De Hollandsche Spectator
(2001)–Justus van Effen– Auteursrechtelijk beschermdAflevering 196-240: 11 september 1733 - 12 februari 1734
[pagina 299]
| |
No. 230. Den 8. January 1734. De Hollandsche Spectator.
Decepta aviditas
Et, quem tenebat, demisitore, cibum,
Nec, quem petebat adeo, potuit attingere.Ga naar voetnoot1
phaedrus.
IK denk recht te hebben van my te verwonderen, dat myn werk reeds tot het agtste deel aangroeit, zonder dat nog iemand myner Correspondenten, onder welken zig buiten twyfel Koopluiden bevinden, zig verwaardigt heeft, my de minste aanmerkingen aangaande Commercie, het gemeen ten nutte, toe te zenden. Deeze verwaarlozing komt my des te zeldzamer voor om dat ik schryve in een stad eertyds het middelpunt van 's waerelds koophandel, in dewelke ieder bykans in bittere klachten, over deszelfs verval, dagelyks uitbarst, en daar ieder by gevolg alle zyne pogingen behoort aan te wenden, om in de algemeene herstelling van een bloeiende negotie, zynen byzonderen aanwas van handel te bevorderen. Hoe is het te begrypen, dat menschen die tegens wind en stroom de zeedekunde, en de Poëzy trachten te bezeilen, en zaaken willen verhandelen, waar van ze geen genoegzame denkbeelden hebben, het on[154]derwerp, waar op ze het meest gevat zyn; schoon het zelve van eene oneindige nuttigheid zy, van de hand schynen te wyzen als hunne eige overweging, en die van het gemeen onwaardig. Zou zulks niet kunnen aangezien worden, als een droevig teeken, dat ze zelf van genoegzame achting voor de bronader van de generaale welvaart ontbloot zyn, en als een bewys dat diergelyke versmading niet | |
[pagina 300]
| |
weinig tot dit beklachelyk verval toebrengt? Vreest men dat 'er geen genoegzame eer zou te behalen zyn met in de natuur des Koophandels door te dringen, en de Lezers met heilzame lessen desaangaande te verryken? Voor my, hoewel in diergelyke zaaken nog onbedreeven, ik kan niet zien, dat de kunst van de Commercie voor eenige andere behoeft te zwigten, en dat een grondig en uitgestrekt begrip van de zelve minder verbeeldingskracht, vinding, oordeel, en doordringendheid van geest vereischt. In verwachting, dat deze myne vermaning een gelukkige uitwerking op de gemoederen zal doen, en uit de zelven de onreedelyke schaamte, omtrent het verhandelen van dusdanige stoffen, ganschelyk verbannen, zal ik onderstaan eenige aanmerkingen te maaken, (aanleiding daar toe hebbende door de dagelyksche ondervinding) aangaande de geringe voorspoed van byzondere handelaars, welkers onverstandige bestiering hunner zaaken noodwendig de algemeene negotie des Vaderlands krenken moet. Voor eerst bemerk ik maar al te dikwils, dat jonge luiden, die een stuivertie by een gebracht hebben, en daar door in staat zyn de een of d'andere negotie aan te vangen, zig aanstonds gedragen, als of ze reeds het oogmerk, 't geen ze bedoelen, getroffen hadden, en zig reeds gerust, in de haa[155]ven van rykdom, aan de weelde moeten overgeeven. Hun Buurman doet de zelfde negotie, als zy; zyn Vrouw is opgetooit met kleederen van een zeekere kostbaarheid zy draagt juweelen, en een goud repetitie-orlogie,Ga naar voetnoot1 De Man houd chaizeGa naar voetnoot2 en peerden, en heeft een fraye buitenplaats; Wat reeden tog kan onze jonge luiden verpligten voor die buuren onder te doen; 't ls waar, dat de zelven zwaare zaaken by de hand hebben, en zig meesters van groote schatten bevinden; Dog 't is maar twaalf jaar geleeden, dat ze ook eerst begonnen hebben, en derhalven is het niet noodzaaklyk in 't minst voor dezelven te zwigten; door die schynreeden misleid, vergeet men als met moetwil, dat ze in het begin met de uiterste spaarzaamheid hebben geleeft, om zo weinig gelt, als het mogelyk was, hunnen handel te onttrekken en dat ze de volle zeilen eerst aan den wind hebben overgegeeven, wanneer ze den kwaden hoek waaren te boven gekomen, en zig in staat bevonden van tegenwind en storm uit te kunnen staan; Daar hunne navolgers met hun slegt geballast en half gelade | |
[pagina 301]
| |
