De Hollandsche Spectator
(2001)–Justus van Effen– Auteursrechtelijk beschermdAflevering 196-240: 11 september 1733 - 12 februari 1734
[pagina 258]
| |
No. 224. Den 18. December. 1733. De Hollandsche Spectator.
Cultum formamque professi.Ga naar voetnoot1
ovid.
Heer Spectator.
GY hebt, dat ik weet, nog van geen genoodschappen gesprooken, hoewel uw Engelsch model van diergelyke stoffen vol is, en gy ons overlang beloofd hebt, ons een ontwerp te geven van een societeit van liefhebbers der hartdravery, naar het welk het publyk, zedert reeds meer als een jaar, vrugteloos verlangt heeft; Dog alles moet zyn tyd hebben, en ik heb my meer als tien maal verwondert, dat de meesten uwer Correspondenten hunne brieven in het gemeen beginnen met zig te verwonderen, dat de stoffen, die zy u aanwyzen, tot nog toe, door u niet verhandelt zyn. Zo gy echter niet afkeerig zyt van iets in die smaak den Lezer op te dissen, kunt gy een plaatsje in uw papier sparen, voor de volgende beschryving van een gezelschap dat zig met recht de naam geeft van Societé Galante. Het zelve bestaat uit twaalf jonge Heeren van 't eerste fatsoen, of ten minste van de eerste rykdom, en om met waarheid te kunnen zeggen, dat 'er dartien van zulk slag van [106] Heertjes in een douzein gaan, is my, die de dertiende ben, het ampt van Secretaris met eenparigheid van stemmen opgedraagen. De reden waarom ik de eer niet heb van als ordinaris lid te worden geconsidereert, is dat ik reeds myn dartigste jaar bereikt heb, en, schoon ik van myn agtiende in de beau monde hebbe geleeft, zo onoplettend ben geworden omtrent den opschik, dat ik zomtyds een gansche week laat voor- | |
[pagina 259]
| |
Mannenmode van de zestiende tot en met de achttiende eeuw.
| |
[pagina 260]
| |
bygaan, eer ik denk om eene nieuwe mode te volgen; 't geen my van onze Jonkertjes, waar van de oudste even in zyn vierentwintigste jaar gaat, doet aanzien als een uitgeleeft galant, die met de zaken van de waereld weinig, of niets meer opheeft. Deze myne bezadigdheid maakt my bekwamer dan de rest van onze societeit, om notulen te houden, van al het merkwaardige, dat' er by ons omgaat, en 't is uit een byzondere last van onzen vergulde, dan verzilverde President, dat ik UE. al eene beschryving van onze vergadering toezende, op dat door dit middel de andere steeden van het gemeene best in staat mogen gesteld worden, om zig naar ons treflyk voorbeeld te richten. Ik zal beginnen met U en 't gemeen een net denkbeeld te geven van onze verzamelplaats, de welke bestaat in een compleet appartement, 't welk uit de gemeene beurs gehuurt is by kraakzinlyke luiden, en op 't heerlykste voorzien met Fransche en Engelsche meubilen van de aldernieuwste inventien, die telkens echter, het koste, wat het kost, voor nieuwer plaats moeten maken. Zo dat onze inboel een onophoudelyk voedzel en cieraad aan de publique verkopingen verschaft. Deze geduurige verwisselingen zyn wy verpligt te ondergaan, uit krachte van onze Fransche zinspreuk, die in een goude slinger boven een der spiegels [107] met zilvere letteren pronkt, 't welk op een verwonderenswaardige wyze afsteekt: La Mode est le grand art de plaire.Ga naar voetnoot1 Twee penanten, die over elkander flankeeren pralen met spiegels van eens mans lengte, op dat wy ons van top tot teen, van agteren en van voren, mogen bezien, en onderzoeken, of onze gansche kleeding, houding en zwier 't ongeluk niet heeft van ergens in tegens de thans in zwang gaande rechtzinnigheid der mode te zondigen; want omtrent dat zoort van ketteryen zyn wy gansch niet verdraagzaam; 't Zal U gelieven in 't voorbygaan te remarqueeren,Ga naar voetnoot2 dat gelyk in een ander opzigt 't oude voor rechtzinnig en 't nieuwe voor kettersch te boek staat, by ons 't nieuwe altyd als orthodox, en 't oude als heretiek word uitgekreeten. Een ander meubel, dat onze societeit de grootste diensten doet, en waar van het ons onmooglyk is ons te passeeren, bestaat in een magnifiek nooteboom toilet,Ga naar voetnoot3 van zo een ongemeen figuur dat ik my verbeelde, dat het eenig in zyn zoort is. 't Zel- | |
[pagina 261]
| |
