| |
het landgoed Niemendal. Op de lijst zet ik ook het natuurpad in het Loenense Bos bij het Gelderse Loenen. En omdat de landschappen Veluwe en Betuwe tot de vanzelfsprekenheden behoren waarover ik in dit hoofdstuk niet eens práát, ga ik nu noordwaarts om in Oostmahorn het expositiegebouw van de Lauwerszeewerken te bekijken en er de boottrip te maken naar het werkeiland, om vanaf de dam in Holwerd de Waddenzee te zien, om ons enige hoogveenreservaat te bekijken, namelijk het Fochteloërveen bij Appelscha, en zeker ook om kennis te maken met de veenkoloniën, zeer interessant, zeer instructief voor de studerende jeugd.
Nodig vind ik verder dat de leerlingen de Vecht gezien hebben, met de sfeer en de landhuizen uit de achttiende eeuw, maar ook onze mooiste droogmakerij, de Beemster, waaraan de naam van Leeghwater is verbonden; ook het glazen landschap van het Westland, ons belangrijkstetuinbouwgebied; ook het typisch Hollandse rivierenlandschap, waaroe ik dan het liefst de Waaloever zou volgen tussen Gorinchem-Zaltbommel-Tiel. De jeugd uit de landprovincies leert over de duinen, maar zal zich die pas goed kunnen voorstellen, wanneer ze de weg tussen Bloemendaal en Zandvoort heeft bereden. En wat die jeugd leert over polders, gemalen en boezemgebieden, wordt ze duidelijk, wanneer u op een zaterdagmiddag in juli of augustus gaat wandelen langs de dan draaiende molens van Kinderdijk en ook de brochure bestudeert die u dan mee krijgt. En wat verder nog instructief is: de boottocht over de Westerschelde, bijvoorbeeld van Terneuzen naar Hoedekenskerke; een rondvaart vanuit Drimmelen, Lage Zwaluwe, Gorinchem of Dordrecht door de Biesbosch, een voor westelijk Europa uniek landschap; een tocht door het Peellandschap tussen Helenaveen en Liesel; en een bezoek aan de Heimansgroeve bij Epen, waarbij men dan tevens kennis maakt met het enige heuvellandschap dat we in Nederland hebben. Om een overzicht te krijgen van ‘het land waarin wij wonen’ zouden mijns inziens de jongens en meisjes van het voortgezet lager, middelbaar en voorbereidend hoger onderwijs zoveel mogelijk van genoemde landschapsvormen en landschapspunten gezien moeten hebben.
Welke steden en dorpen zou ik de studerende jeugd laten zien? Ik heb er al bijna honderd genoemd, als ik wees op een bepaald facet of een bepaald gebouw; nu bedoel ik de plaats als zodanig. Vanzelfsprekend heeft men de binnenstad van Amsterdam gezien (góéd gezien, en dat kan alleen nog op zondagochtend), de kern van de Haagse binnenstad rond Vijverberg en Lange Voorhout, het moderne centrum van Rotterdam. Maar beslist belangrijk acht ik ook Delft en evenzo de binnenstad van Amersfoort, een der fraaiste en meest piëteitvol geconserveerde van heel Nederland, met de Koppelpoort als de meest com- | |
| |
plete middeleeuwse binnenkomst van welke Nederlandse stad ook. Het nabije Spakenburg zou ik in de lijst van plaatsen opnemen om redenen die men er op maandagochtenden zelf ontdekken zal. Zo eveneens de rivierzijde van Dordrecht: Hooikade, Nieuwe Haven, Wolwevershaven en Groothoofdspoort, met Europa's drukste rivierenkruispunt. Zo ook het Rapenburg in Leiden, humanistisch, renaissancistisch. Zo ook Enkhuizen om te weten wat een klinkklare zuiderzeestad is, en Willemstad om een idee te krijgen van een perfect bewaard gebleven zeventiende-eeuws vestingstadje.
Voer voor jonge socioloogjes is het Friese Drachten en om de agrarische interesse aan te moedigen kunt u dan het nabije Rottevalle gaan bekijken, dat de eretitel ‘modeldorp voor de landbouwgemeenschap’ heeft gekregen. Zeer instructief is ook het bekijken van de diverse dorpen in de Noordoostpolder om zo de uiteenlopende bouw en aanleg van die dorpen te vergelijken. Tenminste, lijkt me, zou men dan Nagele moeten kennen, een experiment van ‘de Acht’, een groep van de meest vooruitstrevende architecten, die hier een dorp bouwde als een rechthoek rond een centrale ruimte, een soort erf met voetpaden. Zonder meer nodig is een bezoek aan de Flevopolder met enkele van de piepjonge dorpen aldaar. Om dan te bemerken dat ook oude en historisch gegroeide dorpen zéér mooi kunnen zijn, kunt u niet beter doen dan enkele Drentse esdorpen te bezoeken. Kiest u maar uit Taarlo, Zeijen, Langelo, Anderen, Gaasteren of Anlo. De jeugd maakt zich weleens een voorstelling van een ideaal gebouwd dorpscentrum. Welnu, in deze dorpen vindt men zo'n centrum. Op de lijst van plaatsen zet ik ook Eindhoven, als voorbeeld van een moderne fabrieksstad met diverse hypermoderne gebouwen en woonwijken, en zet ik Maastricht als de meest buitenlands aandoende stad van ons land, die haar brug kreeg van de Romeinen, haar aanzien van de Germaanse keizers, haar kathedraal van een Belgische bisschop en haar theater van de koning van Frankrijk; de stad die op dezelfde breedtegraad ligt als Duinkerken.
Zo heb ik dus zevenentachtig punten genoemd, die de jeugd in de loop van haar schooljaren wel mag leren kennen en die bij haar studie en vorming aansluiten. Mogelijkheden tot het samenstellen van dagtrips door en met studerende tieners zijn daarmee in groot aantal gegeven. |
|