Schip nog tusschen klippen en ondieptens sukkelende gevaar loopen van met het eerste onweer, aan den grond te raaken, en te bersten te stooten. Het Character van den Heer Meerwinst zal hier een tweede oorzaak van dit ongeval aan de hand geeven. Hy had in zyn jeugd een neering aangevaart, dewelke hy in de grootste volmaaktheid bestudeert had, en met nieuwe en zeer voordeelige uitvindingen had verrykt. Zyne zaaken naamen zo wel op, dat hy alle zyne makkers voorby streefde, zig in staat vond van jaarlyksch op dartig duizend guldens zeekere winst te kunnen reekenen, en in korten tyd een magtig man te worden. [156] Dog dit had voor zyne ongemeete zugt tot rykdom en eer te tragen voortgang; Hy moest noodzaakelyk op de beurs brillieren, neevens de eerste kooplieden van 't land, en in 't gerinst niet twyfelende, of hy is op alle de takken van de negotie even wel afgericht, en ieder derzelver zal voor zyne belangen, de zelfde vrugtbaarheid hebben, begint hy scheepen te koopen, uit te reeden en naar verscheide kusten te zenden; Dog geen kennis van dien handel hebbende, word hy op het plompst van zyn bediendens die zig zelf, en niet hun meester, wiens onkunde zy wel haast merken, trachten te verryken, misleid, en bedroogen. Men hoort niet waar 't eene schip gebleeven is. Het ander is op eene gevaarlyke en onwettige tocht aangeslagen, en verbeurt verklaart, en het derde, 't welk 't geheele verlies zou vergoeden, heeft alles onder de prys moeten verkoopen, en doet een verloore reize. De halstarrige Meerwinst geeft het echter niet op. Zyn ongeluk spruit maar uit gevallen, die door 't menschelyk verstand niet zyn voor te komen, en tegens den raad van kinderen en goede vrienden, zet hy alles by, wat goed kan doen, om zyne schade weer in te haalen, en dat wel met de zelfde geruste verzekertheid, als of hy zyne scheepen vol en zoet, en met een Kapitaal twee of drie winst, reeds weer voor de paalen zag leggen. Ontmoet hy eens een tamelyk geluk, 't is de grootste ramp, die hem wedervaaren kan; Het moedigt hem aan om roekeloozer onderneemingen te waagen, die meest kwalyk uitvallen; Mogelyk zou hy eindelyk door een droevige ervarenheid wys worden, en zyne eerste zaaken, door zyne verwaarlozing niet weinig verslimmert, met iever weer trachten op te beuren; Maar 't is zyns oordeels te laat; Die voor[157]deelen, hoewel hy 'er staat op kan maaken, koomen te langsaam in om hem wegens zo menigvuldige verliezen te troosten, hy vind raadzamer alles, wat hy by een kan schraapen, 'er by op te zetten, en, als met een eenige worp van dobbelsteenen, zig te herstellen, of gansch te ruineeren. | |
[pagina 302]
| |
Armvond is niet voorzigtiger in de bestiering van zyne zaaken, op welken hy niet min gevat is als zyn makker Meerwinst. Daar by heeft hy het van de grond niet behoeven op te haalen, vermids hy en zyn Vrouw ettelyke tonnen schats t'zamen hebben gebracht; Ten tyde van den onbezonnen windhandel, wierd hy door de algemeene stroom weg gesleept, dog met zo veel voorspoed, dat hy een der magtigste luiden van 't land zoude geweest hebben, had hy bepaalt in zyn geldzucht, by tyds zyne schaapjes op het droge gebracht. Dog door het schielyke draaien van de wind, daar men zonder de grootste buitensporigheid niet missen kon op te reekenen, verstoof al zyne verbeelde rykdom, met meer dan de helft van zyne weezentlyke schatten. Een klyne poos daar na wierd echter die bres in zyn geluk weder gevult met een aanzienlyke erfenis; Dog om dat hy op dezelve met eenige grond staat had kunnen maken, kon hy niet in t hooft krygen dat zyn gemaakt bestek van rykdom daar door in het minste verbeetert was. Hy besloot derhalven zig eensslaags op den voorigen voet te herstellen, en vermids zulks van de traage voordeelen zyner ordinare negotie niet te verwachten was, vond hy goed korter weegen in te slaan. Uit den aard wispeltuurig en gedreeven door een heevige verbeeldings kracht gewoon het gebit der reeden op de tanden te ne[158]men, sloeg hy aan het maaken van projecten, of ontwerpen, om in den handel nieuwe weegen te baanen tot een ryken oogst, daar hy alleen de zeyssen in zoude