De Hollandsche Spectator
(2001)–Justus van Effen– Auteursrechtelijk beschermdAflevering 196-240: 11 september 1733 - 12 februari 1734
[pagina 197]
| |
Het college van Regenten.
| |
[pagina 198]
| |
No. 216. Den 20. November. 1733. De Hollandsche Spectator.
Turpiter audent.Ga naar voetnoot1
juven.
IN het doorreizen van twee nabuurige Koninkryken bespeurt men een zeer merkwaardig onderscheid in de behandelingen die men by de twee Natien ontmoet. Onder de eerste vind men dierbaare overblyfzelen van de oude Gastvryheid, die van 't gantsche menschdom als een eenig huisgezin scheen te maken; Zo dra iemand die 'er fatzoenlyk uitziet by dezelve te voorschyn komt, zou men zeggen, dat ieder lid van 't volk een byzondere last had van hoger hand, om de eer van den ganschen landaard omtrent den Vreemdeling waar te neemen. Ieder voorkomt hem met alle mogelyke beleeftheden, bied hem zyn dienst aan, en zulks niet als een bloot compliment, maar uit eene oprechte gulhartigheid; ieder zal hem met raad en daad bystaan, en niet zelden zyne eige zaken daar laten, om hem te recht te helpen, en alle gelegendheden van vermaak te verschaffen. Men onderzoekt niet, of hy edel, ryk, of aanzienlyk zy, indien hy verdraagelyke zeeden heeft is het alles [42] wel; Hy is overal welkom, en zo dra hy maar eens in een fatsoenlyk huis kennis heeft gemaakt, kan hy, zo 't hem lust, alle dagen, zonder gevraagt te zyn, zig aldaar aan tafel plaatzen, en hoe meer, en hoe vryer, hy 'er zig van bediend, hoe meer genoegen hy aan den Heer van 't huis zal veroorzaken; Hy vind als een nieuw vriend in elk, dien hy in zo een huisgezin ontmoet, en wel haast is hy in twintig familien op dezelfde voet van broederlyke gemeenzaamheid. De bloote naam van Vreemdeling behelst by dit aanvallig volk een voorrecht, dat overal erkend en geeerbied word. 't Zelve opent voor des Reizigers leer- | |
[pagina 199]
| |
zugt alle boekzalen, en kunstkabinetten, en ontgrendelt voor zyne nieuwsgierigheid de geheimste vertrekken der Vorstelyke Paleizen, en lusthoven. Geen Amptenaar zou hem dit vermaak durven verkoopen, zonder gevaar te loopen, van zyns meesters gunst, en zyne bediening te verliezen; Op Koninklyke feesten zelf, waarin de grootsten van 't ryk alleen deel mogen hebben, zal hem niet zelden een plaats, aan aanzienlyke Landzaten geweigert, met de vriendelykste heusheid worden toe gestaan. In het ander ryk in tegendeel schynt een Vreemdeling ieder in de weg, behalven de genen, by wien hy zyn geld verteert; hy word overal met stuursheid en zelf met veragting, en als met de nek aangezien; Waar hy ook zyne nieuwsgierigheid tracht te voldoen, de hand moet geduurig naar de zak, en 't gezigt van alles, dat zyn keurig oog behagen kan, word hem ten duurste verhuurt. 't Is my van harten leet rondborstig te moeten bekennen, dat een vreemdeling in de meeste onzer steeden niet veel vriendelyker onthaal ont[43]moet? Hy zal juist in 't wezen onzer landgenooten geen trotse versmading vinden; Dog hy bespeurt 'er in eene koele agterhoudendheid, die bykans op zyn lust tot vermaak dezelfde onaangename uitwerking doet. Geen gemeene of byzondere gebouwen van aanzien, geen pragtige Landhuizen of ze strekken hem tot een toorn van Danaë,Ga naar voetnoot1 en kunnen alleen door goud geopent worden; dog 't geen hem het meest aanstotelyk, en ongerymd voorkomt, voornamentlyk in geval hy van de beschreeve gastlievende Landaard is, bestaat in het laaghartig gebruik, 't welk de gewoonte aan onze aanmerking ontrekt, en door 't welke zo inboorlingen als vreemden, geparst worden, willen ze niet voor karig en onbeschaaft doorgaan, zo