De Hollandsche Spectator
(2001)–Justus van Effen– Auteursrechtelijk beschermdAflevering 196-240: 11 september 1733 - 12 februari 1734
[pagina 348]
| |
No. 237. Den 1. February 1734. De Hollandsche Spectator.
Vina repertori nocuere, suoque Noëmus
Exemplo docuit donis cælestibus uti
Parcius, in cyathos ipsam neque mergere mentem,Ga naar voetnoot1
vanierius in Praed. Rust. Lib. XI.
Heer Spectator,
UEd: weekelyksche Papieren op nieuws doorleezende heeft my het 68ste Vertoog aangemoedigd om over eene haatelyke zonde, welke op de hedendaagsche Gezelschappen en Maaltyden dikwils gepleegd word, eene briefswyze Verhandeling op te stellen en UEd. toe te zenden. Ik hebbe dezelve menigmaal met verdriet bygewoond, en durf u verzeekeren dat het ten uiterste noodzaakelyk is haar in een Geschrift als het uwe, 't welk yder een leest, zonder uitstel op het hatelykste af te maalen.Ga naar voetnoot2 Op het Verjaarsfeest, daar UEd. zegt tegenwoordig te zyn geweest, wierd naaukeuriglyk gelet Ga naar voetnoot* dat den eenen niet minder Wyn wierd in zyn glas [210] geschonken dan den ander, protestatien van een zwakke Maag | |
[pagina 349]
| |
&c. konden niet baaten; het verzoek van Water daar onder te mengen, wierd afgeslagen, als schynende gansch ongerymd, en den geenen, wiens gezondheid zou gedronken worden, te beledigen, en voor eeuwig van zyne eer en reputatie te berooven. Ik geloove dat diergelyk een dwang by de meesten zyn' oorsprong heeft uit een gul en openhartig gemoed, 't welk zyne Gasten vol op gunt, en met het grootste vermaak der waereld ziet dat de opgezettene spyze en drank genuttigd word; men waant anders dat wy dezelve onsmakelyk vinden of dat wy ze veragten: Doch by anderen bespeurt men een gantsch verschillend oogmerk, namentlyk om deezen of geenen, daar men 't op gemunt heeft, dronken te maaken en daar na als tot een kaatsbal te gebruiken, om aan het gantsche Gezelschap tot tydverdryf te laaten verstrekken. Echter moet ik zeggen dat deeze verfoeyelyke daad veel meer van meede genooden dan van een' TractantGa naar voetnoot1 zelf in 't werk gesteld word: want wat deftig Man, die voor zyn zindelyke en ordentlyke Vrouw eene tedere liefde en agting gevoelt, zal dezelve het verdriet aandoen van vloer en tafel-goed door zulk eenen Beschonkenen te laaten ontreinigen ('t welk dikwils het gevolg daar van is) en oorzaak zyn dat het Vertrek tot een stankpoel gemaakt werde? Indien zulk eene onbetaamlykheid alleen voorviel by gemeen en slegt Volk in canailleuse agterstraaten, men zou denken: zy zyn niet beter opgevoed; maar dat zulks geschied by wel-gegoede Menschen en zelfs Luiden, daar elk in den dagelyksen omgang respect voor heeft, is onvergeefelyk. Wat kunnen de zulken tot verschooning bybrengen? kan men bestaan met te zeggen dat dit alleen geschied uit [211] kortswylGa naar voetnoot2 en om eens te lagchen? immers geensints, dewyl 'er duizend andere middelen zyn om in de discourssen door geestige en aardige aanmerkingen op 't eene of 't andere Verhaal aan 't Gezelschap een onzondig vermaak te verschaffen, welke naam men onmoogelyk aan 't geene, daar ik thans van spreeke, geeven kan. Ik kan ook niet denken dat deeze spotters iemand zouden willen wys maaken dat zy in een zeker opzicht het gebruik der Lacedemoniërs navolgen, welke hunne slaaven pleegen dronken te maaken en dan dezelven aan hunne kinderen vertoonden, op dat ze door derzelver spoorloosheid en afschuwelyke gestalte van de dronkenschap zouden afgeschrikt worden; want geen van hen allen zal ooit met eede durven verklaaren dat hy dat oogmerk by zich zelf gehad heeft, | |
[pagina 350]
| |
en men ziet niet zelden dat zy op andere tyden zelfs aan dat euvel ziek zyn en, buiten staat om alleen te gaan, door een Knecht of Wacht moeten t' huis gebragt worden. Het gemelde gebruik der Lacedemoniërs is eenigzins te verschoonen, vermits die Heidenen, nooit van het Licht des Evangeliums bestraald zynde, het zelve als het heilzaamste middel aanzaagen dat zy bedenken konden; maar een Christen word geleerd geen quaad te doen op dat daar goed uit koome: Dewyl nu onze hedendaagsche Wyn-Opdringers beeter door Gods woord onderrigt zyn en nooit een diergelyk inzicht gehad hebben, ja in plaats van aan slaaven, zulks doen aan Menschen, die hen in staat evenaaren of dikwils te boven gaan, moeten zy my niet qualyk neemen dat ik hen in deeze betrekking slimmer reekene dan de Heidenen. Indien zy iemand deeze schande aandoen in het byweezen van zyne Echtgenoot of van Zoonen of Dochte[212]ren, die tot jaaren van onderscheid gekoomen zyn, moeten dezelve niet van eene gevoelige schaamte aangedaan zyn, en den mishandelden Man of Vader met traanen in de oogen aanzien, niet weetende hoe hem