De Hollandsche Spectator
(2001)–Justus van Effen– Auteursrechtelijk beschermdAflevering 196-240: 11 september 1733 - 12 februari 1734
[pagina 145]
| |
No. 209. Den 26. October 1733. De Hollandsche Spectator.- - - - - O noctes, caenaeque Deûm!Ga naar voetnoot1
hor.
TOt nog toe weet ik niet, dat iets in myne Vertogen met zo een algemeene goedkeuring is geleezen geworden als de gemeene Mans vryagie van Kobus en Agnietje,Ga naar voetnoot2 met deszelfs voornaamste omstandigheden en gevolgen. Verstandige luiden hebben in de natuurlykheid, verscheidenheid, levendigheid, schikking en t'zamenwerking der Characters, gedacht te vinden, 't geen dat de Latynen noemen vis ComicaGa naar voetnoot3 en dat eigentlyk de aandagt en de belangneeming in een blyspel by trappen doet groeyen, en de hartstogten meer en meer gaande maakt; Een myner dierbaarste vrienden die een zeer vierige verbeeldingskracht bezit, dog door een treffelyk oordeel bestierdt, en die de eer van een onbeweeglyk gemoed te hebben aan den Ga naar voetnoot* noit schreyende Pluto, en zyns gelyken overlaat, heeft my bekend, dat de onverwachte edelmoedigheid van die goede sloof van een Motje zo krachtdadig op zyne harssenen gewerkt heeft, dat hy met zyn hart als toegeschooten is, om het hupsche besje te omhelzen, en zig niet heeft kunnen onthouden van met het schreiend gezelschap vreugdetraanen te storten. [226] Voor tegenwoordig wil ik bezoeken of ik den Lezer eenig vermaak kan aandoen, met een' afbeeldzel van de gewoone manier van vryen onder burgerluiden van een verheevener zoort, zo als Chirurgyns, ordinaare win- | |
[pagina 146]
| |
keliers, orlogiemakers, kleermakers, van de Jonkertjes en Dogters welkers staat ten naasten by met de hunne overeenkomstig is, in een woord tusschen Meisjes, die met den naam van Juffrouw vereert worden, en Messieurtjes die behalven den degen, Zondags als Heeren voor den dag komen, en, gelyk ik in een ander Vertoog aangetoont heb, malkander in gezelschap, den tytel van Myn Heer, naar 't nieuwste gebruik, onmooglyk weigeren kunnen, en daarin stiptelyk door de Juffertjes worden nagevolgt. Men weet dat 'er onder de slag van luiden, die, zo ze met fatsoen door de waereld willen komen, de gansche week door, hunne affaires moeten waarnemen, geen geregelde gezelschappen op bestemde dagen, die tot de vryagie tusschen eigentlyk zo gezegde Heeren en Dames zo een gemakkelyke aanleiding geven, in zwang gaan, en dat de byeenkomsten des zondags meest onder de naaste vrienden bepaalt blyven. Daar moeten derhalven andere middelen van kennismaking in het werk worden gesteld, en zulks gaat als van zelfs tusschen buurkinderen, wanneer men 's avonds op de stoep in het nagtgewaad een lugtje schept, en buurvryer eens overloopt, om aan een meisje te vertellen, dat het uitsteekend fray weer is, en daardoor, zo als Jacob met het aansteeken van zyn pypje, occasie tot een vrindelyk praatje zoekt te krygen, en allengskens tot grooter en grooter gemeenzaamheid tracht te komen; Ik heb ook, in myn jeugd, in myne geboorte-stad opgemerkt, dat een begraafenis van een ryke dogter, door jongmans van de buurt ge[227]dragen, bekwaam was om gelegentheid tot vryery, en daaruit spruitende huwelyken te verschaffen. In diergelyk geval was het de gewoonte, dat de buurvryers rykelyk beloond voor de eer de overleede aangedaan, 't gelt niet in de zak wilden steeken, nog met malkander verteeren, maar na den breeden raad gespannen te hebben, ieder een buurmeisje gingen verzoeken, om hen daar in te verzellen, en te helpen. 't Zoude voor eene schandelyke norsheid in de ouders doorgegaan hebben, indien ze zulks hadden willen weigeren, zo dat op gezette dag, ieder Monsieur zyn Juffrouw afhaalde, en zomtyds twee dagen agter den ander, al zou ieder van de vryers uit zyn zak nog een zoet stuivertje 'er by gelegt hebben, 't gansche gezelschap deftig getracteerd wierd, en zig uit de borst verlustigde. Dit had ordinaar een aangename nasleep, vermids de Juffers, met toelating van de oude luiden, om haar erkentenis wegens de eer en 't vermaak haar aangedaan, ieder op haar beurt 't heele gezelschap, | |