dikwils als ze zelfs op eene vriendelyke maaltyd vergast zyn geweest, hunne verteering rykelyk in het uitgaan te betalen. Wat kan 'er schandelyker bedagt worden, als dat, zo dra men van den onthaler afscheid heeft genoomen, men aan de voordeur een knegt of meid ontmoet, die met een ope hand gereed staat, met een begeerlyke tronie van ieder der gasten contributie schynt af te vorderen, en aan welkers geduurig veranderend gelaat zonder moeite te zien is tot wat trap hy over 't gewicht van de verscheide giften voldaan mag zyn. Zo een wandrogtig misbruik word niet alleen van de Meesters en Vrouwen door den vinger gezien, maar de inhalende boden worden door dezelven niet zelden daar in gesterkt, en aan- | |
[pagina 200]
| |
gemoedigt. Ik ken zelf zekere Vrouwtjes, die zo dra de vrinden vertrokken zyn, den ontfanger by zig roepen, en hem met de grootste nauwkeurigheid afvragen, hoe diep ieder in de beurs getast heeft, en door het verheffen van [44] de edelmoedigheid van den een, en het laken van de zuinigheid van den ander haar volk gewennen, om haare goede vrienden te agten, te ontfangen, en te dienen, naar mate zy reden hebben, om op een ryke belooning te hoopen. Ik heb meer als eens de wrange vrugten van die onbeleefde gewoonte gesmaakt; Verre van gieriger, te zyn als een ander, kan ik zonder eige vleyery betuigen, dat ik van kindsbeen af, tot andere dingen myne oplettendheid wendende, noit de rechte waarde van het geld ter deege gekend heb; Dog tot myn ongeluk heb ik met veele geletterde luiden gemeen, dat ik vry wat afgetrokken van gedachten ben, eene onaangenaame hoedanigheid, die door een wys Man met alle mogelyke poogingen behoorden te worden tegengegaen, hoewel ze dwaaslyk geaffecteert word, door menschen, die zig verbeelden, dat die afwezentheid van aandagt onfeilbaar, als het Character van een ongemeene geest zal aangezien worden, en die niet weten, dat dezelve zo wel door niets, als door veel te denken word veroorzaakt. Hoe het ook zy, door dit gebrek is het my dikmaals gebeurt, dat ik in huizen, daar ik gemeenzaam verkeerde, na het scheiden van 't gezelschap, met den een of den ander aan de praat geraakt, de bedelende lackai verscheide ryzen na den ander, zonder op hem de minste acht te slaan, voorby ging; Men kan gemakkelyk bevroeden, dat ik hier door by 't gansche rot der domestiken in een kwaad blaadje moest koomen te staan. Ook kon ik niet missen duidelyke bewyzen daar van dagelyks te bemerken, zonder echter te kunnen in 't hooft krygen, wat 'er de oorzaak van mogt zyn. Niet alleen wierd ik altyd met een gefronst voor[45]hooft van dat volkje ontfangen, maar ik wierd ook aan tafel zo slegt en slordig gedient, dat ik wel zes maal iets moest eyschen, eer men zig verwaardigde 't zelve my te geven. Zulks kwam my des te wonderer voor, om dat ik van der jeugd af aan door een' beschaafden Vader gewend ben over eens anders boden nooit den meester te speelen, dezelven eer op eene verzoekende, dan beveelende wyze te behandelen, en nimmer de minste dienst van hen te ontfangen, zonder hen beleefdelyk te bedanken. Ik zag egter, dat terwyl ik verwaarloost wierd, anderen met lustigheid en iever wierden opgepast, en dat ze op de blote woorden, hier jy; wyn, hier; een vork, een leepel &c al | |
[pagina 201]
| |