t'huis te krygen of het geval voor Dienstbooden te bedekken? denk niet dat ik door het woord mishandelen te ver ga, want dit is in zig zelf een' weezentlyke mishandeling, en word niet zelden van anderen gevolgt, waar van ik een aanmerkelyk staaltje zou kunnen te berde brengen, als ooggetuigen, doch de omstandigheden daar van te melden zoude de persoon misschien kennelyk maaken. Zulke verfoeyelyke Spotters, Heer Spectator, verdienen dan ernstiglyk over hun misdryf bestraft te worden. Laat hen bedenken dat zy in zeker opzichte (ik gebruike deeze uitdrukking wederom om hen billyk te handelên) gelyk zyn aan de twee Dochteren Loths, welke hunnen Vader dronken maakten om haaren schandelyken lust met hem te voldoen, of aan eenen David, welk Uria het zelve deed toen hy hem 's anderen daags wilde laaten dooden om desselfs Huisvrouwe Bathseba voor zich zelve te bekoomen. Hoe kan men vermaak vinden in de misselyke gebaarden en ongebondene reedenen van een (anderzins fatsoenlyk) Man, dien men door zoete praatjes eene overmaat van wyn in 't lyf heeft weeten te krygen? Want, gelyk de Philozooph Eschylus zegt, die de maat van drinken te boven gaat, is niet meer Meester van zyne gedagten nog van zyne tonge en zonder schaamte; hy spreekt van alle oneerlyke dingen en van een Man word hy een Kind. Die in zulk eenen zotten klap geneugte vinden, zyn kinderagtiger dan de Man dien zy uitlagchen, ja ik durf zeggen dat zy God als den oorlog aandoen, en om zulk te [213] bewyzen is niet veel moeite nodig: | |
[pagina 351]
| |
De reden is de edelste schat, die wy bezitten; zy maakt ons eigentlyk Menschen en onderscheid ons van de Beesten; zy is datgene, 't welk God in 't oog heeft, als hy zegt: Laat ons Menschen maaken naar onze Beelde en naar onze gelykenisse, en zonder haar zouden wy nooit dien grooten Schepper voor onze Weldoender kunnen erkennen; een duidelyk teken dat zy van hem alleen haaren oorsprong heeft: Beledigt men God dan niet, wanneer men in zyn Schepzel uitdooft die voortreffelyke Eigenschap, welke hem zynen Maaker eenigermate gelyk maakt, en die ons boven alle aardsche Wezens doet uitmunten? wanneer men zynen Naasten van 't verstand berooft en met woorden en werken doet zondigen? Ik geloove dat zulks onbetwistbaar is, en dat de Beledigers, als de beweegende oorzaak zynde, alle de schuld daar van zich alleen op den hals haalen. Indien zich dan iemand in een Gezelschap vind daar hy telkens aangeprest word om zyn glas uit te drinken, en bevreest is meer te nuttigen als hem dienstig is, zo laat hem mynen raad volgen. Dat hy met eene natuurlyke vriendelykheid den geenen, wiens gezontheid gedronken word, verzeekere dat hy, schoon de Kelk niet leegende, egter het zelve respect voor hem heeft, dat hy anders handelende aan hem betoonen zou. Maar wanneer zulks niet helpen kan, dat hy daar dan byvoege dat hy ter oorzaak van een zwakke maag in eene ziekte vreest te vervallen zo hy te veel gebruikte. Dus deed de Philosooph Callisthenes; deeze in een Gezelschap zynde, alwaar men op de gezontheid van Koning Alexander dronk, gaf den Beeker, als die tot hem gekoomen was, weder over; zeggende om zich te verschoonen: [214] Dat hy den Beeker van Alexander niet begeerde uit te drinken, op dat hy den Beeker van den Medicyn-meester Esculapius niet behoefde na te drinken. Doch zo men tegens alle protestatien noch met opdringen voortgaat, laat hem dan zyn wezen in een ernstiger plooi zetten en verklaaren dat hy absoluit geen wyn meer begeert te drinken dan hem lust, en dat alle verdere praatjes vergeefs zyn. Dat hy het zich op dien tyd liever eene eer agte voor een styfhoofd te worden aangezien dan zich te laaten bespotten of zyne gezontheid in de waagschaal te stellen: het is beter Menschen te vertoornen dan den Formeerder der Menschen, wiens hulpe en zegen wy ieder oogenblik van ons leven nodig hebben. Ik zoude ook een voorzichtige Vrouw of verstandige Kinderen, die hun Man of Vader op deeze wyze verleid zien, raaden deeze Spotters ernstig de waarheid te zeggen, en den Beschonkenen met zagte woorden aan te maanen om zich met hen aanstonds uit het Gezelschap te retireeren en | |
[pagina 352]
| |
(zo het mogelyk is) in een sleê naar huis te gaan. Hier meede zullen zy de Beledigers, indien 'er eenige schaamte in is, misschien tot inkeer brengen, of zo niet, ten minsten dus het loffelyk voorbeeld volgen van Sem en Japhet, welke hunnen Vader Noach, door den wyn overmand zynde, door behulp van een kleed voor het oog zyner spotteren verbergden. Indien U Ed: goetvind, Myn Heer, deezen Brief in een uwer Vertoogen in te lassen, ik maake u 'er Meester van, zynde met eene gemoedelyke betuiging van Vriendschap. UE. D.W. Dienaar Christiaan Soberhart.