ve is voorzien met drie groote laden, waar van de eene het keurlyk verblyf is van twaalf hagelwitte pomade potjes van diverse reuk en kleur, verzelt met twaalf van een kleiner slag, bekwaam om de lippen, zelfs in de schraalste noorde wint, ongeschroeit, zagt en bloozend te houden. De tweede behelst bykans een ontelbaare menige van kammen van allerlei grootte en maakzel, zoorten by zoorten gerangeert, en de darde eindelyk bergt twaalf cierlyke poederdoozen, met de daar toe behoorende kwasten, nevens twaalf soufletjesGa naar voetnoot1 van een nieuwe vinding, en aan de meeste Dames van de groote waereld zelfs nog onbekend. Mogelyk zult gy u verwonderen, dat in het zelfde toilet geen verblyfplaats gevon[108]den word voor moesjes-doosjes,Ga naar voetnoot2 die een galant man tegenswoordig zo weinig kan missen, als hagelwitte gaare koussen, zo wel 's winters als zomers. Dog gy zult gelieven te weten, dat dit zakmeubeltjes zyn, die overal te pas kunnen komen; zo dat wy beslooten hebben ieder zo een doosje van massief goud by ons te dragen, pronkende binnen in het dekzel, met een zuiver spiegeltje, 't welk ons in staat stelt, om dit swart blanketsel te plaatzen daar, volgens de verscheide gelegendheden, ons afgericht oordeel ons leert, dat het zelve het behaaglykste effect zal kunnen doen. Nu zitten wy by beurten op stoelen, op tabouretten,Ga naar voetnoot3 en zomtyds ook in fauteuils of Canapeas,Ga naar voetnoot4 om onze zwier en houding evenreedig te leeren maken, met de zitplaatsen, die ons worden aangebooden, en om onze airs te schikken naar 't character der verscheide gezelschappen, want gy moet u verbeelden dat wy eigentlyk niet en zyn van 't getal der gener, die gy Jonkertjes noemt. Wy hebben meest allen eenigen tyd aan de hoven van Vrankryk en Groot Brittanje versleeten, en na de manieren der twee volken rypelyk te hebben overwogen, hebben wy een middelslag uitgevonden tusschen de Fransche Petits-maitres, en de Engelsche Beaux, en 't zelve hebben wy, als het meest met onzen landaard overeenkomstig, in ons gedrag en zeden overgebragt. Zo dit u eenigzins duister mogt schynen, zal het wel haast in een tweeden brief door eenige staaltjes van onze conduite en zeden opgeheldert worden. Onze tafel is met groene zyde bedekt en pronkt met een zilvere | |
[pagina 262]
| |
tafelschel, en, ten mynen dienste, met een inkpot van het zelfde metaal, en gelyk het vorige van het keurigste fatsoen; De vloer word nu eens met een tapyt, dan met spaansche matten, dan [109] met zand bedekt, en dan eens weder geboent, op dat we waar wy ook mogen komen, onze treeden naar den toestand der vertrekken mogen schikken. De muuren zyn behangen met zeildoek waar op aan de eene zyde de tempel van Paphos is geschilderd, en aan de ander het leeven en de daaden der beroemste Sybariten; In het verschiet ontdekt men de liefdensgevallen van de fraiste Heertjes van de aaloudheid, onder dewelke Narcissus met zyne geschiedenis wel het uitvoerigste is behandelt. Dog het geen wel het bevalligste cieraad, aan het vertrek, en teffens het heilzaamste en gewigtigste voorwerp aan onze aandagt, en ieverige studie fourneert, zyn twee groote kassen met glaaze deuren tegen over malkander geplaatst; De eene is vervult met pragtige gekleede poppen van de mannelyke sexe, gelyk de andere met diergelyke van de vrouwelyke, en ze strekken beiden, om in een opslag van het oog een klaar en nut denkbeeld te geven van de laatste tweejarige progressen der mode in ons vaderland. Deze vertooning is niet alleen ten hoogste aangenaam, maar ook zeer leerzaam, vermids uit dezelve met de uiterste zekerheid blykt, dat de menschen dagelyks in oordeel en gezuiverde smaak toeneemen, vermids men zyn oogen maar hoeft te gelooven, om overtuigt te zyn, dat altyd de laatste mode niet alleen de gevoeglykste en de zwierigste is, maar ook de voorigen, naar mate van derzelver oudheid, onaardig en bespottelyk maakt. Dit zy genoeg wat aangaat de verbeelding van onze weergaloze Raadkamer. Wat het gezelschap, dat vry nog waardiger is omstandiglyk beschreeven te worden, betreft; 't zelve bestaat uit een President, vier Assessoren, een Secretaris, en zeven andere leeden, Hier by koomen nog twee sup[110]poosten van ons hof, die wel een delibereerende, maar geen concluderende stem in onze gewigtige raadsbesluiten hebben. 't Eene is een Paruikmaker tot Parys gewonne, geboore en opgevoed, Zyns gelyk word in de gansche zeven provincien niet gevonden, om een paruik naar eigen hair, en eigen hair naar een paruik te doen zweemen; en hy is zo wonderlyk gauw en handig met kam en schaar, dat hy in min als anderhalf uur een hooft, al waren 'er maar twintig hairen op, in volle slagorder weet te brengen. De andere is een Kleermaker van geen geringer bekwaamheid, die door onze President zelf, om zyne wonderlyke, zo aangeboore als verkreege gaven voor kamerdienaar van 't Fransche hof is meegenomen. Bei- | |
[pagina 263]
| |
den trekken ze een vaste wedde van ons, onder voorwaarden, dat ze op de vergaderdagen present moeten zyn, wat lucrative bezigheden hen daar van zouden mogen aftroonen, en dat ze met hunne aanzienlyke Collegaas te Parys eene onafgebrooke briefwisseling zullen onderhouden, op dat wy zonder fouten de eersten van alle nieuwigheden onderricht mogen zyn. Voor deze reis zal ik het hier by laten blyven, onder beloften van u in het kort een schets te geven van 't Character van onze voornamste leden, en een beschryving van onze wetten, exercitien en dagelyksche bezigheden, blyve &c.