[pagina 147]
| |
op een zoet CollationnetjeGa naar voetnoot1 onthaalde. Zo dat op deeze wys het huwelyk uit het graf, en het leven, als uit de dood, voortvloeide; Dog de gemeenste aanleiding tot de vryery onder menschen van het beschreeve zoort spruit uit de huwelyken zelf, die de beste geleegendheid der waereld geven aan de speelknegts en speelmeisjes,Ga naar voetnoot2 al hadden ze zig noit van te voren gezien, om onderling in een schielyke gemeenzaamheid te raken. Zo lang als de geboden duuren, zyn de jonge luiden bykans heele dagen by den ander, en vermids zy niet eigentlyk op den voet van vryer en vryster met malkander omgaan, ('t geen ordinaar de Juffertjes de uiterste omzigtigheid en ingetoogenheid inboezemt, om haar nederlaag te bezwaarder, en daar door aan de overwinnaars te dierbaarer te maken) leeft men onder[228]ling, in een eerbaare, dog ongedwonge vryheid. Men is dagelyks met malkander vrolyk, en dat met minder ceremonien, dan onder de luiden van grooter aanzien: Men speelt wel eens een scherrewenseltje,Ga naar voetnoot3 dog dat duurt niet lang; men vind van beide de kanten een levendiger vermaak in het te borde brengen van zekere spulletjes, daar ieder zyn geestigheid kan betoonen, en daar panden verbeurt worden, die gemeenelyk door menigvuldige en ongeweigerde zoentjes, gelost worden. De nagt van het palmknoopenGa naar voetnoot4 is voor al niet onverschillig om dieper en dieper in eene aangenaame familiariteit in te dringen; De Juffertjes gaan zig met die geleegendheid ordinaar eerst ontkleeden en begeeven zig tot die zoete bezigheid, in een net en zindelyk nagt-gewaat, die den meesten tyd haar meer bevalligheid byzet, als eene geregelde en gestudeerde opschik. In die zoete omstandigheden opent alles de harten, tot vreugd en tederheid, de oorzaak van de byeenkomst kan niet missen, een streelende indruk op de gemoederen van de zoete sexe te maaken, en dezelve het komen van haar beurt, op het aangenaamst, voor oogen te stellen. Al het geen ondertusschen haar behendige vingers verrigten, terwyl de speelknegts de rol van handlangers speelen, en de groente sorteeren, geeft de laatsten eene gunstige aanleiding, om de aardigheid van hun verstand te doen gelden, en de frayste zinspeelingen, | |
[pagina 148]
| |
die ze kunnen uitleveren, op alles, wat door de zoete Juffers uitgevoerd word, voor den dag te brengen. Zelden zyn de Meisjens in een zoeter luim als in die occasie, vermids in 't gemeen de bereidzelen tot vreugd, de verbeelding, met liefelyker aandoening streelen als de verwagte zakelykheid zelf. Om de oogjes van den slaap te bevryden, moet het zoete werk nu en dan door vrolyke tusschenpozingen afgebrooken worden; Nu en dan moet 'er een kop koffy, en een glas wyn worden gedronken, en de zinnen moeten door een spulletje, eene lugtige rondendans, en 't een of 't ander ravotterytje levendig worden gehouden. Dit duurt gemeenelyk tot 's ogtens, wanneer 't gezelschap om uit te rusten, en fris tot het bruiloftsfeest te kunnen naderen, zig naar huis begeeft. Op het zelve, gelyk ook op de partytjes van vermaak, die voorgaan en volgen, bestaat de groote Galantery van [229] de speelknegts, in het gedienstigst oppassen, der geene die ieder te beurt gevallen is, dat kan uitgedagt worden, en die daarin in 't geringste te kort schoot; zou onder de welleevenden niet genoernt mogen worden; door zulks word de conversatie ook niet weinig ondersteund; Heeft de Juffrouw nog vuur in haar stoofje? Kan ik de Juffrouw nog dienen met een kopje koffy? Ey lieve Juffrouw laat ik je nog een stukje taart op je bord leggen: Ik bid je drink tog je glaasje eens uit, of laat ik het ten minste eens wat ververschen; Ik verzoek je proef de roode wyn ook eens, mogelyk zal hy je beter monden als de witte, enz. Deze praatjes worden onophoudelyk gehoort, en indien de