[215] Niemand kan ontkennen dat de berisping van myn Correspondent ten hoogste gegrond zy, en dat dezelve in fatsoenlyke gezelschappen niet zelden verdient word. Dusdanige bespotting is nog eenigzins in te schikken, wanneer ze besteed word aan dronke lappen, waar aan weinig verbeurd is, die, wat de eer aangaat, niets en hebben te verliezen, geen zwarigheid maaken de ingezwolgen wyn met vermakelyke buitenspoorigheden te betaalen, en uitgeslapen hebbende de minste schaamte niet gevoelen wegens hunne beestagtigste ongereegeldheden. Dog 't is verfoeielyk dat dikwils die smaad word aangedaan aan deftige en achtbaare luiden, die het onmooglyk is aan eenige andere bespotting bloot te stellen, en die men daar door gevaar doet loopen van hunne gezondheid, en dierbaare reputatie te doen verliezen. Ik heb zelf met afgryzen gezien, dat men een der eerlykste, en soberste menschen, die naauwlyks het gebruik van zyn beenen had behouden, in dien jammerlyken staat op ligten dag naar huis liet gaan, en aan het uitjouwen van baldadige jongens en onmeedogend Canaille overgaf. Om zo een schandelyk oogmerk van verlustiging te bereiken worden wel andere kunsjes, als directe aanporring tot drinken in 't werk gesteld. 't Is my zelf eens gebeurt, dat, terwyl ik over tafel in eene ernstige twistreeden met voorbedagten raad was ingekwikkeld, het glas, dat ter zyde my stond, zo draa ik het neevens een ander geleedigt had, t'elkens weer wierd vol geschonken, met verzoek, dat ik tog my den tyd wilde gunnen van ook eens te drinken, eveneens als of ik door afgetrokkenheid van gedachten zulks vergeeten had; Op deeze wyze wierd ik verscheide ryzen verstrikt, en had ik niet, door een bescheide man, weegens dit bedrog gewaarschuwt geweest, ik had gevaar geloopen van een rol, die my zo onnatuurlyk, als hatelyk is, buiten myn schuld, voor een der fatsoenlykste gezelschappen te | |
[pagina 353]
| |
speelen. In andere geleegendheden heb ik gezien dat wanneer een hater van onmatigheid verzogt, 't vuur van de wyn met water te mogen doen lessen, hem zulks onder een valsche schyn van ee[216]ne toegeevende bescheidenheid kwanswys wierd toegestaan, terwyl, aan een knecht op diergelyke kunsjes afgericht, een wenk wierd gegeeven. op welke hy in plaats van water een glas met een weinig roode wyn, door het bygieten van de koppigste witte voorts opvulde. Ik weet ook met de uiterste zeekerheid, dat zomtyds aan luiden, gewoon in het drinken niet verder, dan tot een eerlyke verheuging te gaan, wyn met sterken drank gemengt is voorgedient, en onder den naam van gemeen bier oude Engelsch Ale in de welke, voor die geenen, die 'er geen kennis mee gemaakt hebben, de dronkemakende kragt, onder een zagte lieflykheid, zig verschuilt. Ik ben zelfs bewust dat diergelyke baldadigheden zig hebben tot deftige vrouwen uitgestrekt, zonder de minste overweeging aangaande de walgelyke schandelykheid der dronkenschap in een sexe, welkers reputatie in dit opzigt, niet min teer, als wat de keusheid aangaat, met recht geschat word. Wat Character moogen tog de luiden bezitten die zig aan dusdanige moedwilligheid schuldig maaken. Het zyn 't gemeen menschen in weelde en dartelheid verzoopen, welkers smaak door het geduurig gebruik van ordinaare vermaakelykheden afgemat en als verdooft, zig door buitengemeene verlustigingen zoekt op te wekken; en te verleevendigen. Niets is 'er geheiligt voor hen, indien ze hun spotlust maar moogen vergenoegen; de onbezonne en onbepaalde neiging tot vermaak heeft in hun boezem uitgedooft alle achting voor reedelykheid, voor bescheidenheid, alle eerbied, voor deugd en voor verdienste; ja hun de menschelykheid zelf uitgetrokken. In een woord 't zyn spotters: een benaming onder de welke in de heilige bladeren 't godlooste slag van menschen ons voorkoomen, met de welken het een onfeilbaar teeken van deugd, en een trap van gelukzaligheid is geene de geringste gemeenschap te hebben. [217] |
|