kunnen slaan. Dog de goede man begreep niet dat de doorsleepe handelkunst van onzen landaard, die geen' waarschynelyke middelen van voordeel onbeproeft laat, reeds voor hem de gezogte paaden, met distelen, en doornen, in plaats van vrugten, bezet gevonden kon hebben. Gevleyd en geblindhokt door zyne imaginatie zag hy in zyn eerste project, niets dan alle de mogelyke voordeelen, die 't zelve magtig was uit te leeveren, zonder door te dringen tot de zwarigheden, en onmydelyke onkosten, die in de uitvoering noodwendiglyk moesten te voorschyn komen. Aanstonds trekt hy aan het huuren van Pakhuisen, 't koopen der vereischte werktuigen en het indienst neemen van bekwame arbeiders. Dog hy vind zig wel haast in zyn meening bedroogen, of wel in 't midden van de uitvoering, krygt hy een nieuw ontwerp in 't hooft, dat door zyn schitterende beloften van een spoedig, en onfeilbaar succes, het eerste verdooft; zonder uitstel, en zonder de geringste aandoening, worden de verzamelde materialen met aanzienlyk verlies verkogt, anderen in derzelver plaats de werklieden aanbesteed, en kostbaare gebouwen, die hy tot | |
[pagina 303]
| |
bereiking van zyn oogmerk nodig acht, opgericht. Dog onophoudelyk door varscher uitvindingen gestreeld voleindigt hy niets, en schoon hy al ergens in slaagt, de winsten schynen hem te mager, en zyn onbekwaam, om zyne uitgestrekte hoop te beantwoorden. Luiden t'effens verstandig, en goedaardig, welkers getal zo gering is, zoeken hem dusdanige verderfelyke dweepe[159]ryen uit het hooft te praaten, terwyl meenigvuldige spotters, die zig in eens anders ondergang verheugen, hem in zyn afweezen door smadelyke alias namen onteeren, schoon ze in zyn byzyn de uitmuntende vernuftigheid zyner ontwerpen tot aan den hemel verheffen, en hem een gewenschten uitslag, als of de zelve wiskonstig beweezen kon worden, durven voorzeggen; Aan deezen, schoon ieder ziet dat hy door hen grovelyk beschimpt word, leend hy het oor, en vermids zy de ontstelde snaar van zyne harssenen treffen, beschouwt hy ze als zyne beste en nutste vrienden. Hy zoekt hun gezelschap, als 't eenigste dat hem aangenaam kan zyn, en tracht ze nauwer aan zyne belangen te verbinden, met hen in Koffyhuizen, en Herbergen vry te houden en zelfs met prachtige maaltyden voor hun aan te richten. Voor deeze bespottelyke verkwisting vind hy zig met overwinst betaald, door de aandacht, en goedkeurig, die ze schynen te gunnen aan hondert nieuwe inventien, d'eene buitensporiger als de andere, die de wyn en de pluimstrykery zyne verhitte harssenen doen uitwaassemen. Ondertusschen is hy gansche daagen uithuizig, hy verliest zyne weezentlyke zaaken uit het oog, en als te beuzelachtig voor zyn verheeven geest betrouwt hy de zelven aan d'een' of d'ander onbekwaam, onvlytig, of ontrouw bediende. De fondsen, vereischt, om zyn dagelykschen handel gaande te houden, zyn vervreemd, of uitgeput; Op zwaare en meer en meer inkanderendeGa naar voetnoot1 interesten neemt hy, zo lang zyn credit uitgerekt kan worden, geld op, Hy verkoopt en beleend zyn goederen, niet om het hooft booven 't water te houden, maar om zich tot het werkstelling maaken van versch [160] gesmeede projecten in staat te stellen. Hy zit reeds aan de grond, zonder dat hy van zyne aanstaande schipbreuk het minste gevoel of aandoening schynt te hebben, en in dien wanhopigen toestand vleyd hy zig, dat voornaame kooplieden, aan wien hy zyn laatste project heeft meedegedeelt, en die het nevens hem, als immancabelGa naar voetnoot2 aanzien, gereed staan, om hem zo veel gelt te schieten, als hy zelf begeert, en dat hy wel haast zyne | |
[pagina 304]
| |
rykste meedeborgers in pracht en weelde verre achter zig zal laaten, en zelfs rontom zal kunnen zeylen. Ik zal nooit vergeeten eertyds te hebben hooren zeggen van een der verstandigste handelaars van deeze waereldstad, dat iemand, die maar alleen afgerecht is, op de negotie van zwavelstokken, en zig by dezelve reedelyk wel bevind, een zot is, zo hy zich ooit ergens anders meede bemoeit, dan met zwavelstokken te verkoopen. [161] |
|