zoete kinderen het tiende deel aannaamen, van 't geen haar word voorgedient, ze zouden voor tien dagen overvloedig te drinken, en te smullen hebben. Zo lang die vreugde gaande blyft, is het een bestendig gebruik dat ieder Jongman zyn Juffertje zo vast aankleeft, schoon een ander hem meer mogt behaagen, dat de zyne te verwaarloozen, om een ander eenige dienst of vriendschap te bewyzen, niet alleen voor eene groove ongemaniertheid maar zelfs voor een zoort van ontrouw zou te boek gestelt worden. De gezegde gemeenzaamheid, en aanleiding tot vryery krygt geen geringe aanwas in de partytjes die de bruiloft naar zig sleept, wanneer dikwils de jonge luiden alleen, zonder, of met weinig oude waarneemers van hun gedrag, met ChaisesGa naar voetnoot1 en PhaetonsGa naar voetnoot2 een visje gaan eeten; De oope lugt geeft een natuurlyke neiging tot vryheid, en in die geleegentheden word by de burgermeisjes, die door den bank minder ag- | |
[pagina 149]
| |
terhoudend en rondborstiger zyn, dan Dames van meer fatsoen, al een knap glaasje gedronken, en dat diergelyke vermaakjes in onze landaard tot geen verderfelyker gevolgen leiden, moet aan eene byzondere kuisheid, in de Juffertjes, of aan eene byzondere heusheid, zo niet blooheid, in de Monsieurtjes toegescbreeven worden. In alle de burgervryagies nu, is het eerste openbaare teken, dat een jongman bek op een meisje heeft,Ga naar voetnoot1 dat hy haar 't een of 't ander stilletjes ontfutselt; 't zy een kussentje, een naaldekookertje, een lindje, of wat hy ook maar meester kan worden; Dog het liefst een waayer, want daar kan hy mee gaan pronken, en wanneer hy by [230] zyn makkers denzelve voor den dag haalt om 'er wat handgebaar mee te maaken, dezelven daar door overtuigen, dat hy op de galantery gevat is, en by de Juffers zig aangenaam weet te maken. Trouwens fatsoenlyke Heertjes, die karsvars van de Akademie komen, hebben met die aardigheid ook niet weinig op, en vinden grooten geest en een wondere aangenaamheid in 't een of 't ander niet alleen hunnen maitressen, maar al de Juffers, met welken zy omgaan, te ontvreemden, om 'er den gebraaden haan mee te speelen, en dewyl zulks niet verder ziet, durve ik met al de eerbied, die hun verschuldigt is, zeggen, dat de lompste boerejongen tot dusdanige galantery als zo bekwaam is, als een student, die door zyn tytel van Candidaat 't recht heeft verkreegen van op de saletten te komen, en daar op zo hoogmoedig is, dat hy 'er den mond niet van toe kan houden, en overal, zelfs by zyn Hospes en Hospita, zwetst, dat hy met die Dame gespeelt, en met die andere gewandelt heeft; Dog die galante rovery heeft by verliefde burgerszoontjes eene particuliere inzigt. Hoewel het Juffertje gansch niet onbewust is, waar haar meubeltjes gebleeven zyn, zoekt ze de zelven zeer ernstig, waar ze wel weet, dat ze niet te vinden zyn; Dog kwanzuis onverhoeds 'er agter gekoomen zynde, geeft ze een Neef, of vrindinne last om het Heertje van haren 't wegen te zeggen, dat ze van goederhand onderrigt is, dat hy, en niemand anders, haar wayer, snuifdoosje, of Eau de la Reine-flesje, geknarpt heeft,Ga naar voetnoot2 dat ze zulks zeer impertinent vind, wel degelyk 'er over gestoord is, en hem wel nadrukkelyk verzoekt, het zelve haar weder te doen behandigen. Hoe spytiger nu die boodschap is, en hoe meer ze naar een heevige gramschap zweemt, hoe grooter hoop 'er is voor een Jongman, | |
[pagina 150]
| |