Gunomime Secretaire de la Societé galante.
Ik beken, dat ik tot nog toe verwaarloost heb schetsen van diergelyke societyten aan myne Lezers te vertoonen. De reden daar van is, dat ik tracht met oordeel van myne Engelsche modellen myn [111] gebruik te maken; 't Is waar dat de meesten van die Britsche stukjes vol geest en vinding zyn, en met de oordeelkundigste aardigheid zekere ongerymtheden beschimpen. Dog die wyze van berisping heeft veel meer vat op de Engelschen als op ons. 't Is een volk dat; hoe bekwaam het ook zy, door redeneering tot de diepste wysheid door te dringen, echter door een ongetoomde drift voor een onbezonne vryheid, zyn humeur 't minste gewelt niet wil aandoen, en alle andere natien in ongehoorde grillen, kueren en dweperyen overtreft. De gelykvormigheid nu van yder byzondere gril, doet alle die genen, die 'er mee behebt zyn, en elkander kennen, als door eene natuurlyke attractie t'zamenvloeyen, en zig in een particulier ligchaam vereenigen. Hier door geschied het, dat mogelyk in de eene stad Londen duizenden van diergelyke Societeiten, aldaar Clubs genaamt, gevonden worden, die als door onzigtbaare koorden dagelyks tot haare bestemde vergaderplaatsen getrokken worden. 't Is derhalven onnodig veele bewyzen te verspillen, om te doen begrypen, dat de verciering van vaste gezelschappen van den zelfden aard, de algemeene smaak treffende, in 't gemelde land een byzondere aangenaamheid heeft, die onze verschillende gewoontens ter grooten deele moeten doen verdwynen. Immers is het zeker, dat onze zogenaamde Collegien, nevens de aparte kamers in Koffyhuizen zeer wezentlyk verschillen van de meeste Britse Clubs, gelyk blyken zal uit de lang beloofde beschryving van de eerst gemelte vergaderingen, met dewelke | |
[pagina 264]
| |
myne harssenen werkelyk bezig zyn. Verders zal ik aanmerken dat de grootste meenigte der Lezeren een misselyke bevatting hebben van de navolging van treffelyke modellen. 't Is of een [113] Hollandsche Spectator niet goed kan zyn, of hy moet in alles op de leest van den Britschen geschoit wezen, daar het nochtans zeker is dat de verandering van tyd en plaats door een verstandig Schryver noodwendiglyk moet in agt genoomen worden, en zyne voorgangers alleenlyk dienen geimiteert te worden in 't geen voor de algemeene smaak goed en behaaglyk is, of tot de byzondere smaak van ieder landaard, zonder dwang, door verandering van saucen,Ga naar voetnoot1 kan overgebragt worden. Het zelfde dwaas oordeel straalt ook door in de schryfwyze van zekere Autheurs, die vrugtelooze poogingen aanwendende om den Engelschen trant, aangaande dit slag van werkjes zig eigen te maken, wonderen denken te verrigten, wanneer ze hun papier met droomen, Allegorien, en versierde societeiten opvullen, en, met verwerping van het pit, de schors alleen gebruiken. Dat slag van Schryvers stel ik by zekere jonge Advocaatjes, die zig verbeelden zig treffelyk uit te slooven, en op den rechten weg te zyn om de welspreekendheid der beroemste pleiters te bereiken, als het hun maar gelukt op derzelver wyze de Paruik te zetten, den hoed af te neemen, te snuiten, te rocchelen, en Edele Mogende Heeren uit te galmen. Dit zal my aanleiding geven om 't ware onderscheid aan te tonen tusschen navolging en naâping. [113] |
|