't volk voor hun deeden vliegen. Deze onderscheide agteloosheid omtrent my ging eindelyk zo grof, dat de onthaler zulks merkende, zyne onbeschofte knegts meer als eens toegrauwde, waarom ze my 't een of 't ander, 't welk ik van hen tot verscheide reizen gevordert had, niet terstond en gaven; Dog deze welverdiende bekyving wierd te leur gesteld, door de laffe verschooning, dat ze 't geen door my gezegt was geweest niet gehoord, of niet regt verstaan hadden. Eindelyk door een boezemvriend wegens myne onoplettendheid gewaarschuwt zynde, vond ik goed aan de ontfangende knecht, op eene ryze zo veel als anderen op vier of vyf keeren in de hand te duwen, en hem met een vriendelyke toon toe te voegen, dat ik juist altyd niet en dagt om iets te geven, maar dat hy, als ik het mogt vergeeten, zig verzekeren kon, dat ik het op anderen tyd wel goed zou maken. Dit gezeg, 't welk een zekere agtbare zwier had van een zorgeloze edelmoedigheid, die niet gewoon is tot kleine gaven zig te verneederen, deed my van dat volkje als iets buitengemeens eerbieden; Noit heeft men schielyker verandering gezien, dan die door dit middel in hun gansch gedrag wierd veroorzaakt; Ik stak zelfs, in korten tyd, de prompte betaalers van die belasting oogenschynlyk de loef af, en ik wierd gedient, eer ik den tyd had van iets te eischen. Ja als Myn Heer niet t'huis was, dog haast verwagt wierd, noode men my vriendelyk om egter in te komen, [46] en de beleeftheid ging zo ver, dat my een stoel in 't voorsalet, of wel 's winters by een goed vuur wierd aangeboden. Deze yverige gedienstigheid openbaarde zig voornamentlyk, wanneer ik wat langer als naar gewoonte met het afdoen van de Reekening slofte, en dit vlytig oppassen, verzelt met een zoort van neerslagtige eerbied, was in die gelegendheid als een heusche manier van my te manen. Dusdanige impost gesteld pro rato op het genot, van Collations,Ga naar voetnoot1 Gastmalen, hoe laag en troggelachtig dezelve mag schynen, is nog eenigzins verdragelyk voor menschen, die 't 'er niet op aankomt; Dog van de uiterste hardigheid voor luiden, die gaarne fatsoenlyk voor den dag komen, en om dit hun oogmerk te bereiken, gedwongen zyn, zig by zig zelven deuntjes te behelpen. Aristus, een myner dierbaarste vrienden, heeft zig nog onlangs onder dat sober slag van eerlyke luiden gevonden, 't Is een doorgestudeerd jongman van een meer als gemeene geboorte, die het middelmatig goed, van | |
[pagina 202]
| |
zyne ouders aangeerft, vry wat, door de onmydelyke onkosten van het Academisch leven, op hoop van door zyne bekwaamheid wel haast die schade te vergoeden, heeft doen inkrimpen; Het grootste deel van het overschot wierd door hem wyslyk besteed, om, hoewel zonder de minste pracht, net en proper in kleederen, en linden te voorschyn te komen, en zig daar door in staat te stellen, om met luiden van aanzien, die hem voort konden helpen, in een' gemeenzamen omgang zig in te wikkelen. Wat het overige van zyn nooddruft betreft, behielp hy zig met de naauwst gezette zuinigheid, altyd zorg dragende, om tegens de rechtvaardigbeid zig niet in schulden te steken; en tegens de edelmoedigheid zyne vrinden in 't minst niet tot een last te zyn. Langen tyd heeft die schrale levenswyze door de gewoonte hem eigen, en gemakkelyk geworden, de geringste invloed niet gehad op zyne natuurlyke blymoedigheid, die de deftigheid van zyne verdienste de aangenaamste bevalligheid byzet, en dezelve aan ieder, die 't geluk heeft van hem te kennen, smaakelyk maakt. Dog eenigen tyd geleeden be[47]speurde ik in zyn humeur eene zigtbaare omkeering, welkers blyken, hoe zeer hy zulks poogde te verbergen, door een gefronst voorhooft, en een geduurig gebaar van ongerustheid, aan zyne levendige geest ontsnapten, en my tot aan de ziel troffen, zonder dat ik 'er de oorzaak van kon navorschen. Dog op zekeren avond hem als geparst hebbende, om ter verdryving van zyne ongewoone mymering, een glaasje meer, als gemeenlyk, te drinken, lukte het my agter 't geheim te komen. 