die weet wat 'er in de burgerwaereld omgaat, dat die boosheid niet diep in 't hart van 't meisje zit, en dat ze niet ongaerne de gemaakte kennis met hem zou onderhouden. Hy belooft dan, dat hy zelfs met den eersten het Juffertje voldoening zal geeven, en om haar kwansuis te stillen gaat hy haar een visite geven, verzoekt nederig vergiffenis van zyne misdaad, en na eenige tegensparteling, om dit geliefde roofgoed niet zo ligt te laaten slippen, geeft hy het haar weder, of zo het een lintje is, bid hy op het ernstigste het [231] te mogen behouden, en zo hem zulks word toegestaan, en hem vergunt 't zelve, 't harer eere, en als haar levery,Ga naar voetnoot1 aan zyn rotting of orologie te dragen, denkt hy de zaak half gewonnen, en twyfelt niet, of een gedeelte van haar hart is aan dien behaaglyken buit vast gehecht. Dog doet het meisje weinig of geen moeite om weder aan 't haare te komen, dan mag hy wel verzeekerd wezen, dat zyn persoon haar vry onverschillig is, en dat zyn haring 'er niet en braadt. Daar is nog een tweede manier zeer gebruikelijk in dat zoort van burger jonge gezelschappen om de eens gemaakte kennis te onderhouden. Een jongman zingt een liedje, dat aan de meisjes, zo om de woorden, als om het wysje zoet voorkomt; 't Juffertje, daar hy zyn oog op geslagen heeft, betoont, dat z'er groot behaagen in schept; aanstonds mist hy niet haar te presenteeren, 't zelve voor haar uit te schryven, en 't haar met den eersten te brengen. Het beurt ook wel dat het vrystertje op verre na zo veel agting voor het liedje als voor den zinger niet hebbende zyne aanbieding voorkomt; Zy, Myn Heer, dat is waarlyk 't zoetste deuntje, dat ik in langen tyd gehoort heb; 't airtje ende zin staan me even wel aan; Weest zo goed van het voor me eens uit te schryven. Men kan gemakkelyk denken, dat zo eene zoete occasie van 't Juffertje een nader bezoek te geven, geenzins word verwaarloost. Nu weet men, dat de meeste deuntjes, die 't geluk hebben van dusdanige toejuiching naar zig te trekken, in onze hedendaagsche waereld, in dat slag van byeenkomsten, Fransche airtjes zyn, die al een mode vyf zes ten agteren zyn geraakt; Fransche airtjes zeg ik, want de Nederduitsche staan maar te boek voor Canailleuse straatliedjes, en de meeste jonge lui van burger fatsoen gaan tegenwoordig zo lang in de Fransche school (daar de Fransche kinderen haar moedertaal vergeeten, of voor 't minst bederven) tot vader en moeder, die in hun jeugd zo eene zwierige opvoeding niet gehad hebben, en nauwlyks een woord van die al- | |
[pagina 151]
| |
gemeen geworde spraak verstaan, ieder een gelooven te kunnen verzekeren, dat hunne kinderen 'er Fransch zo wel verstaan als 'er Duitsch. Derhalven moet het Fransch wezen, zal het behaagen. Dog die deuntjes, by de uitschryving hoe nader ingezien, hoe [232] min verstaan zynde, worden naar ieders zinlykheid, en taalkunde zo verstaanbaar gemaakt als het hem mogelyk schynt, en na de derde of vierde uitschryving bevinden ze zich zodanig mishandelt en gerabraakt, dat ze voor iemand, die de taal magtig is, start nog steelGa naar voetnoot1 van 't oorspronkelyke over hebben, en het onmoogelyk is de zin daar van te raden, ten zy men by geval van te voren 't origineel gekend heeft, of het daar na by geval ontdekt. Ik zal hier in het voorby gaan aanmerken, dat het door reden, en ondervinding altyd by my, als een baarblykelyk teken van onverstand doorgegaan is, dat iemand zingt of reciteert iets, in wat taal het ook zyn mag, dat hy niet begrypt, of dat niet begrypelyk is; Dit geschiet egter veel, en derhalven is het klaar, dat het getal der zotten niet gering is. Dog dat is in dit geval even veel; 't Aardig liedje word, zo goed en zo kwaad als men kan, voor het begeerend Juffertje gecopieert, en haar, eer zelfs als zy gehoopt had, t'huis gebragt; Maar het zoete kind, wat ze doet of niet en doet, kan op het airtje niet komen; De vryer moet het haar derhalven op nieuws eenige ryzen voorzingen, en hoewel ze niet begrypen kan, daar ze andere airtjes zo ligt geleerd heeft, en zy een tamelyk goed gehoor heeft, hoe ze in dit geval zo bot kan zyn, zo mist ze nu in d'eene en dan in d'andere toon, en ze heeft de wys niet vast, voor dat het beminnelyk zingmeestertje haar duidelyk van zyn liefde heeft onderricht. Maar had ze dat geweeten, ze zou wel wyzer geweest hebben dan hem die moeite te vergen, en ze verzoekt hem wel ernstig, (met een vriendelyk wezen) noit zyn voeten weer in haar huis te zetten...... Dog hier schiet myn papier te kort. [233] |
|