't Hooge woord kwam 'er uit, en door 't geweld, 't welk hy op zyn groothartige ziel oeffende, nu rood dan bleek wordende, sprak hy aldus tot my, dog onder voorbeding van eene volstrekte vertrouwendheid: Gy zyt niet onbewust dat ik gansch niet overvloedig van de goederen des geluks ben medegedeeld; Maar het zal u buiten twyffel onmogelyk zyn geweest te raden, dat ik nauwlyks zes hondert guldens jaarlyks te verteeren heb. Zeedert drie jaren nogtans, kan geen Vriend my verwyten, dat ik hem een duit ontleend heb, en geen winkelier of ambagtsman, dat ik hem onbehoorlyk heb laten wagten, of iets van zyn' wettige winst heb afgeknevelt; Dog zedert weinige maanden vind ik my, zonder myn schuld, buiten staat om 't hoofd boven water te houden, en onbekwaam om het rond te schieten, waar door ik van mismoedigheid dag nog nagt rusten kan. Uw zeggen komt my wonder voor, myn vriend, was myn antwoord; Ik had my net het tegendeel verbeeld, en niet getwyfeld, of uwe gemeenzaamheid met den deftigen en vermogende Philarethus (boven de welgegronde verwagting van wel haast | |
[pagina 203]
| |
door zyn gunst tot een braaf ampt te komen,) moest een aanzienlyke verlichting aan uwe grootmoedige spaarzaamheid verschaffen, vermids zyn huis en tafel zo in de stad als op het land t'uwen dienst zyn, en gy dezelven, tot zyn grootst genoegen, meer als de uwe gebruikt. Dit is juist, gaf hy my tot bescheid, 't geen my in den grond boort. Myn hart, en, zo ik my verbeeld, myn belangen dwingen my, om niet minder als een ander in die gelegendheden te willen wezen, en 't geen ik telkens (zonder dat de vriendelyke Heer, [48] die gelyk de meeste grooten, ieder na zyn maat gewoon is te meeten, daar op acht kan nemen,) aan de boden vereer, bedraagt driemaal zo veel, als de maaltyden, die my t'mynent zouden vernoegt hebben, en op een effen bodem doen blyven. Met de grootste moeite deed ik hem op deze bekentenis eenig onderstand aannemen, 't welk hy my, nauwlyks veertien dagen daar na, door de gunst van zyn treffelyke Mecenas, een fraye bediening erlangt hebbende, op het spoedigste, en met alle mogelyke tekenen van eene oprechte erkentenis, weder ter hand stelde. 't Is te vreezen, dat 't geen ik van dit oneedel gebruik hier ter neder heb gesteld, my den haat op den hals zal halen, van 't geheele dienstbaar volk, 't welk by ons zeer respectabel is, niet alleen wegens zyne menigvuldigheid, maar ook wegens zyne toekomende aanzienlykheid, als zynde de vrugtbaare kweekhof, waar uit dagelyks zo veel Heeren en Dames voortgroeyen; Dog myn meening is gansch niet het snoeimes omtrent desselfs profytjes te besteeden; Dit misbruik zou kunnen worden uitgeroeit, zonder hunne voordeelen na zig te sleepen, en zonder nochtans hunne meesters tot grooter onkosten te verplichten; Om dit uit te werken behoefden dezen maar zamen te spannen om hunne domestiquen op 't ernstigste te verbieden eenige de minste gift van de gasten aan te nemen, en ieder van zyn kant een overslag te maken wat zyn boden omtrent jaarlyks daar by tot noch toe hebben opgestooken. Dit zommetje zou tweemaal 's jaars onder de bediendens kunnen verdeelt worden, 't welk dezelve op een byzondere wys aan hunner Heeren edelmoedigheid zou verbinden. Zodanig middel zou zelfs hooglyk dienstig zyn, om derzelver iever aan te spooren, en malkander de eer te doen betwisten, van hun Meester het best op te passen, dewyl hy 't recht hebbende van gemelde zom by ongelyke portien uit te deelen, dezelven evenmatig zou kunnen maken, met ieders vlyt, trouw, eerlykheid, en deugdzaam gedrag. [49] |